De zomereik (Quercus robur) in bos, park en tuin
De zomereik is een tot de verbeelding sprekende boom die iets magisch heeft. De zomereik heeft een mooie grillige vorm en de bladeren staan wat rommelig en speels op de takken. De boom kan zeer oud en breed worden, soms wel tot 1000 jaar, en een stamomtrek van meerdere meters hebben. De vruchten van de boom worden onder andere door de Vlaamse gaai en de eekhoorn verspreid, zo kan de eik overal spontaan tevoorschijn komen, ook in menig kleine tuin. De zomereik maakt een rijk vogel- en insectenleven mogelijk, met het planten van een zomereik in de tuin of prak bewijst men de ecologie dan ook een grote dienst.
Inhoud
Een oude dikke eik /
Bron: JamesDeMers, PixabayVerspreiding en voorkomen
De zomereik behoort tot de familie van Fagaceae (napjesdragersfamilie) hiertoe behoort ook de beuk en de kastanje, en de zomereik behoort tot het geslacht Quercus. De zomereik is in Nederland algemeen voorkomend en weid verspreid. Het best groeit een zomereik op kleigronden of zware basische gronden maar ook op niet al te arme zandgronden is de boom te vinden zoals aan de randen van de Veluwe. Op te kalkrijke of te arme gronden gedijd de zomereik minder goed. De boom is veel te vinden in landschapstuinen, parken, landgoederen, en esdorpen zoals in Drenthe.
Een sterke soort
De zomereik is in bossen een sterke soort maar heeft wel grote grazers nodig om tijdens haar groei te kunnen concurreren met andere soorten als de beuk, eenmaal groot en volwassen laat ze zich niet meer snel verdringen. Pas als een zomereik door ouderdom omvalt zal er een open plek in het bos ontstaan en krijgen andere soorten weer een kans. Jonge zaailingen van de zomereik hebben in het donkere bos minder kans om op te groeien omdat ze vaak besmet worden met meeldauw, een schimmel. Grote grazers zorgen er voor dat er meer zonlicht op de bodem valt en dit is in het voordeel van de nieuwe eikenboompjes. Oorspronkelijk komt de zomereik uit Zuid-Spanje en Italië, momenteel groeit de eik in heel Europa tot aan de Kaukasus, maar komt ze minder voor in Spanje. De dikste eik in Europa staat in Zweden met een omtrek van veertien meter. Meer grote eiken zijn vooral te vinden in Engeland, Zweden, Polen en Duitsland.
Groeiwijze en leeftijd
De zomereik past zich goed aan omstandigheden aan, houdt het meest van voedselrijke vochthoudende grond maar kan ook op niet al te arme zandgronden leven, daar krijgt ze een andere verschijningsvorm dan op kleigronden, namelijk meer laag en vertakt. Het jonge eikje heeft eerst nog lang een struikvorm en gaat dan in het beeld op samen met andere echte struiken, pas later wordt een boomvorm bereikt. Bij jonge eikenboompjes is de bast nog glanzend en glad bruin tot grijs van kleur, maar oudere bomen vertonen een kenmerkende diep gegroefde bruine tot groenbruine schors. De groeven lopen in de lengterichting van de stam, vaak zit er ook wat mos op waardoor de kleur extra groenig kan aandoen. Op voedselrijke gronden bereikt de zomereik sneller een rechte boomvorm, het zijn niet alleen de omstandigheden die deze variatie in vorm bepalen maar het is genetisch vastgelegd. Al bij jonge exemplaren zijn de sterk afhangende takken van de zomereik goed te zien, de eik heeft dan ook op latere leeftijd grote zware en soms horizontale takken die de boom iets majestueus geven. Van alle eiken is het vooral de zomereik die deze grillige vorm vertoont. De zomereik wordt makkelijk 500 jaar oud, maar ook 700 tot 1000 jaar behoort tot de mogelijkheden. De echte lengtegroei vindt in de eerste 200 jaar plaats, daarna groeit de boom vooral in de breedte. De hoogte kan zo’n 30 tot 35 meter bedragen en soms zelfs 60 meter bij hoge uitzondering. De zomereik heeft diep reikende wortels, daardoor is de boom stormvast. De zomereik kan zeer breed uitgroeien tot 25 en soms 35 meter breed. De stamomtrek van de grootste exemplaren bedraagt 12 tot 14 meter, in Nederland staat een zomereik van 765 cm in omtrek in Laren (Gelderland).
Bron: Hans, Pixabay De bladeren
De bladeren van de zomereik kunnen 5 tot 15 cm lang worden, ze hebben aan iedere kant, heel kenmerkend, vier tot zeven paar grove ronde lobben. De lobben reiken tot in de helft van het blad en ook de inkepingen tussen de lobben zijn gerond. Het blad heeft korte steeltjes van maximaal 7 mm lang, dit is het grote verschil met de wintereik die veel langere bladstelen van 10 tot 25 mm heeft en bovendien meer spitser lobben heeft. Aan de bladbasis zitten nog twee kleine oortjes of oorvormige lobben. De kleur van de bladeren is donkergroen aan de bovenkant en blauwgroen aan de onderkant met weinig beharing. Nieuwe pas uitgekomen blaadjes zijn eerst nog roodbruin tot geelgroen van kleur. De bladeren lijken altijd wat speels en ongeordend op de takken te zitten, de bladstand is dan ook afwisselend, dat wil zeggen dat de bladeren niet tegenover elkaar staan. In de winter bevatten takken eivormige roodachtige kleine knoppen waarbij aan het uiteinde van een tak de knoppen in groepen zijn opgehoopt. In het voorjaar in april lopen de eerste bladeren uit en vanaf eind juni worden de tweede serie bladeren gevormd, het zogeheten Sint-Janslot.
Leven op en om de boom
De eik wordt ook wel de koning van het bos genoemd en als het gaat om het aantal soorten insecten dat er op leeft (ze moet de wilg nog net voor laten gaan) dan is deze titel begrijpelijk. Als gevolg van het feit dat de eik al zeer lang voorkomt in haar habitat hebben zich zeer veel insecten via evolutie kunnen aanpassen om op de eik te kunnen leven. Er komen zo’n vierhonderd insectensoorten voor op de zomereik, waaronder sapzuigers, bladeters en sprinkhanen. Maar denk ook aan rupsen, galwespen, bladluizen, mijten en houtmieren. Insectenetende sluipwespen en roofwantsen profiteren hier weer van. De koolmees en ander vogels leven weer van rupsen en kleine insecten, en spinnen van kleine insecten. Veel kleine zoogdieren eten de voedzame eikels van de eik en ook insecten.
Op de bodem
Schimmels en paddenstoelen leven op of rond de zomereik, in de dikke strooisellaag vinden ongewervelden hun weg. Doordat de zomereik veel licht doorlaat biedt dit ook weer kansen aan ondergroei van andere planten en dus ontstaan er weer goede nest- en schuilmogelijkheden voor dieren en vogels. Oude eiken zijn een goede omgeving voor vleermuizen, zoogdieren en nestelende vogels. De zomereik brengt met haar groei structuur aan in een bos met hoog ecologische waarde, het is niet alleen de koning van het bos maar ook de architect en dirigent.
Bron: Hans, Pixabay Bloemen en vruchten
Aan takken van het voorafgaande jaar ontstaan in het nieuwe jaar mannelijke katjes voorzien van meerdere bloemen met zes tot tien meeldraden, deze katjes hangen naar beneden. Aan dezelfde takken ontstaan uit nieuwe scheuten in de lente kleine vrouwelijke bloemen, welke elk in een klein schutblad op een behaarde steel zitten met meestal twee tot vijf bloemen aan een bladsteel. Het loont de moeite om in het voorjaar eens een keer goed naar de bloemen van bomen te gaan kijken, dit is zeer leerzaam. De eik is eenhuizig, maar niet tweeslachtig, dit betekent dat er op een bloem één soort geslacht voorkomt maar dat beide geslachten wel op dezelfde boom voorkomen.
Vrouwelijke bloemen
De bloeitijd van de vrouwelijke bloemen ligt in mei en juni. De vrouwelijke bloemen zitten met een tot maximaal zeven stuks op een steel. Elke vrouwelijke bloem heeft een driestijlig vruchtbeginsel, uit elk bloempje (dat aan de basis een napje heeft) ontstaat een vrucht, de eikel. Pas als de zomereik 20 jaar oud is zal deze vruchten gaan produceren. Ook eikels bevatten net als de schors veel looizuur en bovendien veel zetmeel, ze zijn eenzadig. Verspreiding van eikels gebeurt door de Vlaamse gaai, de bosmuis of de eekhoorn.
Looistoffen en houtgebruik
De zomereik is zeer rijk aan looizuur (gallotannine), dit beschermt de boom tegen insectenvraat. De bast van de eik werd veel voor leerbereiding gebruikt, daarom werden veel eiken aangeplant in eikenhakhoutbossen. Een eik werd dan om de tien jaar omgehakt en groeide daarna weer opnieuw uit. Om het looizuur te gebruiken werd de bast of schors van de eik afgepeld, gemalen en vervolgens aangelengd met water. Zo ontstond een mengsel waar de lederen huiden in werden gehangen en gelooid. De rest van het hout werd als brandhout gebruikt. De gedroogde bast van de eik wordt overigens eek genoemd, het laat zich makkelijk raden waar de naam eekhoorn vandaan komt. Het hout van de eik is van hoge kwaliteit, het buitenste spinthout is echter niet bruikbaar, maar de steeds breder wordende geelbruine kern (naarmate de eik breder wordt) is zeer goed bruikbaar en overtreft alle andere houtsoorten van Europese bomen. Met een gewicht van 650 tot 1400 kg per kubieke meter is eikenhout zeer zwaar, het behoort dan ook tot hardhout. Het wordt en werd onder andere gebruikt voor de scheepsbouw, spoorbielzen, houten vloeren, meubels, parket, wijnvaten, kuipen waar leer in werd gelooid en ook schepraderen.
Strooisellaag met vruchten /
Bron: Meineresterampe, PixabayDe zomereik in de tuin
De zomereik is een van de bomen die vanzelf in de tuin terecht komt, ten minste als er regelmatig Vlaamse gaaien een bezoek aan de tuin brengen. Wanneer een jonge zaailing in de tuin 'gespot' wordt is het enkel een kwestie van deze laten staan en laten groeien. De eerste drie, vier jaar zal de zomereik een klein struikje blijven, maar weldra wordt de groei goed ingezet en zal er een stam van vier, vijf centimeter dik ontstaan. Na vijf jaar is de jonge eik al uitgegroeid tot een heester van een paar meter hoog, daarna gaat de groei ongemerkt toch snel. Het mag duidelijk zijn dat een zomereik in een kleine tuin ongeschikt is daar deze te groot wordt, de keuze moet dan beperkt worden om er slechts een tiental jaren van te genieten en de boom dan uit te graven. Snoeien is ook een optie, maar het zal de boom er niet mooier op maken. Wanneer gekozen wordt om de boom flink in te korten zal in de tuin een levendige heester ontstaan waarmee men het vogel- en insectenleven in de tuin en groot plezier doet.
Ziektes en plagen
Jonge zaailingen kunnen worden aangetast door meeldauw, dit is een schimmel. Op alle eiken, jonge en volwassen exemplaren, kunnen bladluizen de bladeren aantasten waardoor deze verdorren. Een bekendere plaag is de eikenprocessierups welke in het voorjaar een last is voor de boom maar de haren van de rups ook een last vormen voor de mens. Bladeren kunnen ook door de vorming van gal worden aangetast, dit wordt veroorzaakt door een mijt en door de eikengalwesp die eitjes afzet in het bladweefsel. De eikenprachtkever tast vooral bij oude en zwakkere bomen de schors aan wanneer larven gangen onder de schors gaven. De wintervlinder en groene eikebladroller (nachtvlinders) kunnen in mei en juni een grote plaag vormen door complete eikenbomen kaal te eten. Omdat er in jonge scheuten nog weinig beschermend looizuur zit worden die vaak al eerste opgegeten. De zomereik kan zich goed herstellen door, als de plaag voorbij is, vanaf juni het zogeheten Sint-Janslot te laten groeien; een tweede serie takken en bladeren.