Het groot kaasjeskruid of Malva in de tuin of in het wild
Groot kaasjeskruid (Malva sylvestris) is een tuinplant maar is ook te vinden in het wild. In bermen, ruigte en akkers waar het zaad uit de splitvrucht waarschijnlijk spontaan uit tuinen is ontsnapt. Ze bloeien in de zomer en in het najaar met vijf mooi geaderde bloemblaadjes die een felroze of paarslila kleur hebben met donkerder lijnvormige strepen in dezelfde kleur, maar dan net een tintje donkerder op elk bloemblad. Groot kaasjeskruid kan wel een meter tot een meter vijftig hoog worden en in het wild soms wel drie meter.
Groot kaasjeskruid
Het groot kaasjeskruid is een vaste, winterharde plant uit de kaasjeskruidfamilie. De kaasjeskruidfamilie of Malvaceae is familie van de tweezaadlobbige planten wat inhoud dat er twee kiembladeren zijn. In Nederland en België komen de volgende soorten kaasjeskruiden (Malvaceae) voor:
- Groot kaasjeskruid - Malva sylvestris
- Vijfdelig kaasjeskruid - Malva alcea
- Muskuskaasjeskruid - Malva moschata
- Klein kaasjeskruid - Malva neglecta
- Kleinbloemig kaasjeskruid - Malva parviflora
- Rond kaasjeskruid - Malva pusilla
Naamgeving Malva
Voor de naamgeving van Malva zijn verschillende verklaringen, namelijk:
- Malva is afgeleid van het Griekse woord Moloche/Malacha/Molkos wat betekent 'week' of 'verzachten'. Het slijmerige sap uit de plant werkt verzachtend op de pijnlijke slijmvliezen van de luchtwegen. Het gevoel van rauwe slijmvliezen verzacht de plant en deze laat prikkel- of kriebelhoest verdwijnen zodat het slijmvlies rust krijgt.
- Malva is afgeleid van het Hebreeuwse woord Malluah wat betekent salade-achtige groente. De salade met rauwe jonge bladeren en hun nootachtige smaak en de bloemen die een milde, enigszins zoete smaak hebben.
- Malva is afgeleid van het Franse woord Mauve. Mauve betekent 'rozeviolet' wat een verwijzing naar de kleur is. De bloem is gekleurd met roze- tot violettinten. Heel zelden is de bloem wit.
Naamgeving kaasjeskruid
De Nederlandse naam 'kaasjeskruid' is een verwijzing naar de vrucht van de Malva. De vorm van de vrucht lijkt wel een grote ronde kaas die na het rijpen in stukken gesneden moet worden. Ook bij de vrucht van het kaasjeskruid zijn de deelvruchten zichtbaar in de hele vrucht.
Wortel en bladeren
Groot kaasjeskruid heeft een stevige, lange hoofdwortel (penwortel). Er komen verschillende vertakte stengels uit omhoog die behaard zijn en waarvan de bladeren verspreid staan. De bladeren zijn eveneens behaard en nier- tot cirkelvormig en ze hebben drie tot zeven gezaagde lobben. 'Gelobt' betekent dat het blad ondiep ingesneden is (tot ongeveer 1/3 naar het midden toe), soms met een grotere eindlob. Onder aan de voet van het blad met duidelijke bladnerven is vaak een purperkleurige vlek. De bladstelen hebben aan de voet twee lancetvormige steunblaadjes.
Bloemen
De bloeitijd van het groot kaasjeskruid is van juni tot ver in de herfst. De 2,5-4 cm grote, klokvormige bloemen zijn gesteeld en groeien met twee of meer knoppen in de bladoksels. De vijf roze of lila-achtige bloembladeren zijn iets ingesneden, waardoor ze een hartjesvorm krijgen. Elk bloemblad wordt geaccentueerd door een lijnenspel in de lengte van het bloemblad, in een meestal nuancekleur die net iets donkerder is.
Kelkbeker
Aan de voet zijn de vijf bloembladeren vergroeid met een soort bekertje (de kelkbeker) waarin nectar wordt opgeslagen. Aan de buitenzijde van de bloem zit een kleine groene bijkelk, die breed driehoekig zijn en de bloem omsluiten. De bloem van het groot kaasjeskruid is proterandrisch. Dit betekent dat eerst de meeldraden bloeien en de stempels nog verscholen zijn en pas bloeien wanneer de meeldraden zijn uitgebloeid. Spontane zelfbestuiving is dan niet mogelijk.
Tweeslachtig
In het midden van de bloem staat namelijk een zuilachtige vorm waarin de meeldraden en de stampers zitten, de meeldraadzuil. Hier zitten vrouwelijke en de mannelijke geslachtsorganen samen in het zuilvormig uitsteeksel (androgynofoor), wat de plant tweeslachtig maakt. Als eerste maakt de plant de mannelijke fase door omdat de meeldraden de helmknoppen laten rijpen. Deze geven dan, aan de bovenzijde van de zuil, de vele bloeiende helmknopjes weer als een kwastje die met witte pollenkorrels strooit. Wanneer de helmkoppen zijn uitgebloeid, komt de vrouwelijke fase door het rijpen van de stijlen en stempels. Met deze vorm is geen zelfbestuiving mogelijk. Van de kaasjeskruiden heeft groot kaasjeskruid de grootste bloemen.
Bestuiving
De bloemen zijn protandrisch, wat inhoudt dat de helmknoppen eerder rijpen dan de stijlen en stempels. De bloem maakt eerst de mannelijke fase door. De lange meeldraden hebben rijpe helmknoppen die opengaan en stuifmeel vrijgeven voor de bezoekende insecten, die afkomen op de nectar onderaan de voet van de bloembladeren. De meeldraadzuil in het midden laten openingen vrij, waardoor bijen en/of insecten bij de nectar kunnen. De stuifmeelkorrels van de helmbloemen van de ene plant worden naar de stempel van een andere plant ‘meegenomen’ en zorgen zo voor de bestuiving. Pas wanneer het stuifmeel uit de helmhokken is, komen de stijlen en stempels tot rijpheid, de vrouwelijke fase. De vier stempellobben openen zich en insecten met stuifmeel bezoeken de stempellobben en zorgen voor de bevruchting. Insecten als bijen zijn de bestuivers van Groot kaasjeskruid. Maar vlak voor het verwelken van de bloem buigen de stijlen terug en dat maakt zelfbestuiving alsnog mogelijk.
Vrucht
De vrucht van het groot kaasjeskruid is een splitvrucht. Een droge, ronde en meerzadige vrucht die bestaat uit ongeveer tien deelvruchtjes. De ronde samengestelde vrucht van het groot kaasjeskruid lijkt op een hele kaas of kaaswiel. Dit is de reden voor de naam kaasjeskruid. De deelvruchten zijn netvormig gerimpeld en vallen bij rijpheid uiteen.
Habitat
Groot kaasjeskruid heeft een voorkeur voor vochtige, zonnige, voedselrijke en omgespitte grond en is als plant of zaad te koop voor de siertuin. Het zaad uit siertuinen kan verwilderen op voormalige vuilnisbelten, bermen, en dijken. Het groot kaasjeskruid komt voor in heel Europa.
Geneeskracht
Groot kaasjeskruid (Malva sylvestris) is een geurkruid en een geneeskrachtig kruid met verzachtende, helende eigenschappen. Er zitten inhoudsstoffen in die erg belangrijk zijn voor de menselijke gezondheid. Werkzame inhoudsstoffen zoals:
- Slijmstoffen: Slijmstoffen kunnen voor beschermende laagjes zorgen en prikkels verzachten. Kaasjeskruid kan bijvoorbeeld worden gebruikt bij ontstekingen in de luchtwegen, waar hoest, slijm en benauwdheid bij komt kijken.
- Looistoffen: Looistoffen hebben een samentrekkende werking welke zorgt voor de geneeskracht van looistoffen;
- Flavonoïden: Flavonoïden zijn een uitgebreide groep stikstofvrije organische verbindingen;
- Etherische oliën: een vluchtige of aromatische olie die de geur van de plant bepalen.
- Vitamines A,B,C: Flavonoïden en vitamine C versterken elkaar.
De vroegere Latijnse naam
Herba omniumorbium ('kruid voor alle ziekten') wijst erop dat de plant allang bekend is als geneeskrachtig kruid.
Oogsten
Het oogsten van het blad kan de hele zomer maar het beste is voordat de plant in volle bloei staat. Laat de bladeren drogen in de schaduw. Bij het terugsnijden van de plant in juni kan een 2e keer geoogst worden in september. De bloemen kan men bij droog weer van juni tot in de herfst oogsten. De bloemen en bladeren gedroogd zijn langer houdbaar. Drogen in de schaduw voorkomt zoveel mogelijk een verandering van kleur.
Thee
Uit onderzoek is gebleken dat de inhoudsstoffen van Malva irritaties van de slijmvliezen verzachten en helpen tegen kriebelhoest, verkoudheid, keelontsteking en ontsteking van het spijsverteringskanaal. Voor een thee of gorgeldrank van het groot kaasjeskruid is de gedroogde bloem en het blad nodig. Hiervoor moet je twee theelepels in stukken gesneden bloem en blad overgieten met 500 ml. lauwwarm water. Een dag laten staan en af en toe omroeren, zeven en voor gebruik opwarmen. Ook te gebruiken als gorgeldrank bij hoest en heesheid.