Het proces van zaadje tot boom
Bomen zijn anders dan andere planten. Ze hebben in principe hetzelfde bouwplan als dat van andere zaadplanten, maar deze planten hebben het privilege om hoger te groeien dan de rest van het plantenrijk. Dit komt doordat zij beschikken over een houtachtige stengel. Door deze stengel zijn bomen in het voordeel omdat ze andere planten overschaduwen en zo groter worden dan andere planten. Je ziet ze iedere dag, maar waar bestaan bomen uit? Hoe groeit er uit een zaadje een boom? Hoe beschermen ze zich tegen gevaren?
Het allereerste begin, het zaadje
Bomen groeien uit zaadjes. Deze zaadjes worden verspreid op verschillende manieren:
- Sommige bomen laten hun zaden verspreiden door de wind. Denk maar aan de helikoptertjes van de esdoorn. Door de wind laten deze helikoptertjes los van de boom. Het zaad verspreidt zich tot het op de grond ligt.
- Sommige bomen laten hun zaden in het water vallen. Door de stroming van een beek of sloot drijft het zaad als een bootje naar een andere plek tot het zaadje een mooie plek heeft gevonden om te groeien.
- Dieren kunnen op twee verschillende manieren zaadjes verspreiden. De eerste is door ze op te eten en vervolgens op een andere plek gaan ze via de ontlasting weer naar buiten. Voorbeelden hier van zijn de eik, de beuk en de kastanjeboom. De andere is dat sommige zaadjes kleven aan de vacht of huid van het dier, tot ze losraken.
- Sommige zaden zijn rond, zoals de appel of kastanje. Deze zaden rollen weg naar een andere plek om zich zo te ontwikkelen tot boom.
De groei
Een plant groeit niet zomaar. Net zoals mens en dier heeft een boom voedingsstoffen nodig om te groeien. Deze zijn niet hetzelfde als die van de mens. Wanneer een van deze voedingstoffen mist, zal de plant niet of nauwelijks groeien. Een plant heeft verschillende stoffen nodig:
- Licht
- Water
- Koolstofdioxide
- Zuurstof
- Water
- Voedingszouten
- Warmte
In de grond
Allereerst zal het zaadje in de grond naar boven moeten komen. Door de voedingsstoffen in en boven de grond groeit het zaadje in de richting van het licht, dus naar boven. In de grond zal ook nog een ander proces ontstaan, de wortels zullen uit het zaadje komen. Wortels zijn ervoor om voedingszouten en water uit de grond te halen. De wortels zorgen er ook voor dat de plant stevig in de grond staat, zodat deze beschermd zijn tegen de wind. De wortels bestaan uit verschillende delen. De hoofdwortel staat in verbinding met de steel, via de hoofdwortel wordt water naar de plant gebracht om het proces fotosynthese voort te zetten. Aan de zijwortels zitten wortelharen, deze wortelharen nemen het water op. Wortels hebben soms ook nog een derde functie, ze kunnen dienen als een opslagplaats voor reservevoedsel.
Boven de grond
Boven de grond ontstaat er een takje. Dit is van een ander soort materiaal gemaakt dan bij andere planten. Deze bestaan uit een extra stevige, houtachtige stengel. Aan deze stengels zullen blaadjes groeien. In deze blaadjes zitten bladgroenkorrels die zorgen voor het proces fotosynthese
Fotosynthese
Fotosynthese vindt plaats in bladgroenkorrels, deze bevinden zich in de cellen van bladeren (vaak ook in de stengel). Met behulp van de energie uit het zonlicht kunnen bladgroenkorrels suikers vormen om de groei van de plant te stimuleren. Via de wortels wordt koolstofdioxide en water ook naar het blad vervoerd, deze stoffen zijn ook nodig voor dit proces. Dit proces is ook belangrijk voor ons als mens. Het maakt namelijk ook zuurstof aan. Dit proces wordt ook wel assimilatie genoemd.
De suikers die aangemaakt zijn, dienen naast bouwstof ook als brandstof. De suikers worden afgebroken door zuurstof tot koolstofdioxide en water. Dit proces noemt men dissimilatie. Door dissimilatie komt er een andere energie vrij die zorgt voor de vorming van nieuwe blaadjes, bloemen, vruchten en zaden.
De stam
Bomen bestaan uit wortels, stengels en bladeren net zoals andere zaadplanten. Het enige verschil is dat hun steel bestaat uit een steviger, houtachtig materiaal. Dit wordt ook wel de stam genoemd. De stam wordt ieder jaar dikker. Wanneer de nieuwe laag gevormd is, sterft het oude deel af.
- De eerste laag die je van buitenaf zien, heet schors. Schorst beschermt de boom tegen gevaren.
- De tweede laag heet de bast. De bast vervoerd voedingsstoffen naar boven- en naar beneden. Hier lopen ook de bastvaten door heen, deze bastvaten vervoeren bouwstoffen.
- De derde laag heet cambium. Dit weefsel maakt hout- en bastvaten aan. Omdat er meer houtcellen aangemaakt worden, zal het cambia naar buiten moeten verschuiven. Zo wordt de boom breder.
- Binnen in de boom zit het hout. Ieder jaar verschijnt er een nieuwe laag. Wanneer je de ringen telt kun je de leeftijd van de boom aflezen. Er is een deel nieuw hout waardoor de houtvaten lopen, maar ook een stuk afgestorven hout.
Loof- en naaldbomen
De meest voorkomende boomtypen zijn de loofbomen en de naaldbomen. Loofbomen hebben brede, platte bladeren. De bladeren kunnen enkelvoudig zijn zoals bij de eik of ze kunnen samengesteld zijn zoals bij de paardenkastanje en de es. Een samengesteld blad bestaat uit een bladsteel met meerdere bladeren eraan.
Naaldbomen hebben smalle, harde blaadjes. Deze blaadjes worden ook naalden genoemd. De meeste naaldbomen hebben naalden die altijd groen blijven wanneer ze aan de boom zitten. Deze naalden blijven ook een aantal jaar aan de boom vast zitten.
Bescherming tegen gevaren
Ook bomen hebben manieren om zich te beschermen tegen gevaren. Verschillende vijanden zoals insecten, vogels en zoogdieren kunnen de boom aantasten door het op te eten of stuk te maken. Planten kennen verschillende vormen van afweer.
Mechanische afweer
Stekels en doorns zijn vormen van mechanische afweer. Een doorn is een tak met een scherp uiteinde. Een voorbeeld hiervan is de meidoorn. Een stekel is een blad. Een voorbeeld van een boom met stekels is de kastanjeboom.
Chemische afweer
Dit zijn planten die giftig zijn en dus niet aantrekkelijk voor dieren om er een hapje van te nemen. De tabaksplant en de koffieplant zijn planten met chemische afweer. In Nederland is de brandnetel een voorbeeld van een plant met een chemisch afweersysteem
Indirecte afweer
Wanneer een plant wordt aangevallen door een beestje, kan de boom geurstoffen afgeven die de natuurlijke vijand van het beestje kan aantrekken.