Croton, de kamerplant met gekleurde bladeren
De croton (Codiaeum variegatum) heeft qua kleur wel iets weg van esdoornbladeren in de herfst, de plant heeft felle rode, oranje of gele bladeren. Croton behoort tot de familie van Euphorbiaceae, dit zijn kruiden, heesters of bomen met grote kleurrijke schutbladeren, deze familie is over de hele wereld verspreid maar komt vooral voor in tropische streken. De Latijnse naam Codiaeum is afgeleid van de inheemse naam voor de croton; Kodiho. Van Codiaeum variegatum bestaan veel cultivars, de plant is niet makkelijk om te houden want deze stelt veel eisen aan de temperatuur.
Inhoud
Herkomst en taxonomische indeling
Streken van herkomst zijn Maleisië, Australië en Indonesië vanuit waar de croton halverwege de 19e eeuw naar het westen is vervoerd. De croton kan in haar habitat tot 3 meter hoog worden met bladeren tot 30 cm lang. De naamgeving is wat verwarrend, er bestaat namelijk de niet Latijnse naam croton, en de Latijnse naam Croton. Met croton wordt de Codiaeum variegatum bedoeld, terwijl met Croton een geheel ander geslacht wordt bedoeld, die overigens ook tot de familie van Euphorbiaceae behoort. In het Engels wordt een Codiaeum variegatum vaak een ‘garden Croton’ genoemd. Het Engelse woord ‘variegated’ betekent overigens afwisselend of divers en duidt op de vele verschillende kleuren en vormen van de bladeren.
Uiterlijke kenmerken
De bladeren van een croton lijken een beetje op die van een laurierkers, de bladeren zijn dik en leerachtig, bij sommige cultivars zijn de bladeren gelobd als een eikenblad. De bladeren van alle cultivars kunnen zeer sterk verschillen; smal, breed, ovaal of lancetvormig, de bladeren kunnen ook krullen of golven. De felle kleuren doen denken aan esdoorn bladeren in de herfst. Croton blijft als kamerplant eerst nog vrij klein; 25 cm in een pot van 10 cm tot 50 cm in een pot van 14 cm, maar uiteindelijk kan ze een meter of nog hoger worden, met een snelheid van 20 tot 25 cm groeit de plant snel. Het kenmerk bij uitstek van de croton zijn de felle kleuren; gele en rode strepen markeren de contouren van de nerven. De planten kunnen in de zomer gaan bloeien, ze bevatten dan witte mannelijke en bijna gele vrouwelijke bloemen, allen op dezelfde plant voorkomend.
De croton als kamerplant
De plant is bij warme temperaturen makkelijk als kamerplant te houden en vormt met haar karakteristieke kleuren een fraai object in elke huiskamer of ander verblijf. In de winter ontstaan echter vaak wat problemen; bij te lage temperaturen vallen de onderste bladeren af, maar bij te warme temperaturen in de winter groeit de plant door en krijgt zo geen rust. Het beste kunnen de kamertemperaturen vanaf de zomer en de herfst geleidelijk iets naar beneden worden teruggebracht, het belangrijkste is dat de temperatuur niet teveel mag schommelen, de plant is dan ook niet geschikt voor beginners. De plant kan in de zomer maximaal 27 graden verdragen, en minimaal 12 graden in de winter. In streken waar de temperatuur in de winter niet onder de twaalf graden uitkomt kan de plant in de tuin worden gezet. Bij aankoop van een croton in de winter moet opgelet worden dat het tijdens vervoer niet teveel aan tocht of kou wordt blootgesteld.
Cultivars
Een aantal bekende cultivars zijn:
- ‘Aucubifolium’: deze plant heeft elliptische groene bladeren met gele spikkels
- ‘Bravo’ en ‘Norma’: beide cultivars hebben lange ovale bladeren met gele nerven en randen
- ‘Bruxelles’: kenmerken zijn brede lancetvormige bladeren met gele nerven en rode kleuren in het blad
- ‘Excellent’: cultivar met bladeren die aan een eikenblad doen denken met lobben en gele kleuren die overgaan in groene kleuren
- ‘Hollutiana’: net als voorgaande cultivar gekenmerkt door gelobde bladeren met gele nerven, oudere planten gaan over in rode kleuren, deze cultivar vormt zijscheuten
- ‘Petra’: een cultivar met ovale opvallend gele bladeren die later overgaan in donkerrood
- 'Andreanum': een croton met opvallend gele bladeren
- 'Spirale’: een cultivar met spiraalvormige groene en rode bladeren
Onderhoud en verzorging
In de zomer mag doorgaans flink veel water worden gegeven, het liefst drie tot vier keer per week. De kluit mag nooit uitdrogen, ook niet in de winter. Geef tijdens het water geven eens in de twee weken wat vloeibare kunstmest, doe dit vanaf de lente tot en met de herfst. In de winter mag om de vijf dagen water worden gegeven, dan het liefst lauw water. De plant mag in de zomer dagelijks worden besproeid, uiteraard niet als de plant in de volle zon staat. Met regenwater sproeien zal de plant goed doen. Een croton kan om deze vochtig te houden ook op een schaal met grind en water worden gezet, de pot mag dan het water niet rechtstreeks raken.
Standplek en licht
Croton-planten hebben veel licht nodig, zelfs af en toe direct zonlicht, alleen in de zomer kan het directe zonlicht te fel zijn. Bij te weinig licht kunnen de bladeren afvallen en verliest de plant haar karakteristiek kleuren. De croton houdt niet van een tochtige omgeving en ook niet van gaslucht of tabaksluchten.
Verpotten en snoeien
De beste tijd om te verpotten is in april of in mei, neem een niet te grote pot en verpot alleen als de plant echt te groot voor de huidige pot is geworden. Geef tijdens het verpotten goede compost met, als het kan, een beetje klei er in, ook bladaarde is geschikt. Om een te spichtig geworden plant opnieuw uit te laten lopen kan deze in de lente worden teruggesnoeid, doet dit in het vroege voorjaar voordat de plant begint uit te lopen. Snoeiwonden kunnen worden behandeld met water of houtskool om het uitstromen van melksap te doen stoppen. Van gesnoeide toppen kan men overigens weer nieuwe stekken maken.
Stekken
Stekken van de croton hebben de meeste kans van slagen wanneer deze in de lente en bij een temperatuur van 24 graden worden genomen. Men neemt dan een stek van 15 cm lengte door een top (het liefst een zijscheut) met twee paar bladeren en een topje af te snijden. Daarna wordt nog wat nauwkeuriger vlak onder het onderste paar bladeren de stengel afgesneden, bovendien moeten het onderste paar bladeren vervolgens worden verwijderd, dit lijkt wat onlogisch, maar een goede stek heeft een groeiknoop nodig die in de aarde wordt geplaatst. De stek moet, omdat er nog veel melksap uitstroomt, nog even in water worden gehouden zodat het uitstromen ophoudt.
Groeistof
Het beste wordt de stek nog even in groeistof gedoopt, daarna kan de stek in een verwarmde stekkas in de grond worden geplaatst, en wel zo dat het bovenste paar bladeren net boven de grond uitkomt. Iedere dag moet de kas even vijf minuten luchten, de aarde mag niet uitdrogen maar mag ook niet te nat worden. Na drie tot vier weken zouden de stekken goed beworteld moeten zijn en kan de afdekking van de kas eraf. Hebben stekken voldoende wortels dan mogen deze naar gewone potten toe. Stekken kunnen ook in kleine potten van 7 cm worden gestekt, ze moeten dan met een plastic zakje worden afgedekt, wel moet dan nog steeds een temperatuur van 24 graden worden bereikt. Wanneer de stekken beginnen uit te lopen dan is dat meestal een teken dat er voldoende wortels aan zijn aangekomen.
Behandeling van plagen en andere aandachtspunten
Zoals gezegd kunnen de onderste bladeren afvallen bij te koude en vooral schommelende temperaturen, zaak is dan om een constantere temperatuur te bewerkstelligen. Een groter probleem kan spint vormen, met name als gevolg van tocht en daardoor uitdroging. Spint wordt veroorzaakt door zeer kleine gele of rode mijten die leven van plantensap, ze zitten meestal aan de onderkant van een blad en maken plakkerig spinsel. Dagelijks sproeien met water kan spint helpen voorkomen, aangetaste bladeren moeten worden weggehaald of worden om de drie dagen met schoon water goed schoongemaakt, dit kan met een vochtige doek gedaan worden.
Dop- en wolluis
Ook kan de plant aangetast worden door dopluis, te herkennen aan bruine dopjes onder de bladeren. Met een mengsel van 20 gram zachte zeep, 10 ml spiritus en een liter water kan schildluis, maar ook bladluis worden bestreden (behandeling meerdere malen herhalen). Dit geldt ook voor hardnekkig wolluis dat op de bladeren en in de bladoksels kan voorkomen. Een minder groot probleem vormt afname van de felle kleuren van de bladeren als gevolg van te weinig licht, de plant op een lichtere plek plaatsen vormt dan de oplossing. Bij te warme en te droge atmosfeer verschrompelen de bladeren, de vochtigheid verhogen is dan de oplossing. Bij te weinig mest blijven bladeren klein en vervormd, meer mest is dan nodig.