De leefwijze van de stippelmot of spinselmot
Aan het eind van de lente kunnen we ze weer zien. Kaal wordende bomen die volledig ingepakt zijn met een wit/zilveren laag. Spookachtig en enigszins magisch staan ze in het frisgroene landschap dat de ontluikende lente in volle glorie toont. De veroorzaker van de kale en witte bomen is een stippelmot of spinselmot. De kleine nachtvlinders leggen hun eitjes in een voorkeursboom en de rupsen verpoppen zich het volgend voorjaar in de witte webben tot volwassen nachtvlinder in ongeveer vier tot zes weken. Hun voedsel is het jonge blad van de boom.
De stippelmot of spinselmot
De stippelmotten, ook wel spinselmotten genoemd, (Yponomeutidae) zijn familie van de nachtvlinders. De stippelmot is een wit motvlindertje met zwarte puntjes. In mei - juni leggen ze eitjes in de waardboom of plant. Na drie weken wanneer de rupsen uit de eitjes komen gaan ze samen webben spinnen en gezamenlijk vreten ze de bladeren van de boom. Het gevolg is een kale boom die is ingepakt in een wit spinsel. In het spinsel bevinden zich veel rupsen en de zwarte stippels in het spinsel zijn de uitwerpselen van de rupsen. Bij een flinke wind kunnen rupsen uit de boom waaien en hun ‘inpakgedrag’ voort zetten op alle voorwerpen waar ze op terechtkomen. Op meubilair, bushokjes en geparkeerde auto's. Enkele soorten stippelmotten die we in Nederland kennen zijn:
- Kardinaalsmutsstippelmot (yponomeuta cagnagella);
- Appelstippelmot (yponomeuta malinellus);
- Meidoornstippelmot (yponomeuta padella);
- Wilgenstippelmot (yponomeuta rorella);
- Vogelkersstippelmot (yponomeuta evonymella);
- Hemelsleutelstippelmot (yponomeuta sedella).
De vlinders zijn erg moeilijk te determineren. Ook microscopisch onderzoek geeft soms geen antwoord of het de meidoornstippelmot, appelstippelmot, kardinaalsmutsstippelmot of de wilgenstippelmot is.
De stippelmot in de prunus
Waardplanten
Een waardplant of gastheer, is een plant waar de rupsen van de verschillende stippelmotten de bladeren eten als voedsel. De stippelmot legt haar eieren dan ook op de waardplant waar de bladeren van de boom dient voor voedsel om van rups naar pop te veranderen naar vlinder. De waardplanten van verschillende soorten stippelmotjes zijn onder andere:
- Prunus (Kers);
- Malus (Appel);
- Crataegus (Meidoorn);
- Salix (Wilg);
- Euonymus (Kardinaalsmuts).
Wanneer het proces van rups naar motvlinder voltooid is, dan worden de bomen en struiken weer groen.
Beschrijving stippelmot
De stippelmot is een slank gebouwd nachtvlindertje van ongeveer één centimeter groot. De stippelmotten hebben als nachtvlinder dunne antennes. Omdat een nachtvlinder geen gebruik kan maken van de zon om zich op te warmen voor het vliegen, trillen ze vaak met hun vleugels. Nachtvlindervrouwtjes lokken mannetjes door het gebruik van feromonen (signaalstof). De witte voorvleugels zijn bezaaid met zwarte stippels (de stippelmot) en de achtervleugels zijn bruin gekleurd. De vleugelranden zijn voorzien van franjes en de vleugelwijdte is ongeveer vierentwintig millimeter. In het volgend voorjaar verlaten de overwinterende rupsen hun schuilplaats en het fenomeen van de witte kale bomen begint opnieuw. Het zijn dus de rupsen die de bomen aantasten en gelukkig brengt de stippelmot maar één generatie rupsen voort per jaar. Die spinselmot heeft wel de gewoonte om een jaar later naar precies dezelfde boom terug te keren en daar de eitjes te leggen.
De volwassen stippelmot en de cyclus
Na het uitkomen als volwassen stippelmot, worden in juli tot en met augustus ongeveer vijftig eitjes gelegd in het liefst dezelfde boom of struik. De eitjes overwinteren om het volgend voorjaar uit te komen en het fenomeen van de geheimzinnige, mysterieuze ingepakte bomen, begint weer.
Van ei naar motvlinder
De eitjes door een stippelmot gelegd, liggen in een eipakket of eikapsel. Het eipakket is ingekapseld met gekleurd slijm dat lijkt op de schors van de boom en een waterdichte bescherming biedt voor de eitjes, waarin ze overwinteren. In het voorjaar (mei) komen er larven uit de beschutting van het eipakket. Ze maken gangen in het blad (mineren) om zich dan met veel spinseldraden te omwikkelen en te beginnen aan het jonge blad van de waardplant. De rupsen van de spinselmotten zijn erg vraatzuchtig en groeien dan ook snel. Bij een lengte van ongeveer vijf millimeter zijn ze een paar weken later al dertien tot vijftien centimeter. De rups groeit zo hard dat hij letterlijk uit zijn vel barst. Daaronder zit echter weer een nieuw huidje dat een paar maten groter is, zodat de rups weer kan groeien. De boom is veranderd in een boom met vele witte webben ter bescherming voor de rupsen tegen de natuurlijke vijanden. Takjes, bladeren en scheuten dienen als voedsel en maken de boom kaal. Het spookachtige beeld in het voorjaar. De rupsen van de spinselmot hebben de overeenkomst dat ze gelig tot donkergrijs gekleurd zijn, een zwarte kop hebben en zwarte vlekken op de rug. De verpopping begint in juni in de spinselnesten. De witte poppen hangen samengeplakt tegen de kale taksteeltjes. Na het begin van de zomer komen de stippelmotten als een klein nachtvlindertje tevoorschijn en kan de boom zich herstellen.
Ecologisch tuinieren
Zo gauw de vlinders zich verpopt hebben rond de langste dag worden de bomen weer groen. Om kale en witte bomen te voorkomen zijn er een aantal manieren om toe te passen zonder
bestrijdingsmiddelen te gebruiken. Onder andere:
- Sluipwespen de gelegenheid te geven;
- Vogelhuisjes in te zetten;
- Spinsels wegknippen.
Bestrijding
De eitjes van de sluipwesp worden in de larven of poppen van andere insecten gelegd en de larven van de sluipwesp eten hun gastheer van binnenuit op. Een bijenhotel is een manier om de sluipwesp in tuin of moestuin te krijgen. Waar vogelhuisjes hangen zullen er wellicht vogels in nestelen. Koolmezen en pimpelmezen die in de broedtijd voornamelijk insecten en insectenlarven eten. Jonge vogeltjes worden groot gebracht met veelal de rupsen van de stippelmot. Wel vijftig tot honderd per dag, per jonge vogel zodat van de miljoen rupsen er maar een vijfde van de stippelmotrupsen de kans krijgen om te verpoppen. In het begin kunnen de spinselmotten nog handmatig weggehaald worden.
De eikenprocessierups vergeleken met de stippelmot
De eikenprocessierups wordt een nachtvlinder uit de familie van de tandvlinders (Noctuoidea). De processierupsen en processievlinders hebben hun naam te danken aan de rupsen. De rupsen die zich ’s nachts in lange rijen achter elkaar, van de top van een eikenboom naar beneden, gelijk een processie. Onderweg naar eten, zoals bladeren en jonge takjes en overdag keren ze terug naar de nesten in de boom. De rupsen krijgen na de derde vervelling lange witte ‘brandharen’. Het zijn pijlvormige haren voorzien van weerhaakjes en bij gevaar schiet de rups de haren af en die kunnen de huid, ogen en luchtwegen binnen dringen. De stoffen die van de haren komen, veroorzaken een allergieachtige huiduitslag, zwellingen op de huid, rode ogen en jeuk. Elke rups heeft honderdduizenden tot één miljoen brandharen van ongeveer 0,2 tot 0,3 millimeter lang. Ook nadat de rupsen in juli/augustus zich gaan verpoppen tot vlinder, blijven de brandharen actief in de (lege) nesten of op de grond, door de wind eruit gewaaid.
Er zijn gelukkig verschillen tussen de eikenprocessierups en de rups van de spinselmot, zoals:
Kenmerk | eikenprocessierups | spinselmot |
Waardplant | De voorkeursboom is in de top van een eik (zomereik liefst). | Verschillende voorkeuren in onder ander de kers, appel,
meidoorn, wilg,
kardinaalsmuts. Nooit geen eik. |
Kleur rups | Rups met zeer lange witte haren (brandharen), op de rug zwartbruin met oranjeachtige vlekken en aan de zijkanten wittig van kleur. | De rups is gelig tot donkergrijs gekleurd, een zwarte kop hebbend en zwarte vlekken op de rug. Géén brandharen. |
Vorm nest | Op de stam zitten de nesten in grote kluwen met rupsen, vervellingshuidjes, brandharen en uitwerpselen. vaak onder de aanhechting van takken of laag op de stam. De bladeren van de eikenboom zijn zichtbaar kaalgevreten. | De hele boom of struik zit vaak grotendeels in een witte spinseldraden. |
Gedrag rupsen | Trekken s ‘nachts in rijen (processies) over de stam tussen de nesten op de stam en het voedsel in de kroon. De rupsen eten eikenbladeren, met als zichtbaar gevolg kaalgevreten eikenbomen. | Blijven hoofdzakelijk binnen de nesten of hangen er met een spinseldraad onder. |