Soorten epilepsie bij honden
Epilepsie ontstaat altijd in de hersenen, onafhankelijk van wat de oorzaak is. Het is een aandoening die frequent voorkomt in de dierenartsenpraktijk.
Bij epilepsie is er een disbalans tussen de activerende en remmende processen die zich in de hersenen afspelen, waardoor er een (kortdurende) kortsluiting van elektrische hersenactiviteit kan optreden.
Soorten epilepsie
Er bestaan twee soorten epilepsie:
- Primaire epilepsie: Ook wel idiopathische of genetische epilepsie genoemd. Meestal begint deze vorm tussen het eerste en vijfde levensjaar. Deze vorm van epilepsie heeft geen lichamelijke oorzaak maar een erfelijke grondslag. Deze dieren, en de lijn waar zij uit geboren zijn, moeten uitgesloten worden van de fokkerij.
- Secundaire epilepsie: Bij deze vorm van epilepsie is er wel een aanwijsbare lichamelijke oorzaak te vinden. Veel voorkomende oorzaken zijn:
- Hersentumoren
- Meningitis: hersenvliesontsteking.
- Levershunt: de lever kan de gifstoffen uit het bloed niet zuiveren waardoor o.a. de afgifte van ammoniak te hoog is. Deze vorm van epilepsie komt vooral voor bij jongere honden.
- Vergiftigingen: kunnen acute epileptiforme aanvallen veroorzaken.
- Hypoglycemie: te hoog bloedsuikergehalte.
- Insuloom: een woekering van kliercellen in de alvleesklier waardoor het dier een te laag bloedsuikergehalte heeft.
Grand mal
De meest bekende en meest dramatische epileptische aanval is de grand mal. Deze is goed te herkennen en bestaat uit een aantal fasen:
Fase 1:
- Verandering van gedrag.
- Aanhankelijker worden.
- Waggelen.
- Doelloos heen en weer lopen.
- Vreemde blik in de ogen.
Deze fase kan enkele minuten tot enkele uren duren, in uitzonderlijke gevallen zelfs dagen. Dit hangt af van dier tot dier.
Fase 2:
- Bewustzijnsverlies. Het dier valt om, de poten verstijven en het lichaam verkrampt. Soms stopt de ademhaling ook even.
- Het lichaam gaat heftig bewegen. De kaken verstarren en de bek gaat klappertanden.
- De pupillen vergroten maximaal en de slijmvliezen verkleuren tot paarsblauw.
- Overmatig speekselen en schuimbekken, soms gevolgd door urine en/of faeces verlies.
Deze fase duurt zo’n twee à drie minuten.
Fase 3:
- Het bewustzijnsniveau herstelt en het dier komt weer overeind.
- Het dier blijft een tijdje gedesoriënteerd: het zicht is verminderd en het dier is onrustig.
- Sommige dieren moeten tijdens deze fase snel naar buiten omdat ze last hebben van een acute aanval van diarree; andere dieren daarentegen hebben een enorme dorst of honger.
- Als de verschijnselen voorbij zijn is het dier vaak volledig uitgeput en heeft het rust nodig.
Duurt een aanval langer dan 15 minuten, dan spreken we van een status epilepticus. De situatie wordt nu levensbedreigender door de uitputting die het krampstadium kost. In dat geval moet de eigenaar met het dier naar de dierenarts gaan. Men kan het dier best optillen door er een laken onderdoor te schuiven en vervolgens de vier punten van het laken vast te houden. Zo hoeft men het dier niet aan te raken en kan men het toch op een makkelijke manier naar de dierenarts vervoeren. Daar zal het dier dan meestal intraveneus (= in de bloedbaan) valium ingespoten krijgen. Na een eerste aanval wordt echter niet meteen overgegaan op medicatie. Pas als de aanvallen regelmatig voorvallen, met intervallen van enkele weken, dan zal het dier medicijnen voorgeschreven krijgen die het meestal levenslang moet slikken.
Epilepsie komt vaker voor in samenhang met stressvolle momenten, bijvoorbeeld bij spanningen, drukte, of extreem warme dagen. De eigenaar kan hierover praten met de dierenarts, zodat deze zijn dier kan beschermen tegen deze invloeden ter voorkoming van een volgende aanval.
Partiële aanvallen
Een andere vorm van epileptische aanvallen zijn de partiële aanvallen. Deze treden slechts in een gedeelte van het lichaam op, waardoor ze ook moeilijker te herkennen zijn.
Enkele verschijnselen zijn:
- Vlieghappen.
- Zenuwtrekjes van de kop of oren.
- Ongecontroleerde bewegingen.
Deze verschijnselen zijn echter niet levensbedreigend en behoeven vaak ook geen medicatie. Nader onderzoek, bv. bloedafname, kan wel zinvol zijn. Zo kan de dierenarts zien of een defect in één van de organen een rol speelt.
Als het dier al vaker een aanval gehad heeft dan zal de eigenaar de symptomen goed herkennen, waardoor hij in staat is een aanval te zien aankomen.