De aalscholver, een omstreden vogel
De aalscholver (Phalacrocorax carbo) is in Nederland en België, maar ook in vele andere landen, een omstreden vogel. Deze vogel wordt door vele beroepsvissers en hobbyvissers gezien als een concurrent en de aalscholver heeft daarbij een vergelijkbare positie als de vos bij de zoogdieren die door de jagers als boosdoener wordt gezien voor bijvoorbeeld de achteruitgang van de weidevogels. De aalscholver is in de ogen van de vissers niet meer of minder dan een visrover die nodig in aantallen gedecimeerd moet worden om de beroeps- en hobbyvisserij weer te kunnen laten floreren. Maar zo eenvoudig blijken de feiten niet te liggen. De veronderstelde schade is wetenschappelijk niet aangetoond en de aalscholver is niet alleen wettelijk beschermd door internationale verdragen, maar ook ecologisch is hij van belang voor een gezond visbestand. De aalscholver, ook wel schollevaar, zeeraaf, stinker en op Texel ook wel konteklopper genoemd, is succesvol de laatste decennia, maar blijft omstreden.
Kenmerken
De aalscholver heeft een overwegend zwart verenkleed waarop een blauwe/groene glans valt waar te nemen. Hij heeft een gele vlek bij de keel. Aan het einde van de winter krijgt de aalscholver broedkleed en verschijnt er een witte vlek op de heupen. Ook delen van de hals, kop en nek kleuren wit en er verschijnen wat sierveren in de nek die een kuifje vormen. Tijdens de broedtijd vallen deze sierveren weer af. Onvolwassen aalscholvers zijn donkergrijs met een witte buik. Als de aalscholver in het water ligt dan valt vooral de kop en lange nek op, het lichaam ligt dan diep in het water. In de vlucht zien we voor de aalscholver het typerende beeld waarbij de vleugels zich bijna in het midden van het lichaam bevinden. Tussen de tenen bevinden zich zwemvliezen. Hij heeft een lange snavel met een haakpunt. De lengte van de vogel bedraagt ongeveer 80 tot 100 cm. De spanwijdte kan variëren tussen de 130 en 150 cm. Opvallend aan de aalscholver is dat deze in tegenstelling tot andere watervogels geen vettige veren heeft. De veren nemen daarom veel water op en daarom moeten ze na het zwemmen weer opdrogen. Dit doen ze dan met gespreide vleugels.
Biotoop en populatie
Uitroeiing
Als pure viseter treffen we de aalscholver aan bij visrijke zoete, brakke en zoute wateren bijna over de gehele wereld. Alleen in Zuid-Amerika en oostelijk Noord-Amerika ontbreken ze. Vroeger kwam de aalscholver in Europa wijdverbreid voor. Maar in de vorige eeuw zijn er in Europa massale slachtpartijen aangericht om de aalscholver uit te roeien. Men zag de aalscholver voor de visserij als een schadelijk dier. In 1965 was de aalscholver als broedvogel in België zelfs helemaal verdwenen. In Nederland was het met de aalscholver niet veel beter gesteld. De aalscholver heeft in Nederland zelfs een tijdlang op de ‘rode lijst’ van bedreigde diersoorten gestaan.
Vervuiling
Naast de ernstige vervolging door de mens ging in de vorige eeuw ook de waterkwaliteit achteruit door ernstige vervuiling van het water en het gebruik van agressieve pesticiden. De situatie was ze ernstig dat de hele West-Europese populatie nog maar uit amper 800 broedparen bestond. Nadat de aalscholver een beschermde status kreeg, de waterkwaliteit verbeterde en de agressieve pesticiden verboden werden herstelde de populatie zich weer.
Populatie
De laatste jaren zien we ook dat de populatie zich stabiliseert. Dat er zoveel meer aalscholvers in Nederland zitten komt omdat Nederland een zeer waterrijk land is. Binnen de Europese Unie zijn de meeste wetlands (waterrijke gebieden) beschermd. Nederland heeft maar liefst 43 wetlands met een totale oppervlakte van 816.898 ha. Op een van deze gebieden na vallen al deze gebieden onder de Europese vogelrichtlijn. Alleen Duitsland heeft binnen de Europese Unie een groter oppervlakte aan wetlands. De aalscholver zien we ook in kleine wateren in de stedelijke gebieden waar hij soms net zo’n bekende verschijning is als de blauwe reiger. De getelde landelijke aantallen zijn sinds midden jaren zeventig vertienvoudigd, met een hapering in de jaren negentig en stagnatie sinds de eeuwwisseling. De positieve tendens vloeit voort uit een sterk toegenomen eigen broedpopulatie, waarvan een deel in Nederland overwintert. Ook in het Oostzeegebied en Noord-Duitsland, leveranciers van trekkers en wintergasten, nam de Aalscholver tot voor kort toe. Tellingen op gemeenschappelijke slaapplaatsen geven aan dat hartje winter tot 26.000 Aalscholvers in ons land verblijven. Het aantal broedparen bedroeg in 2016 ongeveer 22.500 broedparen.
Voortplanting
Baltsgedrag
Voor de broedperiode veranderd het verenkleed van de aalscholver in een broedkleed. Rond de kop verschijnen witte veertjes en bij de poten krijgt de aalscholver een witte vlek. Het mannetje probeert met imponeer gedrag indruk te maken op het vrouwtje door druk met zijn hals te zwaaien. Als het vrouwtje hem ziet zitten, legt ze ook haar hals op haar rug.
Het nest
Aalscholvers broeden in de buurt van zoete en zoute wateren. De nesten bevinden zich doorgaans in bomen maar in predatievrije gebieden zoals sommige eilanden, hebben ze soms ook grondnesten. Ook broeden ze op rotsrichels. Ze broeden in kolonies waar bij gunstige omstandigheden dergelijke kolonies kunnen uitgroeien tot vele honderden broedparen. Vaak zien we ook gemengde kolonies met de blauwe reiger. Voor het nest worden takken gebruikt en de nestkom wordt gestoffeerd met riet en andere uit het water geviste plantendelen. Dit klinkt als een fris en schoon nest om jongen te krijgen, maar in de praktijk duurt dat niet lang. Het nest is al snel bedekt met mest en voedselresten. De vegetatie onder de bomen waar zich de nesten bevinden sterft door de bijtende zuren van de uitwerpselen snel en uiteindelijk overleven ook de bomen het niet. In de kolonie hangt een sterke vis- en guanolucht die soms al van grote afstand te ruiken is.
Het broedproces
Er worden in de regel 3 tot 4 eieren gelegd die een krijtachtige teerblauwe kleur hebben. Beide ouderdieren belasten zich met het broeden en dat doen ze vanaf het eerste ei. De broedduur bedraagt 23 tot 24 dagen. Na ongeveer 50 dagen verlaten de jongen het nest en na 60 dagen kunnen ze vliegen. De ouderdieren foerageren gedurende de broedtijd niet verder dan ongeveer 10 km van hun nest.
Voedsel
Het voedsel wordt gezocht in diepe en ondiepe voedselrijke wateren en bestaat uitsluitend uit vis. Per dag eet een aalscholver ongeveer 400 gram vis, als ze jongen moeten voeden meer. Als er dan meer dan 20.000 broedparen van aalscholvers alleen al in Nederland verblijven dan is het duidelijk dat de aalscholvers vele tonnen vis per jaar eten. De beroepsvisserij heeft heel vaak problemen gemaakt omdat de aalscholver de paling (aal) zou wegvangen. Uit onderzoek van het Rijksinstituut voor Visserijonderzoek in 1993 bleek dat de vissers veel bijvangst hadden die onbedoeld werd gevangen. Verder bleek dat bij de aalscholvers slechts 2% van de geconsumeerde vis uit paling bestond. De Overige vis bestond uit jonge snoekbaars en snoek en verder uit de niet voor de beroepsvisserij interessante blankvoorn en pos.
Ook omdat de klachten vanuit de beroepsvisserij bleven aanhouden deed de organisatie voor de beroepsvisserij in 2001 nogmaals onderzoek naar de voedselinname van de aalscholver. Uit dit onderzoek bleek dat de hoeveelheid gevangen brasem sterk was toegenomen. Brasems tussen 10 en 35 centimeter waren daarbij favoriet. Uit eerder onderzoek (1993) was al gebleken dat anders dan de naam doet vermoeden, dat het dieet de aalscholver slechts voor 2% uit paling (aal) bestaat. Verder werd uit dit onderzoek van het RIVO duidelijk dat naast de 10 miljoen stuks paling die de beroepsvissers vingen, er nog 225 miljoen stuks veelal door het verstrikt raken in de netten, dode onverkoopbare vis, vooral jonge baars, snoekbaars en spiering als bijvangst werd opgehaald. Per kilogram gevangen paling werpt de palingvisser maar liefst weer 10 kilogram dode onverkoopbare weer overboord. Het zijn de beroepsvissers die de grote roofvis wegvangen en daardoor bloeien de kleine vissen op doordat beide zich voeden met muggenlarven. Het is de aalscholver die hiervan profiteert omdat er dan een grote populatie is aan kleine vissen zoals blankvoorn en pos. Ook Mennobart van Eerden, ecoloog bij Rijkswaterstaat en aalscholverexpert, zegt dat door braakballenonderzoek is vastgesteld dat de prooien van de aalscholver voor 70% bestaat uit pos, een kleine vissoort, die uit commercieel oogpunt niet interessant is. Verder eten aalscholvers veel blankvoorn. Volgens Van Eerden moet de beroepsvisserij duurzamer worden waardoor het aantal grote vissen zal groeien en dan zal het aantal aalscholvers weer afnemen.
Overige bijzonderheden
De aalscholver is niet echt effectief om zelf grote vissen te verschalken. Er zijn diverse vangsten door de aalscholver beschreven waarin de aalscholver zijn gestikt in vissen die een lengte hadden van nog geen 50 cm.
Hoewel de aalscholver bij veel vissers geen beste naam heeft, werden en worden er nog steeds aalscholvers door beroepsvissers gebruikt om vis te vangen. De aalscholvers zitten dan aan lange lijnen in de vissersboot en om hun hals krijgen ze dan een nauwe ring of strik zodat ze de vis niet kunnen inslikken. In de nacht lokken de vissers dan met het schijnsels van fakkels vissen naar de buurt van de boot. De aalscholvers vangen dan de vis die vervolgens als buit voor de vissers wordt binnengehaald. Aan het einde van de nacht wordt de ring of strik van de hals gehaald en kunnen de aalscholvers op jacht naar hun eigen voedselbehoefte.
Aalscholver foerageren vaak sociaal. Soms wordt in zeer grote groepen gejaagd. Ook reigers zowel de blauwe als de grote zilverreigers werken soms samen met de aalscholvers. Een groep aalscholvers drijft de vis richting de oever en daar worden ze opgewacht door een groep reigers op een rij die de vissen vangen. De vissen maken dan rechtsomkeer en ontmoeten vervolgens de aalscholvers weer.
Beweerd wordt wel dat aalscholvers een bedreiging zouden zijn voor andere visetende vogelsoorten vanwege de voedselconcurrentie. Omdat de aalscholver echter vissen eet in de lengteklasse tussen 15 en 25 cm is dat in het voordeel van de kleinere vissen die juist het voedsel vormen van de meeste andere visetende vogels. In Nederland werd onder meer een sterke toename van de futen waargenomen die samenviel met de opkomst van de aalscholver.