Slangen in Frankrijk: alle giftige en ongiftige soorten
In Frankrijk zijn er heel wat verschillende soorten slangen. Sommige van die slangen zijn giftig en kunnen gevaarlijk zijn voor mensen. Daarom is het erg handig dat je meteen herkent om welke soort slang het gaat. Hier lees je een compleet overzicht van alle slangen die op het Franse vasteland voorkomen. Je vindt ook instructies over hoe je slangenbeten kunt voorkomen, herkennen en behandelen.
In de dierenwereld spreekt men over ‘vipères’ en ‘couleuvres’: adders en niet-adders. Grofweg gezegd kunnen alleen de adders giftig zijn. Toch heeft het geen zin om onderscheid te maken tussen adders en ‘gewone slangen’, want sommige van deze ‘gewone slangen’ zijn giftig, terwijl sommige adders dat bijna niet zijn. Laten we dus liever een onderscheid maken in ‘niet giftig’ en ‘giftig’.
Ongiftige slangen
Couleuvre a collier (natrix natrix)
Deze slang komt in heel Frankrijk voor. Ze groeien op in en rond het water, maar kunnen ook op het vasteland tot 2.000 meter hoogte overleven. Volwassen exemplaren zijn 1 tot 1,5 meter lang, met uitschieters tot 2 meter. Meestal zijn ze grijs van kleur, met zwarte vlekken op de rug. De couleuvre à collier is overdag actief en eet voornamelijk kikkers, padden, kleine knaagdieren, salamanders en vissen.
Couleuvre d’esculape (zamenis longissimus)
Ten zuiden van Parijs leeft deze slang overal, behalve in het zuidwesten. De ‘Esculaapslang’ meet ongeveer 1,50, maar kan tot 2 meter lang worden. Ze zijn bruingroen qua kleur, en hebben meestal een gele vlek rond de kop, hals en zij. Deze slang eet voornamelijk hagedissen, vogels en hun eieren, en insecten.
Couleuvre verte et jaune (hierophis viridiflavus)
Deze slang komt overal in Frankrijk voor, behalve in het Rhône- en Garonne-dal, en in Bretagne. Ze meet tussen 1 en 1,5 meter. Normaalgesproken is ze groen-geel met een zwartachtige gloed en een witte buik. Deze slang voelt zich op het land overal thuis, en kan zelfs in bomen klimmen. Van jongs af aan eten ze insecten en hagedissen, later ook muizen, hagedissen, vogels en soms zelfs andere slangen.
Couleuvre vipérine (natrix maura)
Deze couleuvre dankt haar naam aan het feit dat ze zo op adders lijkt. Ze kan overal ten zuidwesten van Parijs voorkomen, maar voornamelijk in de buurt van moerassen, meren en riviertjes. Deze slang is dan ook meestal in het water te vinden. Zie je ergens een slang met de kop boven water zwemmen, dan is het haast altijd de couleuvre vipérine. De rug is grijs-groen met donkere vlekken of een donker zigzagpatroon. Door de uiterlijke gelijkenis en de beperkte lengte (deze slang kan tot 1 meter lang worden) wordt ze vaak verward met een adder. Toch is deze slang volkomen ongevaarlijk. Ze voedt zich vooral met kikkers en kleine vissen.
Couleuvre à échelons (rhinechis scalaris)
Overal in de Midi kun je deze slang tegenkomen. Je kunt ze herkennen aan de geelgrijze of bruinachtig grijze rug met twee donkere strepen over de gehele zijkanten. Bij jonge exemplaren worden deze strepen verbonden door horizontale streepjes, waardoor de rugtekening aan een ladder doet denken. Ze komen vaak dicht bij de bewoonde wereld, maar zijn volstrekt ongevaarlijk. Toch kunnen volwassen exemplaren ongeveer 1,50 meter lang worden. Haar favoriete prooien zijn knaagdieren, die ze doodt door verstikking.
Couleuvre lisse (coronella austriaca)
Deze kleine slang (maximale lengte 70 centimeter) komt overal in Frankrijk voor, met uitzondering van het uiterste noorden en het zuidwesten. De kleuren variëren van grijs tot geelachtig. Ook het patroon varieert: sommige exemplaren hebben geen vlekken, andere weer wel. Men treft ze meestal aan tussen kreupelhout of tussen stenen. Deze goedaardige couleuvre voedt zich voor driekwart met andere reptielen, voornamelijk hagedissen.
Couleuvre girondine (coronella girondica)
De couleuvre girondine kun je aantreffen in de Midi en in de streek rond Bordeaux. Uiterlijk lijkt ze erg op de couleuvre lisse, ook qua lengte: deze slang meet tussen de 50 centimeter en 1 meter. Een verschil is dat de couleuvre girondine scherpere lijnen en een rodere gloed heeft. Ze voelt zich het best thuis in de nabijheid van kreupelhout of stenen. Het is een behendige klimmer; ze kan gemakkelijk een muur ‘opklimmen’ in de jacht op hagedissen.
Een beet van een van deze ongiftige slangen is ongevaarlijk. Behalve een goed desinfecterend middel is er geen behandeling nodig.
Giftige slangen
Belangrijk om te weten is dat al deze slangen, hoe giftig ook, in beginsel ongevaarlijk zijn. Ze zien mensen nooit als prooi en voelen zich zelfs helemaal niet op hun gemak in de bewoonde wereld. Er is dus überhaupt weinig kans dat je er één tegenkomt, zolang je er niet bewust naar op zoek gaat. Al deze slangen zijn erg mensenschuw; zogauw ze menselijke nabijheid vermoeden verschuilen ze zich al. Ze zullen zich alleen verdedigen als ze in het nauw gedrongen zijn en geen mogelijkheid tot vluchten meer hebben. In de meeste gevallen is dat omdat een wandelaar per ongeluk op ze trapt. Ze bijten dan direct.
Couleuvre de Montpellier (Malpolon monspessulanus)
Deze slang leeft alleen in het zuidoosten van Frankrijk. Zijn leefgebied strekt zich uit over de hele Middellandse Zeekust. Deze slang kan tot 2,50 meter lang worden, is meestal grijsachtig bruin, en heeft opmerkelijk grote ogen. Favoriete leefomgeving: kreupelhout en wijngaarden. Dit is in Frankrijk de enige giftige slang die geen adder is. Ze zijn uitzonderlijk snel en kunnen zich oprichten als een cobra als ze zich in gevaar bevinden. Ze vallen dan naar voren uit om te bijten. De manier van aanvallen en bijten is niet zoals bij adders, waardoor een beet van deze slang, ondanks zijn gevaarlijke uiterlijk, bijna nooit schadelijk is voor mensen. De giftanden bevinden zich namelijk helemaal achterin de bek. Zodoende kunnen de giftanden de mensenhuid normaalgesproken nooit raken. In uitzonderingsgevallen kan het wel, bijvoorbeeld als de slang de huid tussen duim en wijsvinger te pakken krijgt; daar kan hij ver genoeg doorbijten om gif in te spuiten.
Vipère aspic (vipera aspis)
De vipère aspic kun je overal ten zuiden van Parijs tegenkomen, maar heeft een voorkeur voor de wat drogere en rotsachtige leefomgevingen. Toch kan ze zich aan allerlei leefomgevingen aanpassen; ze komt zelfs tot op 3.000 meter hoogte voor. Deze adder is lastig te herkennen; ze varieert sterk qua kleur en patroon. Ze is tussen de 70 en 90 centimeter lang en voedt zich vooral met hagedissen en kikkers. De beet is zelden dodelijk en heeft in elk geval nooit genoeg gif om een volwassen mens te kunnen doden.
Vipère péliade (vipera berus)
Deze adder wordt zelden langer dan 60 centimeter. Meestal is ze bruin- of grijsachtig met een zwarte buik en een zwart patroon op de rug. Ze komt voor in het noordwesten van Frankrijk en in het Massif Central, maar ook wel in de Alpen. Ze komt trouwens ook in Nederland voor, vooral op de Veluwe en in veengebieden. Ook deze adder voedt zich voornamelijk met kikkers en hagedissen.
Vipère d’Orsini (vipera ursinii)
De vipère d’Orsini heeft een erg kleine leefomgeving; ze komt alleen in de zuidelijke Alpen tussen 1.500 en 2.000 meter hoogte voor. Het is met maximaal 45 centimeter de kleinste adder van Frankrijk. Het is zelfs de kleinste giftige slang van heel Europa. Ze heeft veel weg van de vipère péliade, maar is kleiner en fijner getekend. Beten zijn ongevaarlijk voor de mens, vanwege de kleine bek en het relatief zwakke gif.
Vipère de Séoane (vipera seoanei)
Deze adder kom je in Frankrijk alleen maar in het uiterste zuidwesten tegen. Ze wordt daarom ook wel de Pyreneeënadder genoemd. Ook deze adder lijkt veel op de vipère péliade, maar is met een gemiddelde lengte van 50 centimeter iets kleiner. Ze past zich gemakkelijk aan, maar heeft een voorkeur voor vochtige, beboste leefomgevingen.
Voorkomen
Zolang je slangen niet opzoekt, zul je geen beet oplopen. De meeste beten komen dan ook vooral door onvoorzichtigheid. Ga je wandelen in de natuur, houdt dan de volgende voorzorgsmaatregelen voor ogen:
- Trek dichte schoenen aan. Trap je op een slang, dan bijten ze direct waar ze kunnen, en dat is meestal rond de enkels.
- Zet stevige voetstappen of maak lawaai. Zo geef je slangen de gelegenheid om te vluchten. De dove slangen merken de trillingen in de bodem.
- Ga niet met je blote handen wroeten in hopen stenen, planten of struikgewas.
Herkennen
Mocht je toch een beet te pakken hebben, dan is dat helemaal niet per se levensbedreigend; in Frankrijk is er gemiddeld slechts één sterfgeval per jaar als gevolg van slangenbeten. Bovendien is het gros van de adderbeten (90%) ‘droog’, dat wil zeggen: zonder gif. Veel mensen worden ook ongemerkt gebeten; een beet is lang niet altijd pijnlijk. Is een beet wel giftig, dan voel je dat direct aan een stekende pijn waar de slang gebeten heeft. De volgende symptomen kunnen pas uren na de beet de kop opsteken: overgeven, diarree en buikpijn. De beet zelf is snel herkenbaar; je hebt twee puntjes in de huid, die zo’n 5 tot 10 millimeter van elkaar verwijderd zijn.
Genezen
Er moet in ieder geval zo vlug mogelijk een arts gebeld worden. Het slachtoffer moet gaan liggen en kan gerustgesteld worden. Als er een apparaatje om gif uit te zuigen voorhanden is, moet dit gebruikt worden. Het gif zelf met de mond uitzuigen kan ook, maar is af te raden omdat het kleinste wondje in de mond al tot een tweede vergiftiging kan leiden. Omdat het gif het bloed probeert te stollen, moet de hartslag gestimuleerd worden. Dit kan bijvoorbeeld door het slachtoffer thee of koffie te laten drinken. Voor de rest is het vooral een kwestie van dingen juist niet doen. Veelgemaakte ‘vergissingen’:
- niet in de wond ‘snijden’ in een poging het gif uit het lichaam te laten stromen
- geen band of doek op de ledematen aanleggen om de bloedtoevoer af te knellen
- geen antiserum toedienen tot er een arts aanwezig is
Lees verder