Het leven in de bergen
In de bergen leven is niet altijd makkelijk. De lucht is ijl, het kan er erg koud zijn en beschutting is er bijna niet te vinden. Toch zijn er zowel veel planten als dieren die hier leven. Zij zijn allemaal op een of andere manier aangepast aan het leven op grote hoogtes. Hoe ziet het leven in de bergen eruit?
Bergen
Op elk continent van de aarde bevinden zich bergen. Deze liggen meestal met meerdere bij elkaar in bergketens. De hoogste berg ter wereld is de Mount Everest die 8848 meter hoog is. Hij ligt in de Himalaya, een gebergte in Azië. Voor alles wat leeft en groeit in de bergen geldt dat ze goed aangepast moeten zijn aan het leven op hoogte. Hoe hoger je op een berg komt, hoe verder de temperatuur daalt. Beschutting tegen de wind is hoog in de bergen nauwelijks te vinden, behalve in grotten. Ook wordt de lucht in de bergen steeds ijler bij het stijgen. Toch komen er in de bergen vele soorten planten voor en leven er allerlei dieren, waaronder insecten, vogels en zoogdieren.
Planten
Er zijn vele verschillende soorten planten te vinden in de bergen, van klein tot groot en in allerlei vormen. Sommige soorten komen zeer algemeen voor, zoals naaldbomen die je in bergen op verschillende continenten tegenkomt. De naalden van deze bomen zijn taai en goed bestand tegen de kou. Toch groeien ook deze bomen niet op de toppen van hoge bergen. Gebergten hebben namelijk een boomgrens, waarvan de hoogte voor elk gebergte anders is. Boven deze grens kunnen geen bomen meer groeien omdat de knoppen van bomen daar niet in leven kunnen blijven door de kou. Wel kunnen boven de boomgrens nog planten groeien. Deze planten zijn dan vaak voorzien van kleine bladeren zodat ze niet teveel vocht kwijtraken. Ook hebben ze stevige stengels. Sneeuw is voor deze planten geen probleem, het houdt ze juist warm tot de temperatuur stijgt en de sneeuw smelt. Een stuk boven de boomgrens ligt de sneeuwgrens, waarboven het hele jaar door sneeuw ligt.
Er zijn ook planten die juist maar op één berg groeien. Dit kan voorkomen bij bergen die niet in een bergketen liggen. Planten kunnen zich dan niet verspreiden doordat ze zich ontwikkeld hebben in een geïsoleerd gebied. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de reuzenlobelia, een plant die alleen op Mount Kenya in Kenia voorkomt. Overdag moet deze plant zich beschermen tegen de zon, die er fel brandt omdat Mount Kenya op de evenaar ligt. Hiervoor zijn ze voorzien van een soort beharing. ’s Nachts moet de reuzenlobelia zich juist beschermen tegen de kou. Ook hier is de beharing geschikt voor. Daarnaast vouwen de bladeren van de plant zich naar binnen om de kou niet door te laten dringen.
Dieren
Insecten
In de bergen leven allerlei insecten zoals vlinders, bijen, kakkerlakken en muggen, en andere geleedpotigen als spinnen. Zo zijn er in bergen in Europa, Azië en Noord-Amerika apollovlinders te vinden. Zij hebben een soort met haar bedekte schubben op hun lijf die de kou op grote hoogte tegenhoudt. Heel hoog in de bergen waar niets meer groeit zullen vlinders niet komen, omdat ze planten nodig hebben om te leven. In de winter zijn vlinders niet actief omdat het dan te koud is. Vlinders worden in de lente als rups uit hun eitjes geboren die een aantal keer vervelt. Tussen deze vervellingen door eet de rups om te groeien. Bij de laatste keer vormt hij een cocon om zich heen en wordt hij een pop. Ze ondergaan dan een gedaanteverandering en komen als vlinder uit de pop. Ook veel andere insecten komen pas in de lente, wanneer het weer warmer wordt, uit hun ei of pop tevoorschijn. Krekelkakkerlakken leven hoger in de bergen dan vlinders, soms zelfs boven de sneeuwgrens. Hun voedsel bestaat uit dieren zoals insecten die per ongeluk te hoog op de berg zijn geblazen. Kakkerlakken zijn zeer taaie insecten met harde dekschilden die ze beschermen.
Vogels
In de bergen komen zowel kleine als grote vogelsoorten voor. Kleine vogels zijn bijvoorbeeld de rotskruiper en de winterkoning. Rotskruipers zijn zangvogels die in de spleten van rotsachtige bergen op zoek gaan naar insecten. Hij heeft scherpe klauwen die hij, samen met zijn staart, gebruikt om tegen rotswanden op te klimmen. Een iets grotere vogel die onder andere in de bergen leeft is het Alpensneeuwhoen die ’s winters wit van kleur is. Hierdoor is hij moeilijk te vinden in de sneeuw. Wanneer de sneeuw smelt, verandert ook het Alpensneeuwhoen van kleur, hij wordt dan bruin. Hij eet onder andere insecten en zaden.
Grote vogels in de bergen zijn bijvoorbeeld meerdere soorten gieren. De Andes-condor (een gier) die in de bergen van Zuid-Amerika voorkomt, kan een spanwijdte hebben van ruim drie meter. Deze enorme vogel weegt teveel om zomaar weg te kunnen vliegen. Hij heeft een rotsplateau op hoogte of een lange startbaan nodig, met een gunstige luchtstroming waarop hij kan opstijgen. Er is veel op de Andes-condor gejaagd waardoor hij met uitsterven bedreigd is. Dit geldt ook voor de Californische condor (eveneens een gier) in Noord-Amerika.
Zoogdieren
Zoogdieren die in de bergen leven zijn bijvoorbeeld sneeuwluipaarden, jaks, marmotten, dikhoornschapen en vleermuizen. Zoogdieren die op deze hoogtes leven, hebben grotere longen, een groter hart en meer cellen met zuurstof in hun bloed dan zoogdieren die niet in de bergen leven. Dit hebben ze nodig om genoeg zuurstof binnen te krijgen in de ijle lucht.
Alpenmarmotten, een knaagdierensoort, leven in bergweiden en op hellingen van steen in bergen in Europa. Ze maken holen waar ze vaak rechtop voor zitten. Hun holen bestaan uit gangen die tot een paar meter diep kunnen zijn. Aan het eind daarvan ligt het hol waar de Alpenmarmotten slapen. Ze brengen de winter door met een lange winterslaap, waar ze met meerdere marmotten bij elkaar gaan liggen in hun holen. Voor de winter aanbreekt hebben ze voedsel als noten, zaden en vruchten verzameld om de winter door te komen.
Sneeuwluipaarden of sneeuwpanters leven in de bergen in Azië. Ze jagen op andere dieren die ze in de bergen tegenkomen, bijvoorbeeld herten. Hiervoor komt hij soms een heel stuk boven de boomgrens. Zijn dikke vacht zorgt ervoor dat hij warm blijft. De jak is een rundersoort die zelfs nog hoger komt dan de sneeuwluipaard. Ze leven in de bergen van de Himalaya en zijn daar regelmatig te vinden op zes kilometer hoogte. Helaas zijn er nog maar weinig wilde jaks. Ze zijn al lang geleden gedomesticeerd en worden vaak gebruikt als lastdier. Daarnaast leveren ze melk, vlees en huiden. Ook jaks zijn voorzien van een dikke vacht die ze beschermt tegen de kou. Het dikhoornschaap is te vinden in de Rocky Mountains die in Canada en de Verenigde Staten liggen. Zij zijn erg goed in het beklimmen van bijna verticale berghellingen, dankzij hun speciale hoeven die niet wegglijden. Vleermuizen leven in grotten die in de bergen te vinden zijn. Ze komen uit de grotten vliegen om insecten te eten. In de grotten is geen licht, maar dat is voor de vleermuizen geen probleem. Veel vleermuizen zijn sowieso nachtdieren die gebruik maken van echolocatie om zich te oriënteren. Ze zenden ultrasone geluiden uit, waarna de terugkaatsende echo weer wordt opgevangen. Op basis daarvan weten ze waar dingen zich bevinden en hoe ze moeten vliegen om ergens te komen.