Het leven op Antarctica
Antarctica, een koud en kil continent. Een afgelegen continent met ijs en water dat eveneens ijskoud is. Toch is er veel leven op Antarctica, zowel in de zee als op het land zelf en in de lucht erboven. Er leven vissen, zoogdieren, vogels en andere groepen dieren. Een dikke laag vet helpt warmbloedige dieren om warm te blijven. Voor de kleinere dieren dreigt er altijd gevaar om opgegeten te worden door grotere of sterkere soorten.
Antarctica
Antarctica is het koudste en meest geïsoleerde gebied op aarde. Het continent bevindt zich rond de Zuidpool van de aarde en is bijna volledig bedekt met ijs. Op sommige plekken is het ijs kilometers dik. Rondom Antarctica ligt de Zuidelijke IJszee. De grens van Antarctica bevindt zich ergens in de zee, op de plek waar koud water vanaf Antarctica en warmer water samenkomen. In de herfst en de winter wordt in het water nog meer ijs gevormd dat drijft op de zee. In de lente smelt dit weer weg. Op Antarctica groeit bijna niets. Bomen zijn er niet. De grootste plant die er groeit is haargras, een taaie grassoort die bescherming kan bieden aan sommige dieren. Verder zijn er vooral mossen en korstmossen. In de winter is het op Antarctica tientallen graden onder nul en ook in de zomer blijft de temperatuur ver onder het vriespunt. Ondanks deze extreme omstandigheden is er veel leven op dit onherbergzame continent, vooral in de wateren eromheen, maar ook op het land zelf en in de lucht erboven.
Dieren op Antarctica
Dieren die in de koude wateren van de Zuidelijke IJszee leven zijn onder andere allerlei soorten vissen, kreeften, inktvissen, zeehonden, vinvissen, baleinwalvissen en orka’s. Zij zijn goed aangepast aan het leven in het water en hebben geen last van de kou. Zeehonden, walvissen, orka’s en vinvissen hebben een dikke speklaag die ze warm houdt. Terwijl sommige soorten zoals walvissen zich ver in de zee bevinden, blijven zeehonden vaak dichter bij de kust omdat ze op het ijs hun jongen krijgen. Daarnaast kunnen ze op het ijs vluchten voor vijanden. Op het Antarctische land leven verschillende soorten pinguïns, zoals de keizerspinguïn en de adéliepinguïn. Zij hebben een verenkleed en een vetlaag die hen tegen de kou beschermt. Pinguïns zijn zeer goede zwemmers en kunnen met hun gestroomlijnde lichaam een hoge snelheid behalen door met hun vleugels te slaan. Op het land zijn ze minder handig, daar lijken ze onhandig rond te waggelen. Soms glijden ze op hun buik over de sneeuw of het ijs waarmee ze ook een flinke vaart maken. Andere vogels die op Antarctica voorkomen, zijn albatrossen, sneeuwstormvogels en Antarctische stormvogels.
Voedsel
In de Zuidelijke IJszee zwemmen miljarden krilldiertjes rond, soms in zwermen die kilometers lang zijn. Krill is familie van de garnaal en eet kleine dieren en planten die hij uit plankton haalt. Voor veel zeedieren die in de Antarctische wateren leven is krill een belangrijke voedselbron. Ze staan op het menu van bijvoorbeeld vissen, inktvissen en vinvissen. Ook pinguïns en zeeluipaarden (een zeehondensoort) eten krill. Veel vissen en pinguïns eten één krilldiertje per keer, terwijl andere dieren iets enthousiaster te werk gaan. Blauwe vinvissen bijvoorbeeld doen hun grote bek wijd open als ze een groep krill zien. Op deze manier zwemt de vinvis door de zwerm waarbij er vele in zijn bek terechtkomen. Hij laat het water weer weglopen en eet enorme hoeveelheden krill in één keer. Krabbeneters (een zeehondensoort) en zeeluipaarden eten op eenzelfde manier krill.
Krill is voor veel dieren een belangrijke voedselbron, maar zeker niet de enige. De dieren die in de Zuidelijke IJszee leven, eten elkaar ook weer op. Zo eten inktvissen graag vis, krabben en kreeften. Pinguïns eten inktvissen en vissen. Orka’s en zeeluipaarden eten op hun beurt weer onder meer pinguïns en inktvissen. Krabbeneters eten wel bijna alleen maar krill. Zij worden vervolgens weer opgegeten door zeeluipaarden en orka’s. Albatrossen en stormvogels zijn zeer goede vliegers die lange tijd achter elkaar in de lucht kunnen blijven. Ze zoeken hun voedsel in de volle zee, waar ze onder andere vis, kreeften en kwallen vangen.
Eieren op het land
Vogels die boven of op het koude Antarctische land leven, moeten ergens een plek hebben om hun eieren te leggen en jongen te krijgen. De sneeuwstormvogel en de Antarctische stormvogel zoeken spleten in rotsen waar ze hun eieren leggen. De eieren en de jonge vogels worden dan in ieder geval enigszins beschermd tegen de kou. Ook pinguïns leggen hun eieren op het land. Zij zoeken hiervoor geen beschutting in rotsspleten, maar ze doen dit midden op het ijs. Wanneer het vrouwtje een ei heeft gelegd, vertrekt zij naar de zee om voedsel te zoeken. Het mannetje legt het ei op zijn voeten waar het verdwijnt onder een huidplooi. Hierdoor blijft het ei warm. Daarnaast gaan de pinguïns in grote groepen bij elkaar staan. Zo houden ze de koude wind gedeeltelijk tegen en ze kunnen profiteren van elkaars lichaamswarmte. Ook nadat de jongen geboren zijn, blijven ze op deze manier staan. De jongen mogen in het midden staan en worden zo beschermd door hun ouders.