Zweefvliegen – onze bondgenoten tegen bladluizen


Uiterlijke kenmerken van zweefvliegen
Imiteren van vliesvleugeligenZweefvliegen (Orde: Diptera; Familie: Syrphidae) hebben net als alle Diptera (vliegen en muggen) slecht één paar vleugels. Ze zijn over het algemeen kleiner dan 2 cm, maar er zijn ook een paar soorten die iets langer zijn. In Nederland komen er meer dan driehonderd soorten zweefvliegen voor. Veel soorten imiteren het uiterlijk van vliesvleugeligen, d.w.z. wespen, bijen en hommels, door hun vergelijkbare kleurpatronen en lichaamsbeharing. Zo hebben zweefvliegen die op hommels lijken een harig achterlijf, terwijl dat van soorten die op wespen lijken, kaal is. Ook brommen ze in de vlucht vaak als wespen, bijen en hommels.
Onderscheid tussen zweefvliegen en vliesvleugeligen
Zweefvliegen kun je van wespen, bijen en hommels onderscheiden doordat de eerste maar één paar vleugels heeft en de andere twee paar. Ook hebben zweefvliegen meestal geen taille (wespentaille!), hebben ze veel kortere antennen, grote, ronde ogen i.p.v. langwerpige en zijn ze zeer wendbaar en in staat in de lucht stil te staan, wat vliesvleugeligen niet kunnen.
Larven
De larven lijken op kleine, spitst toelopende slakken, zijn vaak half doorzichtig en kunnen een wit, bruin of groen uiterlijk hebben. Sommige zien er zelfs uit als vogelpoepjes! Ze worden tot 2 cm lang. Hun voortbeweging is traag en ze zwaaien met hun slurfvormige snuit heen en weer, waardoor ze gemakkelijk van naaktslakken kunnen worden onderscheiden.

Biologie
De eerste volwassen zweefvliegen verschijnen op de eerste warme, zonnige dagen in het vroege voorjaar, als de katjes van wilgen en hazelaars open zijn en zij het stuifmeel kunnen eten. Mannetjes vormen vaak zwermen onder bomen en paren snel met vrouwtjes die in de buurt komen. In april/mei is een voldoende aanbod van nectar en pollen van belang voor de eierleggende vrouwtjes. Uitstekende voedselbronnen om deze tijd zijn bijvoorbeeld madeliefjes en boterbloemen.Vrouwelijke zweefvliegen zoeken bladluiskolonies op om hun eieren tussen de bladluizen te leggen - nooit meer dan een paar eieren per kolonie, opdat de larven genoeg te eten hebben.
Iedere larve heeft voor zijn gehele ontwikkeling zo'n zeshonderd bladluizen nodig. Als ze op jacht zijn en met hun heen en weer zwaaiende slurfvormige snuit een bladluis aanraken, grijpen ze deze vast, en tillen de bladluis op, die daardoor met zijn poten omhoog hulpeloos tussen de kaken vast komt te zitten. De larve vreet vervolgens de bladluis in zijn geheel op, maar als het een volwassen dier is, en vooral als het een gevleugelde is, zuigt hij hem leeg. Andere bladluizen in de kolonie worden niet gealarmeerd en kunnen één voor één door de larve gevangen worden. In een mooi filmpje kun je zien hoe ze dat doen.
Als ze volgroeid zijn, verpoppen de larven zich aan de onderkant van een blad. Vaak zijn de poppen druppelvormig of peervormig en kleuren ze wit of bruin. Er zijn twee of meer generaties per jaar. Afhankelijk van de soort overwinteren de larven, poppen of volwassen dieren.
Nuttig (en een enkele schadelijk)
BestuivingDoordat volwassen zweefvliegen van nectar en stuifmeel leven, zorgen ze voor de bestuiving van bloemen.
Verdelgen van bladluizen
Hoewel de meeste zweefvliegen onze bondgenoten zijn in de strijd tegen bladluizen, is één soort schadelijk: de grote narcisvlieg, Merodon equestris. De larve van deze, op een kleine hommel lijkende zweefvlieg, vreet de inhoud leeg van de narcis bloembol, waardoor deze afsterft of op zijn best er in het voorjaar slechts een paar dunne blaadjes tevoorschijn komen.
Niet van bladluis levende zweefvliegenlarven
Niet alle zweefvliegen leven als larve van bladluizen. De platte, wormachtige larven van bijv. de stadsreus Volutella zonaria leven van afval en van dode en stervende insecten in wespennesten en de made-achtige, dikke larve van o.a. de blinde bij Eristalis tenax leeft van rottend materiaal in het water en heeft een lange, telescopische adembuis aan zijn achterlijf, wat hem de naam rattenstaartlarve heeft opgeleverd.
