Schadelijke insecten op sierplanten: biologische bestrijding
Sierplanten in tuin en kas kunnen worden aangetast door een diversiteit aan schadelijke insecten. Zo zijn er die de bloemknoppen of bloemen aanvreten, waardoor de bloemen zich slecht kunnen ontwikkelen of afsterven, andere soorten zuigen sappen uit bladeren en stengels waardoor de kans bestaat dat virussen worden overgebracht, weer andere leggen eieren in bloembollen, die vervolgens door de larven worden leeg gevreten. Er bestaan methoden om deze plagen op een biologische wijze te bestrijden en/of te voorkomen.
Inhoudsopgave
De anjermot, een schadelijk insect op veel sierplanten
De anjermot,
Cacoecimorpha pronubana, (Orde: Lepidoptera, Familie: Tortricidae), of anjerbladroller zoals hij ook wel wordt genoemd, is een ernstige plaag op sierplanten (chrysant, roos, anjer en vele andere), maar ook op fruitbomen en -struiken (appel, kers, framboos, e.a.) en groenten (aardappel, tomaat, erwt, boon, wortel, e.a.). De rups verschuilt zich in een 'tent', die hij maakt door de punt van een (kelk)blad samen te vouwen, om vandaar aan blad, bloemen en vruchten te vreten.
Uiterlijke kenmerken
De anjermot is een oranje-bruine mot van 7 à 8 mm lengte en een vleugelwijdte van 18 - 22 mm (vrouwtjes) of 15- 17 mm (mannetjes). De groenige rupsen met geelbruine kop worden 15 - 20 mm lang.
De donkerbruin tot zwarte pop is 9 -12 mm lang, is langgerekt en uitlopend in een punt en heeft acht sterke stekels met haakjes op de rug. Hij is omgeven door een dicht web van zijde.
Rups in zijn 'tent'.
'Tent' iets opengewerkt.
Biologie
In onze streken komen meestal twee generaties anjermotten voor. In het voorjaar komen de eerste motten tevoorschijn. Na de paring, leggen de vrouwtjes gedurende een periode van twaalf tot veertien dagen zo'n acht eiermassa's die ieder tien tot tweehonderd eieren bevatten en die aan de bovenkant van bladeren worden afgezet.
De jonge rupsen zoeken bladpunten of bloemknoppen op, waar zij een 'tent' maken door het blad of kelkblad op te vouwen en dicht te lijmen met zijde. Verscholen in hun tent vreten ze van het weefsel van het blad of de bloem. Als de rupsen volgroeid zijn, na zo'n twee à drie weken, verpoppen ze. Ongeveer twee weken later komt de volgende generatie motten tevoorschijn. De rupsen die hieruit ontstaan, overwinteren tussen het blad.
In verwarmde kassen kunnen alle stadia het hele jaar voorkomen.
Schade
De anjermot is polyfaag, wat betekent dat hij zeer veel
soorten planten aanvalt. De rupsen zijn moeilijk te bestrijden, doordat ze zich verscholen houden tussen dubbelgevouwen blad ('tent'). Vooral in kassen is de schade aan anjers aanzienlijk. Bladeren en bloemen worden aangetast, die uiteindelijk door een zijden massa omgeven worden. In sommige gevallen kan 25 - 35% verlies aan anjers optreden.
Natuurlijke vijanden
Zeer veel sluipvliegen (Tachinidae) en sluipwespen (Ichneumonidae, Pteromalidae en Braconidae) parasiteren op de anjermot, alsook
Trichogramma evanescens. Bovendien worden de motten en rupsen gegeten door vogels, spinnen en loopkevers.
Behandeling en tips
In kassen, maar ook buiten, kunnen de motten op biologische wijze bestreden worden d.m.v. de bacterie
Bacillus thuringiensis. Pas toe als de eerste rupsen actief beginnen te voeden en herhaal iedere week tot alle eieren zijn uitgekomen. De bacteriën moeten op droog blad worden gesproeid. Als de rupsen ze samen met het blad hebben opgenomen, worden de bacteriën in de darm actief, waar ze een gif afscheiden dat de darmwand aantast, waardoor de rupsen al na een paar dagen ophouden met vreten en sterven. Ook vormen ze sporen die weer vrij komen en andere rupsen infecteren. Als er nog maar weinig opgevouwen bladeren te zien zijn, kun je de rupsen gemakkelijk doden door het blad daar met de vingers samen te knijpen.
De groene appelwants, een schadelijk insect op veel sierplanten
De groene appelwants is schadelijk voor veel sierplanten, zoals fuchsia, roos, dahlia, hortensia, chrysant, aalbes, maar ook op komkommer, aubergine en paprika. De bladeren, knoppen en vruchten kunnen misvormd raken door het giftige speeksel van de volwassen insecten en hun nimfen.
Uiterlijke kenmerken
De volwassen groene appelwants,
Lygocoris pabulinus (Orde: Hemiptera; Familie: Miridae) wordt 5 tot 6,6 mm lang en heeft opvallend lange, groene antennen. Hij heeft een glad rugschild en is opvallend helder en egaal groen gekleurd. De vliezige vleugeltoppen zijn bruin en de groene poten bezitten zeer fijne, geelbruine uitsteeksels.
De nimfen hebben dezelfde heldergroene kleur als hun ouders.
Biologie
In het voorjaar komen de nimfen uit de eieren die in het najaar zijn gelegd en die hebben overwinterd in twijgen van o.a. appel, aalbes, meidoorn en kers. Daar zuigen ze aan bladeren en knoppen tot zij in juni volwassen zijn. Dan vliegen ze naar hun zomerwaardplanten, fuchsia, roos, dahlia, hortensia, chrysant, aalbes, en ook komkommer, aubergine en paprika en leggen eieren in de stengels, terwijl ze aan de groeipunten zuigen. Hun speeksel is giftig, waardoor plantencellen kunnen afsterven. Als de groeipunten zich tot bladeren ontwikkelen, worden deze gedode cellen zichtbaar als vele, kleine gaatjes. De nieuwe generatie nimfen wordt volwassen in september en vliegt dan terug naar de winterwaardplanten (appel, aalbes, meidoorn, kers) om de overwinterende eieren te leggen.
Schade
De bladeren kunnen misvormd raken met kleine, bruine plekjes die uiteindelijk gaatjes worden. Knoppen en twijgen van vooral chrysanten en dahlia's kunnen bruin worden en ofwel afsterven, of resulteren in bloemen die slechts gedeeltelijk open gaan. In het algemeen is de schade echter gering.
Natuurlijke vijanden
Nimfen van de groene appelwants worden geparasiteerd door sluipwespen van het geslacht
Peristenus (Orde: Hymenoptera; Familie: Braconidae).
Behandeling
In de meeste gevallen zal er geen behandeling nodig zijn. Het is aan te raden om afgevallen blad in de winter te verwijderen om overwinterende eieren geen kans te geven. Let daarbij vooral op blad onder heggen!
Ook nuttig!
De groene appelwants is niet alleen weinig schadelijk, maar bovendien nuttig. De wants valt namelijk ook schadelijke mijten, bladluizen en rupsen aan.
De grote narcisvlieg /
Bron: Sarefo, Wikimedia Commons (GFDL)De grote narcisvlieg, een schadelijk insect op bloembollen
De grote narcisvlieg,
Merodon equestris, (Orde: Diptera; Familie: Syrphidae) is de enige
zweefvlieg die schadelijk is in onze tuin. De larven van deze soort vreten geen bladluizen, zoals andere zweefvliegenlarven, maar vreten bloembollen leeg van voornamelijk narcissen, maar ook tulpen, irissen, lelies, hyacinten en sneeuwklokjes, waardoor de bloembollen of afsterven of op zijn best het volgend voorjaar een dun groen sprietje te zien geven.
Uiterlijke kenmerken
De grote narcisvlieg is zo'n 12 mm lang, sterk behaard en heeft korte, zwarte poten. De vlieg lijkt sterk op een kleine
hommel, waardoor veel vogels hem niet zullen aanvallen. De maden worden tot 19 mm lang, zijn iets gekromd, vuilwit van kleur en de huid is taai en gerimpeld. De zeer gereduceerde monddelen zijn zwart. De made verpopt zich binnen een puparium, dat een grauwe kleur heeft en ongeveer 13 mm lang is.
Biologie
De
volwassen dieren verschijnen in mei. Na de paring leggen de vrouwtjes steeds 1-3 eieren op de hals van een
bloembol; ze kunnen in totaal tussen de veertig en honderd eieren leggen.
Tien tot veertien dagen later komen de pootloze maden uit. Zij boren eerst in de oppervlakteweefsels van de bloembollen, waar ze uitgebreide tunnels maken. Pas als ze groter zijn, boren ze naar het centrum van de bloembol. Per bloembol komt slechts één larve tot wasdom, een enkele keer meer. Deze larve ontwikkelt zich in ongeveer 2 maanden en overwintert als volgroeide larve, om pas in het volgend voorjaar te voorschijn te komen en zich in de grond te verpoppen.
De
poppen zijn grauw-grijs van kleur en vertonen twee kleine hoorns aan de voorkant. Het popstadium duurt vijf tot zeven weken.
Schade
Het binnenste van de
bloembol wordt uitgehold en vernietigd. Veel aangetaste bloembollen rotten weg, maar sommige overleven en hieruit kan in het voorjaar een enkel armetierig groen sprietje groeien.
Natuurlijke vijanden
Deze vliegen hebben weinig vijanden: de volwassen dieren worden niet gepakt omdat ze te veel op hommels lijken en de larven zitten goed verscholen in de bloembollen.
Behandeling
Er is wel iets te doen om de schade te beperken.
- Zodra de planten in het late voorjaar verdrogen, haal dan de bladeren weg en strijk vervolgens de aarde plat zodat de wijfjes de gaten niet kunnen vinden die de weggehaalde bladeren zouden hebben achtergelaten.
- Haal de bloembollen uit de grond zodra de toppen afsterven, sorteer ze en vernietig de aangetaste bloembollen.
- Vang rondvliegende narcisvliegen, voor ze eieren gaan leggen, in een insectennet en dood ze.
- Larven binnen een bloembol kunnen gedood worden door de bloembol ongeveer veertig minuten in heet water (43-44ºC) onder te dompelen. Pas echter op dat de bloembollen niet te heet worden, want daar kunnen ze niet tegen.
De grote lupineluis, een schadelijk insect op lupinen
De grote lupineluis,
Macrosiphum albifrons, (Orde: Homoptera; Familie: Aphididae) is met zijn lengte van 3,5 - 4,5 mm een van de grotere bladluizen in ons land. Zijn blauwgroene lichaam is bedekt met een laagje witte was, waardoor hij niet snel te verwarren is met andere bladluissoorten. Hij komt oorspronkelijk uit Verenigde Staten en is in 1981 voor het eerst in Engeland, in Kew Gardens, waargenomen. Sindsdien verspreidt hij zich door Europa; in 1986 had hij het westen van Duitsland bereikt. Ze komen alleen op lupine voor waarop ze veel schade kunnen aanbrengen.
Uiterlijke kenmerken
De lupineluis is 3,5 tot 4,5 mm lang. Zijn lichaam heeft een blauwgroene kleur en is bedekt met een laagje witte was. Ook de larven hebben zo'n waslaagje.
Biologie
De gehele levenscyclus van de grote lupineluis speelt zich af op
lupine. De eerste ongevleugelde wijfjes verschijnen in juni. Ze planten zich parthenogenetisch voort (d.w.z. zonder bevruchting) en produceren levende, parthenogenetische dochters. In heet, droog weer kan de populatie zich snel vermeerderen en kunnen de stengels en bloemen van lupineplanten volkomen bedekt raken met een dicht opeengepakte kolonie bladluizen.
Schade
Door hun sterke aanwas is de grote lupineluis zeer schadelijk voor lupine. De bloemen verwelken en sterven, en niet zelden sterven hele planten af. Daarbij komt dat de
grote lupineluis de verspreiding van het
bonenscherpmozaïekvirus kan bewerkstelligen, welk virus in de witte lupine,
Lupinus albus, is aangetroffen.
Natuurlijke vijanden
M. albifrons heeft een aantal natuurlijke vijanden: lieveheersbeestjes, larven van zweefvliegen en gaasvliegen, en parasitaire wespen. Deze soorten hebben echter geen of weinig effect als de bladluizen op
bittere cultivars van lupine voorkomen. De hoge concentratie van
alkaloïden in deze cultivars worden door de bladluizen in hun lichaam opgeslagen, wat ze
giftig maken voor hun vijanden.
Het is bij voorbeeld waargenomen dat larven van het zevenstippelige lieveheersbeestje,
Coccinella septempunctata, zo'n drie dagen nadat ze grote lupineluis van bittere cultivars (
L. albus,
L. angustifolius en
L. mutabilis) hadden gevreten, stierven. Zweefvliegen- en gaasvliegenlarven bleken minder gevoelig te zijn en enkele ontwikkelden zich tot volwassen dieren.
Zulke negatieve effecten op de natuurlijke vijanden werden niet gevonden op alkaloïde-arme, oftewel
zoete cultivars (in het bijzonder de zoete cultivar van
L. albus).
Behandeling
- Om natuurlijke vijanden een kans te geven wordt het aangeraden om zoete cultivars van lupine te kweken.
- Lok zweefvliegen naar de tuin, door bloemen met platte bloemhoofdjes aan te planten, bijvoorbeeld pioenroos, madeliefje, aster, maar ook dille of andere schermbloemigen.