De hazelnootboorder - biologische bestrijding
De hazelnootboorder, een kleine snuitkever met een zeer lange snuit, brengt zijn leven als larve in een hazelnoot door, waarbij de hazelnoot vernietigd wordt. Volwassen kevers leven van nectar en pollen, en ook van zacht fruit, maar zij brengen geen schade aan. Hooguit ontsieren zij de vruchten enigszins.Inhoudsopgave
- De hazelnootboorder, Curculio nucum
- Uiterlijke kenmerken
- Biologie
- Schade
- Natuurlijke vijanden
- Behandeling
- Tip
De hazelnootboorder, Curculio nucum
De hazelnootboorder, Curculio nucum (Orde: Coleoptera; Familie: Curculionidae) komt in West-, Midden- en Zuid-Europa voor en is vooral schadelijk in de zuidelijke landen, waar de hazelnoot commercieel verbouwd wordt. Biologische bestrijding en de juiste keuze van de variëteit kan die schade aanmerkelijk verminderen.Uiterlijke kenmerken
De hazelnootboorder, Curculio nucum, die ook wel Balanunus nucum wordt genoemd, heeft een lengte van 6 tot 8,5 millimeter. Het gedrongen lichaam is zwart en bedekt met witte en bruine schubjes en haren, waardoor het er wat vlekkerig uitziet. De korte, zwarte poten zijn dichtbeplant met witte haartjes. Wat het meest opvalt is de zeer lange, iets omlaag krommende, glanzend roodbruine snuit met de knotsvormige voelsprieten aan de basis. Bij het vrouwtje kan de snuit langer zijn dan de rest van het lichaam, bij mannetjes is hij korter.De pootloze larven worden tot 1,5 centimeter lang. Ze zijn wit en zien er als maden uit. In tegenstelling tot echte maden hebben ze echter een verhard, bruin gekleurd kopschild en grote, eveneens bruine, kaken. Bij echte vliegenmaden zijn de kop en kaken sterk gereduceerd.
Biologie
Volwassen keversVolwassen kevers komen in mei te voorschijn en leven van nectar en pollen en later ook van de vruchten van verschillende soorten planten, vooral roosachtigen, zoals peer, appel, perzik, kers, pruim. Daarbij gebruiken ze de lange snuit om sappen op te zuigen of de nectar en pollen op te likken. Als de jonge hazelnoten zich ontwikkelen, boort het vrouwtje met de scherpe kaken aan het uiteinde va de snuit een gaatje en legt daarin meestal één, soms meer eieren. In totaal kan ieder vrouwtje zo'n 40 eieren leggen.
Acht tot 10 dagen later komt de larve uit het ei en vreet aan het inwendige van de noot. Tegen de tijd dat de larve volgroeid is, is het herfst, en is de noot al van de boom gevallen en de buitenzijde verhout. De larve knaagt zich met zijn sterke kaken een weg naar buiten en graaft zich in de bodem in tot een diepte van 10 tot 15 centimeter, waar hij overwintert. In de zomer daarop, soms zelfs pas twee of drie jaar later, verpopt hij. Hij blijft dan nog tot het daaropvolgende voorjaar in zijn ondergrondse popkamer voor hij als volwassen kever te voorschijn komt en de grond uit kruipt.