Een te traag werkende schildklier bij de hond

Een te traag werkende schildklier kan bij alle hondenrassen voorkomen. De aandoening wordt echter beduidend vaker gezien bij middelgrote en grote rassen. Vooral bij de Golden retriever, Labrador, Doberman, Ierse setter, Cocker spaniël, Airedale terriër en Bouvier komt een te traag werkende schildklier regelmatig voor.
Honden en katten hebben, in tegenstelling tot mensen, twee losse schildklieren. Ze liggen dicht onder het strottenhoofd, links en rechts van de luchtpijp. De schildklier is eigenlijk de motor van het lichaam; hij regelt de snelheid waarmee organen functioneren en waarmee processen als de stofwisseling en de spijsvertering worden uitgevoerd. De schildklier doet dit door hormonen (T4) te produceren die via het bloed naar alle cellen van het lichaam worden vervoerd.
De oorzaak ligt meestal in de schildklier zelf

Een enkele keer wordt een te traag werkende schildklier veroorzaakt door een (goedaardig) gezwelletje in de hypofyse van de hersenen (secundaire hypothyreoïdie). Deze kleine klier, met het formaat van een pinda, zit aan de onderkant van de hersenen. De hypofyse geeft zogenaamde 'thyroïd stimulerende hormonen' (TSH) af, die de schildklier aanzetten tot het produceren van schildklierhormonen. Door een gezwelletje maakt de hypofyse onvoldoende TSH aan, waardoor er te weinig schildklierhormonen geproduceerd worden. Veel van de honden die om deze reden een te traag werkende schildklier hebben, lijden ook aan de ziekte van Cushing.
De meest voorkomende symptomen bij een hond met een te traag werkende schildklier:
- Gewichtstoename ondanks normaal eten
- Geen gewichtsafname ondanks een dieet
- Trage, zwakke hartslag
- Droevige blik in de ogen
- Kreupel aan wisselende poten
- Sloom, geen zin om te wandelen (sjokkende gang)
- Veel liggen, het liefst op warme plaatsen
- Lage lichaamstemperatuur
- Vachtproblemen zoals een doffe, plukkerige vacht, jeuk en kaalheid
- Droge en schilferige huid met (soms) zwarte verkleuringen
- Harde ontlasting, soms verstopping
Normaal eten en toch dikker worden
Het tekort aan schildklierhormonen zorgt ervoor dat de stofwisseling en de spijsvertering op een laag pitje staan. Ook organen als het hart en de nieren zijn niet in staat om op hun normale niveau te functioneren. De verbranding van voedingsstoffen gaat erg langzaam. De hond blijft meestal evenveel eten als voorheen, maar komt toch aan. Zelfs wanneer de hond beduidend minder gaat eten – veel eigenaren zetten hem op dieet -, leidt de uiterst trage verbranding niet tot een gewichtsafname. De hartslag van een hond met een te traag werkende schildklier is aanzienlijk lager dan bij een gezonde hond. Door de verminderde pompfunctie van het hart en de vertraagde nierwerking, kan zich ook vocht ophopen in het gezicht van de hond. Het gezicht wordt wat pafferig en de bovenste oogleden kunnen gaan hangen. De hond krijgt zo vaak een erg droevige, zielige uitdrukking. Het vocht kan zich ook rond de zenuwen ophopen. De hond kan dan, soms aan de ene en dan weer aan de andere poot, kreupel worden.Weinig uithoudingsvermogen en het snel koud hebben
In het lichaam worden stoffen als glucose, koolhydraten en vetten omgezet in energie. Dit verbrandingsproces is nodig om de organen in het lichaam te laten functioneren en om de spieren te kunnen bewegen. Bij de verbranding komt ook warmte vrij, die ervoor zorgt dat de lichaamstemperatuur op het juiste niveau wordt gehouden. Wanneer er onvoldoende schildklierhormonen worden geproduceerd verloopt die verbranding erg traag en komt er maar weinig energie vrij. De hond is dan ook maar nauwelijks in staat om zijn lichaamstemperatuur op peil te houden en heeft het snel koud. Hierdoor zoekt hij vaak warme plekjes op en ligt hij het liefst in de buurt van de verwarming, de kachel of de open haard. Door het gebrek aan energie heeft de hond ook weinig uithoudingsvermogen. Elke inspanning kost hem erg veel moeite. Bij het wandelen valt vaak een sjokkende gang op. Rennen en spelen zijn er meestal helemaal niet meer bij.Slechte conditie vacht en huid
De lichaamscellen van de hond krijgen door de trage stofwisseling en spijsvertering onvoldoende vitaminen, mineralen en andere belangrijke voedingsstoffen toegevoerd. Dit heeft gevolgen voor de conditie van de huid en de vacht. Honden met een te traag werkende schildklier hebben dan ook vaak een doffe en plukkerige vacht. De ondervacht valt uit en er ontstaan kale plekken. Dit zie je vooral op de staart, de flanken en achter de oren. Ook is de huid meestal erg droog en schilferig en soms zijn zelfs zwarte verkleuringen (pigmentvlekken) te zien. Door de vertraagde spijsvertering stagneert bovendien het voedsel in de darmen en kunnen een harde ontlasting en verstopping ontstaan.Onderzoek door de dierenarts
Als jouw hond één of meerdere symptomen laat zien die passen bij een te traag werkende schildklier, is het belangrijk om naar de dierenarts te gaan. Hij kan door middel van een bloedonderzoek meestal vrij eenvoudig de diagnose 'hypothyreoïdie' stellen. Als blijkt dat de hoeveelheid schildklierhormonen (T4) in het bloed te laag is, zal de dierenarts ook de hoeveelheid TSH (schildklierstimulerende hormonen die door de hypofyse worden aangemaakt) bepalen. Bij een te traag werkende schildklier is de T4-waarde erg laag, terwijl de TSH-waarde meestal juist sterk verhoogd is. De hersenen proberen met de extra aanmaak van TSH de schildklier te stimuleren om meer schildklierhormonen te produceren. De oorzaak van de traag werkende schildklier ligt dan in de schildklier zelf. Zijn zowel de T4- als de TSH-waarde verlaagd, dan is er meestal sprake van 'secundaire hypothyreoïdie'. De verminderde aanmaak van schildklierhormonen wordt dan veroorzaakt door een verkeerde aansturing vanuit de hersenen (meestal door een tumor in de hypofyse).Het meten van de TSH-waarde in combinatie met de T4-waarde is belangrijk. Het zegt iets over de soort hypothyreoïdie en helpt dus bij de bepaling van de juiste behandelwijze. Daarnaast zijn er diverse ziekten die niets met de schildklier te maken hebben, maar die wel een (tijdelijke) verlaging van het T4-gehalte in het bloed kunnen veroorzaken. De TSH-waarde is in dat geval meestal normaal. Voorbeelden hiervan zijn: cardiomyopathie (hartspieraandoening), bloedarmoede of de ziekte van Cushing. Ook medicijngebruik of een ontsteking ergens in het lichaam kan de bloeduitslag beïnvloeden.
Een enkele keer kan het nodig zijn om een schildklierscan te laten maken om de diagnose met zekerheid te kunnen stellen. Bij een te traag werkende schildklier is op de scan te zien dat de schildklier nauwelijks of geen activiteit (meer) heeft. Een scan kan worden gemaakt bij de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren van de universiteit in Utrecht en bij de Lingehoeve Diergeneeskunde in Lienden of Tiel.
Behandeling van een te traag werkende schildklier
Als vaststaat dat je hond een te traag werkende schildklier heeft, dan zal hij behandeld worden met medicijnen. Hij moet dan dagelijks kunstmatige schildklierhormonen in tabletvorm slikken. Meestal wordt gekozen voor L-thyroxine tabletten. Omdat de schildklierfunctie niet meer zal herstellen, moet je hond de tabletten de rest van zijn leven krijgen. Na 4 tot 8 weken wordt opnieuw een bloedonderzoek gedaan, om de T4- en TSH-waarden te controleren. Op basis hiervan kan de medicatie eventueel worden bijgesteld.Binnen enkele weken na het starten van de medicatie zie je vaak al een verbetering. Je hond is actiever, gaat weer graag mee wandelen en wil meestal zelfs weer spelen en rennen. Ook veel van de andere symptomen (snelle hartslag, snel koud hebben, harde ontlasting, droevige blik in de ogen en kreupelheid) verdwijnen over het algemeen vrij snel. Het herstel van de huid en vacht duurt wat langer (een paar maanden). Je hond kan in eerste instantie zelfs meer last krijgen van verharen en jeuk. Dit is echter een normale reactie op de medicatie en verdwijnt na een paar weken vanzelf. Wanneer de stofwisseling weer op een normaal tempo functioneert, zal je hond ook zijn overgewicht vrij snel kwijt zijn. Het totale herstel duurt meestal drie tot zes maanden. Als je hond goed reageert op de medicijnen, zijn de vooruitzichten erg goed.
Een te traag werkende schildklier is een vrij vaak voorkomende aandoening bij middelgrote en grote honden van twee tot acht jaar oud. Omdat de aandoening zich langzaam ontwikkelt, zijn de symptomen meestal het duidelijkst als de hond een jaar of zes oud is. In het begin zijn vooral een dunnere vacht en een wat slome uitdrukking zichtbaar. Ga, wanneer je deze symptomen bij je hond ziet, altijd naar de dierenarts. Hoe eerder een te traag werkende schildklier behandeld wordt, hoe minder je hond eronder te lijden heeft.