Een te snel werkende schildklier bij de kat
Je kat eet goed, maar valt toch af. Hij drinkt en plast meer dan normaal en lijkt af en toe erg onrustig. Er zijn verschillende aandoeningen en ziekten die deze symptomen kunnen veroorzaken. Eén daarvan is een te snel werkende schildklier (hyperthyreoïdie). Hyperthyreoïdie komt vrij vaak voor bij katten van 8 jaar en ouder. De oorzaak is bijna altijd een goedaardig gezwelletje in één of beide schildklieren. De aandoening kan behandeld worden met medicijnen, een operatie of radioactief jodium.
Schildklier (1) en bijschildklieren (2) bij de mens. Bij de kat ontbreekt het smalle verbindingsstukje tussen de twee schildklieren. /
Bron: Publiek domein, Wikimedia Commons (PD)Katten en honden hebben, in tegenstelling tot mensen, twee losse schildklieren. Ze liggen dicht onder het strottenhoofd, links en rechts van de luchtpijp. De schildklier is eigenlijk de motor van het lichaam; hij regelt de snelheid waarmee organen functioneren en waarmee processen als de stofwisseling en de spijsvertering worden uitgevoerd. De schildklier doet dit door hormonen (T4) te produceren die via het bloed naar alle cellen van het lichaam worden vervoerd. Een jonge kat heeft meer energie nodig dan een oudere. De schildklier houdt hier rekening mee en produceert normaliter steeds minder hormonen naarmate de kat ouder wordt.
Een goedaardig gezwelletje in de schildklier
Om een of andere reden ontstaat er echter bij veel katten van 8 jaar en ouder een gezwelletje in één of beide schildklieren, waardoor de schildklier groeit. Soms vormt zich zelfs extra schildklierweefsel in de hals of de borstkast. Dit wordt ectopisch schildklierweefsel genoemd. Al dit extra schildklierweefsel produceert – net als de oorspronkelijke schildklier - hormonen. Het lichaam krijgt daardoor veel te veel schildklierhormonen aangevoerd, waardoor de organen te snel functioneren en de processen te snel verlopen. Het lichaam wordt als het ware opgejaagd; het hart gaat sneller kloppen, de stofwisseling gaat sneller en de spijsvertering gaat sneller.
Bij ruim tweederde van de katten zit er een gezwelletje in beide schildklieren. Bij éénderde van de katten zit het gezwelletje in één schildklier. In meer dan 98% van de gevallen gaat het om een goedaardig gezwelletje.
De meest voorkomende symptomen bij een kat met een te snel werkende schildklier zijn:
- Veel eten
- Vermageren
- Diarree en (soms) braken
- Slechte vachtconditie
- Snelle hartslag
- Veel drinken en plassen
- Warmte-intolerantie (koele plekjes opzoeken)
- Onrustig, vaak hyperactief gedrag
Veel eten en toch afvallen
Door de grote hoeveelheid schildklierhormonen verlopen de stofwisseling en spijsvertering van de kat sneller dan normaal. Om de uiterst snelle verbranding van voedingsstoffen bij te kunnen houden, gaat de kat vaak veel meer eten. Sommige katten zeuren ineens voortdurend om eten of stelen het zelfs van tafel. Iets wat ze voorheen nooit deden. Het lukt de kat in de meeste gevallen echter niet om het tempo van de verbranding bij te houden, waardoor het lichaam op enig moment zijn eigen reserves gaat aanspreken. Het gevolg: een kat die buitengewoon goed eet, maar toch afvalt.
Een kat met een te snel werkende schildklier heeft vaak last van maag- en darmklachten, zoals braken en diarree. Het braken wordt vooral veroorzaakt door te snel en te gulzig eten om de enorme honger te stillen. De diarree is meestal het gevolg van de te snel werkende spijsvertering, waardoor de darmen niet in staat zijn om hun werk goed te doen en alle voedingsstoffen en vocht uit het voedsel te halen. Het tekort aan vitaminen en mineralen dat hierdoor ontstaat, heeft vaak ook gevolgen voor de conditie van de vacht. Deze ziet er bij een kat met een te snel werkende schildklier meestal slecht verzorgd, vettig en/of plukkerig uit. Ook haaruitval kan voorkomen. De slechte vachtconditie kan deels ook veroorzaakt worden doordat de kat niet lekker in zijn vel zit en zich daardoor niet of juist overmatig wast.
Overbelasting hart en nieren
De snelle stofwisseling zorgt ervoor dat het hart harder moet werken en sneller gaat slaan. Deze continue overbelasting leidt na verloop van tijd vaak tot een verdikking van de hartspier, waardoor het hart wat vervormd raakt. De hartkleppen kunnen dan niet meer goed sluiten en er ontstaat een hartruis. De snelle bonzende hartslag is vaak door de eigenaar zelf te voelen (zeker wanneer de kat veel is afgevallen). Op den duur worden steeds meer symptomen van hartfalen zichtbaar: snelle ademhaling, hoesten, benauwdheid, minder eetlust en snel moe worden. Omdat het hart zo snel klopt, ontstaat ook vaak een hoge bloeddruk. Dit kan weer leiden tot oogproblemen (zoals plotselinge blindheid en bloedingen), nierfalen of hersenproblemen (flauwvallen, toevallen).
Naast het hart, worden ook de nieren overbelast door de enorme productie van schildklierhormonen. De nieren zijn bij oudere katten sowieso al gevoeliger voor slijtage dan de meeste andere organen. De extra belasting door de te snel werkende schildklier, geeft een nog groter risico op nierfalen. De eerste symptomen van minder goed functionerende nieren zijn dat de kat veel gaat drinken en veel gaat plassen.
Gedragsveranderingen door te snelle stofwisseling
Door de snelle stofwisseling warmt het lichaam van de kat zich heel snel op. De kat kan hierdoor slecht tegen de warmte
(warmte-intolerantie) en zal regelmatig koele plekjes opzoeken, zoals de koude vloer. Bij stress en erg warm weer kan de kat zelfs gaan hijgen. Ook het gedrag van de kat kan veranderen door de te snelle stofwisseling. Hij voelt zich vaak opgejaagd en onrustig. Zelfs een oude kat kan zich ineens hyperactief gaan gedragen. De kat gaat 's nachts rondspoken, heeft een onrustige blik in de ogen en gaat veel mauwen. Sommige katten worden zelfs agressief.
Een kleine 10% van de katten met een te snel werkende schildklier vertoont deels het tegenovergestelde beeld: een sterk verminderde eetlust, veel slapen, depressie en spierzwakte. Deze vorm van hyperthyreoïdie wordt ook wel apathische hyperthyreoïdie genoemd en komt meestal voor bij katten die – naast de schildklierproblemen – ook andere aandoeningen hebben (bijvoorbeeld een primaire hartaandoening). Net bij de 'normale' vorm van hyperthyreoïdie, treedt ook bij deze katten meestal wel vermagering en een hartruis op.
Onderzoek door de dierenarts
De continue overmatige productie van schildklierhormonen heeft een grote invloed op het lichaam van de kat. Door de hartproblemen en hoge bloeddruk kan zelfs een levensbedreigende situatie ontstaan. Het is dan ook belangrijk om, wanneer je kat ineens ander (eet- en drink)gedrag vertoont, naar de dierenarts te gaan. Hoe eerder een te snel werkende schildklier wordt vastgesteld, hoe beter de prognose.
De dierenarts kan de diagnose 'hyperthyreoïdie' vrij eenvoudig stellen aan de hand van de hoeveelheid schildklierhormonen (T4) in het bloed. Meestal worden ook de nier- en leverwaarden bepaald, wordt de bloeddruk gemeten en beluistert de arts het hartje van je kat om een eventuele hartruis vast te stellen.
Als vaststaat dat je kat een te snel werkende schildklier heeft, krijgt hij in eerste instantie vaak schildklierremmende medicijnen. Door deze medicijnen daalt de hoeveelheid schildklierhormonen in het bloed en krijgen de organen de kans om zich te herstellen. Indien nodig krijgt je kat ook bloeddrukverlagende medicijnen toegediend. Na een aantal weken wordt opnieuw bloedonderzoek gedaan, om te bekijken of de schildklier- en nierwaarden normaal zijn. Als de bloedwaarden van je kat normaal zijn, kun je uit een aantal mogelijke vervolgbehandelingen kiezen: doorgaan met de medicijnen, een operatie of een behandeling met radioactief jodium. Aan elke behandeling kleven uiteraard voor- en nadelen.
Behandeling met schildklierremmende medicijnen
Je kunt ervoor kiezen om door te gaan met het geven van schildklierremmende medicijnen. Meestal wordt gekozen voor de tabletten van Felimazole. Deze tabletten remmen de productie van de schildklierhormonen af, maar niet de groei van de schildklier zelf. Om ervoor te zorgen dat je kat steeds de juiste hoeveelheid medicijnen krijgt, blijft een regelmatige bloedcontrole dus noodzakelijk. Je kat zal de tabletten de rest van zijn leven dagelijks (soms twee maal per dag) moeten slikken. Bij sommige katten is het vrij lastig om medicijnen toe te dienen. Daarnaast kunnen de tabletten soms bijwerkingen geven, zoals het verlies van eetlust en braken. Het voordeel van deze behandeling is echter dat er geen operatie nodig is. Voor erg oude katten of katten met (erg) slecht werkende nieren, waarbij de risico's van een operatie te groot zijn, is de behandeling met medicijnen dan ook een goede optie.
Als je kiest voor het geven van medicijnen, dan is het verstandig om na drie maanden opnieuw bloedonderzoek te laten doen om de schildklierwaarden te laten bepalen. Is de uitslag weer binnen de normaalwaarden, dan is het voldoende om 1 tot 2 keer per jaar het bloedonderzoek te herhalen.
Voor katten waarbij het ingeven van tabletten echt niet mogelijk is, is tegenwoordig ook Carbimazol oorzalf beschikbaar. Deze moet dagelijks op het oor van de kat gesmeerd worden. De werkzame stoffen worden door de huid opgenomen en komen vervolgens in het bloed terecht. Hoewel de oorzalf (nog) niet geregistreerd is voor het gebruik bij katten en honden, wordt hij wel door veel dierenartsen voorgeschreven.
Behandeling door middel van een operatie
Naast het levenslang toedienen van medicijnen, kun je ook kiezen voor een operatie. Dit is een goede optie als slechts één schildklier vergroot is en er geen ectopisch schildklierweefsel aanwezig is. Als beide schildklieren vergroot zijn, is een operatie wat minder zinvol. Door de verwijdering van beide schildklieren, moet je kat namelijk de rest van zijn leven alsnog medicijnen krijgen. Het lichaam produceert dan immers helemaal geen schildklierhormonen meer. Deze zul je dan in de vorm van tabletten dagelijks moeten toedienen. Extra schildklierweefsel buiten de schildklieren (in de hals of borstkast) kan niet operatief verwijderd worden. Het is dan ook aan te raden om voor de operatie te laten vaststellen of je kat een gezwelletje heeft in één of beide schildklieren en of er wellicht in de hals of borstkast nog extra schildklierweefsel aanwezig is. Dit kan door middel van een scintigrafie (een scan). Je kat krijgt dan een kleine hoeveelheid radioactief materiaal ingespoten, waardoor vervolgens met een scanner het actieve schildklierweefsel zichtbaar gemaakt kan worden. Een scintigrafie kan uitgevoerd worden bij de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren van de universiteit in Utrecht en bij de Lingehoeve Diergeneeskunde in Lienden of Tiel. Besluit je - al dan niet op basis van de uitslag van de scan - om de operatie door te zetten, dan kan deze meestal door je eigen dierenarts worden uitgevoerd.
Nadat de vergrote schildklier is verwijderd, is je kat in principe genezen. De overgebleven schildklier neemt de functie van de verwijderde schildklier over. Je kat hoeft na de operatie dus geen tabletten meer te slikken. Aan de operatie zitten echter wel risico's. Je kat is meestal al wat verzwakt door de schildklierproblemen, waardoor het risico van een narcose groter is dan bij een 'gezond' dier. Daarnaast kan het gebeuren dat tijdens de operatie de bijschildklieren worden beschadigd of zelfs verwijderd. Deze kliertjes liggen bij de schildklier en zorgen voor de kalkhuishouding in het lichaam. Door de beschadiging of verwijdering van de bijschildklieren kan in het bloed een gevaarlijk tekort aan calcium ontstaan. Je kat zal dan toch de rest van zijn leven medicijnen moeten krijgen.
Een paar maanden na de operatie moet je terug naar de dierenarts voor controle. Soms ontstaat er namelijk alsnog een gezwelletje in de overgebleven schildklier. De dierenarts controleert of je kat is aangekomen en of de hartslag is afgenomen. Bij twijfel zal hij een bloedonderzoek uitvoeren.
Behandeling met radioactief jodium
Wereldwijd wordt de behandeling met radioactief jodium als beste therapie gezien bij een te snel werkende schildklier. De behandeling wordt in ons land alleen uitgevoerd bij de Lingehoeve Diergeneeskunde in Lienden. Door middel van een scintigrafie (scan) wordt het overactieve schildklierweefsel in beeld gebracht. Aan de hand hiervan wordt bepaald hoeveel jodium precies noodzakelijk is voor de behandeling. Vervolgens wordt het weefsel met behulp van het radioactieve jodium selectief bestraald. Het is een veilige behandeling die zonder narcose kan worden uitgevoerd. Daarnaast worden alleen de abnormale schildkliercellen vernietigd en blijven de normale schildkliercellen (en bijschildklieren) onaangetast. Ook ectopisch schildklierweefsel dat zich eventueel in de hals of borstkast bevindt, kan met deze behandeling worden verwijderd. Ruim 95% van de katten is na een eenmalige bestraling genezen en heeft geen medicatie meer nodig.
De behandeling kan niet uitgevoerd worden bij katten die (erg) slecht werkende nieren hebben. Voorafgaand aan de behandeling zal door de eigen dierenarts dan ook een bloedtest moeten worden uitgevoerd om onder andere de nierwaarden van je kat te bepalen. Als het functioneren van de nieren twijfelachtig is (niet goed, maar ook niet heel slecht), wordt meestal een zogenaamde 'antithyroid (felimazole) challengetest' gedaan. Je kat moet dan eerst een week of twee schildklierremmende medicijnen slikken. Na deze periode wordt opnieuw een bloedonderzoek gedaan. Op basis van de uitslag wordt besloten of de behandeling met radioactief jodium wel of niet door kan gaan.
De behandeling met radioactief jodium heeft veel voordelen. Een nadeel van de behandeling is echter dat hij erg duur is (vergeleken bij een operatie) en dat je kat een aantal dagen (minimaal 5, soms langer) in een speciale ruimte moet worden opgenomen. Dit laatste komt omdat (vrijwel) al het radioactieve materiaal uit zijn lichaam verdwenen moet zijn voor hij naar huis kan. Net als bij een operatie, kan ook na deze behandeling op termijn het resterende schildklierweefsel weer hyperactief worden.
Wanneer een kat met een te snel werkende schildklier niet behandeld wordt, zal hij na kortere of langere tijd aan de ziekte overlijden. Vooral de toenemende hartproblemen en hoge bloeddruk zullen hem uiteindelijk fataal worden. Hoe eerder de aandoening wordt vastgesteld, hoe beter de prognose. Over het algemeen zijn de vooruitzichten voor een kat met een te snel werkende schildklier echter vrij goed. Als de aandoening onder controle of opgelost is en de organen weer normaal functioneren, heeft de kat een goede levensverwachting.