De Basenji voorheen Kongo Terrier
De Basenji is door de FCI ingedeeld in Groep 5; Spitsen en honden van het oertype – Sectie6; Primitief type. De Basenji is afkomstig uit Kongo (het tegenwoordige Zaïre) in Centraal Afrika, waar deze honden voor de jacht werden ingezet door pygmeeënstammen, zoals de Nyam Nyam en de Mangbattu.
In 1870 beschrijft de ontdekker van deze stammen, Dr. Scheinfurth, de Basenji als een sierlijke hond, met staande oren en een gekrulde staart, met om de hals een houten bel, zodat de hond goed te volgen is, tijdens de jacht. Hoewel Basenji’s in de streken van hun herkomst steeds zeldzamer worden, wordt er daar heden ten dage nog mee gejaagd.
Herkomst hondenrassen
Dat het Basenji type hond oorspronkelijk niet alleen in Centraal Afrika voorkwam, bewijzen de afbeeldingen, die in de graftombes van Egyptische farao’s zijn gevonden. Hier in het westen zag men de Basenji pas in levende lijve toen er in 1985 een paar werden getoond op Crufts. Helaas stierven deze door Dhr. Temple geïmporteerde honden kort na deze show aan een virusinfectie. Met de volgende Basenji’s die naar Europa werden gehaald liep het al niet beter af.
Lady Helen Hunting bracht in 1923, zes Basenji’s mee uit de grensstreek van Kongo ,maar door de entingen tegen Hondenziekte, welke toen nog in een experimenteel stadium waren, stierven ze al toen ze nog in quarantaine zaten. Tien jaar later kwamen er weer Basenji’s naar Groot-Brittannië. Van deze Basenji’s bleef een teefje leven die verder als huishondje door het leven is gegaan.
Het fokken van Basenji’s in Europa is pas van start gegaan toen een fokster van Foxterriers (kennelnaam “The Blean”), Mevr. Olivia Burn, door het werk van haar man in 1936-1937 in Kongo verbleef en daar van verschillende stamhoofden honden kon kopen. Deze “Congo Terriers” en hun pups veroorzaakten zo’n nieuwsgierig gedrang op Crufts in ’37 dat de politie er aan te pas moest komen om het geheel in goede banen te leiden. Hoe het verder is vergaan met de fokkerij in Europa en met name Nederland kunt u lezen op
Basenji Club de site van de rasvereniging waarop ook een leuke foto te zien is van onze vroegere Koningin Juliana met op schoot haar Basenji Zarah.
Wist u dat…
- een Basenji met goed gangwerk wel lijkt te zweven en kan draven als een paardje
- een Basenji speelt als een kat
- een Basenji evenals katten niet van water houd en zich ook schoonlikt
- een Basenji meestal graag naast de fiets mee rent
- een Basenji niet kan blaffen maar “jodelt” (vandaar de bel om de hals!)
- in Tanzania de staart werd afgesneden zodat de apen waarop men jaagde de Basenji moeilijker konden grijpen
- dit ras in het Afrikaans ook wel eens “M’bwa M’kube M’bwawamwitu” wordt genoemd, wat “de op en neer springende hond” betekend
- ze in de VS en de UK ook wel als jachthond worden gebruikt
- een Basenji geen hondse lichaamsgeur heeft
- een Basenji teef vaak maar 1 maal per jaar loops is
- een Basenji graag hoog in een stoel of in de vensterbank ligt
- je overal leest dat Basenji “boshond” betekend maar dat het in Kongo wordt gebruikt om iemand onaardig uit te maken voor “domme wilde inboorling”
Rasstandaard Basenji
Algemeen
Een lichtgebouwde hond met een aristocratisch uitdrukking. Hoogbenig in vergelijking met zijn lichaamslengte, altijd in verhouding, attent en intelligent. De kop met veel rimpels en staande oren, trots op een goed gebogen hals gedragen. Het diepe borstbeen gaat over in een duidelijke taille. De staart is sterk gekruld. Dit alles resulteert in het beeld van een welgevormde hond met een gazelleachtige elegantie.
Bijzonderheden
Hij blaft niet, is echter niet stom. Zijn typische geluid bestaat uit een mengeling van 'lachen' en 'jodelen'. Opvallend is zijn reinheid in alle opzichten.
Karakter
Een intelligent, maar zeker ook liefdevol ras. Kan tegenover vreemden wat gereserveerd zijn.
Kop en schedel
Vlak, goed gevormd en van gemiddelde breedte, zich naar de neus toe versmallend met zwakke stop. Afstand van achterhoofdsbeen tot stop iets langer dan van stop tot neusspiegel. De buitenste schedellijnen versmallen zich geleidelijk naar de kaak, waardoor een gelijkmatige kaaklijn ontstaat. Fijne en rijkelijk aanwezige rimpels op de schedel, als de oren hoog gedragen worden. Rimpels aan de zijkant van de schedel zijn wenselijk, maar mogen niet overdreven zijn zodat wammen ontstaan. De rimpels bij pups zijn duidelijker zichtbaar. Bij driekleurige en zwarte honden is de rimpelvorming minder zichtbaar. Zwarte neusspiegel is zeer wenselijk.
Ogen
Donker, amandelvormig, schuin geplaatst en met een verziende blik. De oogopslag is ondoorgrondelijk.
Oren
Klein, spits, rechtopstaand en licht naar voren gebogen, van een fijne structuur. Redelijk ver aan de voorzijde van het hoofd aangezet. De punten van de oren staan meer naar het midden van de schedel dan de buitenste ooraanzet.
Gebit
Krachtige kaken met een regelmatig en volledig schaargebit, waarbij de bovenste snijtanden zonder tussenruimte over de onderste snijtanden sluiten en de tanden recht in de kaak geplaatst zijn.
Hals
Krachtig en van goede lengte, zonder dik te zijn. Welgevormd met een bredere halsaanzet, met een elegante boogvorm. Goed tussen de schouders geplaatst, onderstreept deze de trotse houding van de kop.
Voorhand
Schouders goed terugliggend, met goede bespiering zonder beladen te zijn. De ellebogen sluiten aan aan het borstbeen. Van voren gezien vormen de ellebogen met de ribben een lijn, die zich voortzet langs de poten naar de grond, waardoor een middelbreed front ontstaat. De voorpoten zijn recht, van fijne bottenstruktuur, met een zeer lang onderbeen. Middenvoetsbeen dient van goede lengte, recht en bewegelijk te zijn.
Lichaam
In verhouding, met korte rechte rug. Ribben goed gewelfd, diep en ovaal. De lendenpartij is kort. Het diepe borstbeen gaat naar achteren in een duidelijke taille over.
Achterhand
Krachtig en bespierd. Sprongbeen in- noch uitdraaiend. Lang onderbeen met matig gehoekt kniegewricht.
Poten
Klein, smal en compact met dikke kralen. Sterke tenen met korte nagels.
Staart
Hoog aangezet, waarbij het zitbeen achter de staartaanzet uitsteekt. De staart krult strak over de wervelkolom in een enkele of dubbele krul, waarbij deze vlak tegen een van de lendenen ligt.
Beweging
De poten worden in een lange, onvermoeibare en vloeiende gang recht naar voren bewogen.
Vacht
Kort, glanzend en fijn van struktuur. De huid is zeer soepel.
Kleuren
Zwart met wit; rood met wit; zwart, tan en wit met tankleurige aftekening boven de ogen, tankleurige voorsnuit en wangen; gestroomd, duidelijke zwarte strepen op een rode ondergrond.Het wit moet aanwezig zijn op de voeten, de borst en de staartpunt. Witte poten, bles en een witte kraag zijn niet ongewenst.
Grootte en gewicht
De ideale grootte van reuen is een schofthoogte van 43,2 cm; bij teven is dit 40,6 cm. Het ideale gewicht van reuen is ca. 11 kg; bij teven 9,5 kg.
Fouten
Alle afwijkingen ten aanzien van voornoemde punten moeten als fouten worden gezien, waarvan de mate afhankelijk moet zijn van de gradatie hiervan.
Opmerking
Reuen moeten twee normaal ontwikkelde, volledig ingedaalde testikels hebben.