Harde beengebreken bij paarden
Paarden zijn ondanks hun sterke voorkomen erg kwetsbaar. Er komen vooral veel gebreken aan de benen voor. In dit artikel wordt gesproken over de meest voorkomende beengebreken, hoe deze ontstaan en hoe het eventueel behandeld kan worden.
Onder harde beengebreken verstaan we botnieuwvorming, botwoekeringen en vormverandering van een gewricht. Al deze gebreken voelen hard aan, vandaar de naam harde beengebreken.
We onderscheiden de volgende harde beengebreken:
Schiefel
Een Schiefel is een verdikking van het bot op het pijpbeen. Schiefels komen zowel aan de voor als aan de achterbenen voor en ontstaan door een trauma van buitenaf. Dit kan voor komen bij paarden met afwijkende beenstanden die daardoor extreem strijken, maar ook door een trap van een ander paard, een trap met het ene been tegen het andere of doordat ze zich ergens aan stoten. Wanneer een paard dus een tik tegen het been krijgt wordt het beenvlies geprikkeld. Er ontstaat dan een zwelling die een ontsteking veroorzaakt. Deze plek wordt dik en warm en het paard zal onregelmatig of echt kreupel zijn. Dit hangt natuurlijk af van de ernst van de Schieffel en op welke plek het zit. Als de Schiefel aan de zijkant van het pijpbeen zit, zit het eigenlijk op de gunstigste plek. Vaak heeft het paard er geen last van wanneer de Schiefel zich op deze plek bevind. Wanneer de Schiefel aan de voorkant of aan de achterkant van het pijpbeen zit geeft dit vaak een ernstigere kreupelheid. Dit omdat daar ook pezen lopen en wanneer de pezen langs de Schiefel schuren kan er een irritatie aan de pees ontstaan en dan heb je een veel groter probleem. Zodra je de Schiefel ontdekt kun je gaan koelen met koud water en soms worden er medicijnen gegeven. Soms verdwijnen de Schiefels van zelf weer, maar in de meeste gevallen zijn ze blijvend. Wanneer het paard geen last van de Schiefel heeft kun je het zien als een schoonheidsfoutje.
Overhoef
Overhoef is artrose en bevind zich in het hoef en kroongewricht. Een gewricht bestaat onder andere uit twee botten en op de plek waar deze schanieren bevind zicht gewrichtsvloeistof. Dit gewrichtsvloeistof wordt synovia genoemd en heeft als functie het soepel houden van het gewricht. Artrose kan door verschillende zaken ontstaan. Onder andere door een kneuzing, verdraaiing, overbelasting van het gewricht door zware of ongelijke bodem, standafwijkingen, ouderdom of door erfelijke aanleg.
Overhoef kun je in twee groepen indelen: Lage overhoef en hoge overhoef. Wanneer de artrose zich in het hoefgewricht bevindt heet het lage overhoef en wanneer de artrose zich in het kroongewricht bevind heet het hoge overhoef. Artrose is een chronisch proces en kan botwoekeringen veroorzaken. Deze botwoekeringen zijn vanaf de buitenkant te zien als een harde zwelling vlak boven de kogel en/of als een harde zwelling halverwege de hoef/kogel. Om zeker te zijn van overhoef zal er een röntgenfoto gemaakt moeten worden. Op deze röntgenfoto is dan botwoekering te zien.
Overhoef kan ontstaan nadat er een beschadiging van het hoef en/of kroongewricht geweest is. Wel is het een proces waarbij het met ups en downs gaat. De ene periode zal het paard beter lopen en minder pijn hebben, terwijl het later zomaar meer pijn kan hebben en dus ook weer kreupel zal gaan lopen.
Verbeend hoefkraakbeen
Het hoefbeen van een paard bestaat gewoon uit bot, met aan beide uiteinden kraakbeen wat heel bewegelijk is. Dit heet het hoefkraakbeen. Wanneer een paard hoefbeen kraakbeen verbening heeft, is het kraakbeen op de takken van het hoefbeen verbeend. Dat betekent dat de elasticiteit van het kraakbeen weg is en het kraakbeen hard wordt. Dit kan komen door ouderdom, erfelijkheid, bodem, overbelasting of een trauma van buitenaf. Ook komt het bij bepaalde rassen meer voor dan bij andere. Zo zie je het bijvoorbeeld heel vaak bij KWPNers en trekpaardaarden, en juist bijna niet bij de volbloedrassen. Verbening kan ook komen door te vaak werken op een harde ondergrond. De paarden van nu hebben ook veel minder verbening dan de paarden van vroeger. Dit komt omdat de paarden vroeger vaak moesten werken op het harde, en de (sport)paarden van nu juist op een luxe, vaak verende bodem lopen. Ook denken sommige artsen en hoefsmeden dat het komt door het gebruik van ijzers, en dan vooral van voorijzers met dubbele lip. Dit omdat het hoefmechanisme minder goed kan werken wanneer het klemgezet wordt met een dubbele lip. De pompfunctie in de ondervoet is minder waardoor de doorbloeding dus veel slechter is. Het komt ook eigenlijk bijna alleen maar aan de voorvoeten voor en bijna nooit aan de achtervoeten.
Het proces gaat eigenlijk heel langzaam, soms kan het wel jaren duren. Als eerste verkalken de kraakbeenderen en pas daarna verkalkt de verbinding tussen het hoefbeenkraakbeen en het hoefbeen. Wanneer dit allemaal verkalkt is zal het paard voorzichtig en stijver gaan bewegen omdat de elasticiteit uit de voet is. Vaak zie je dat hierna de straal nauw wordt en het paard hoge verzenen krijgt.
Je kunt het proces niet tegen gaan en al helemaal niet stoppen. Het paard zal dus steeds korter en stijver in zijn beweging worden. Het enige wat je kunt doen is zorgen dat het paard op goed beslag staat. Dit kan ervoor zorgen dat het paard minder stijf wordt maar het zal helaas niet meer helemaal verdwijnen. Vaak wordt er een balkijzer onder geslagen of een ijzer met verbrede takken. Wat ook vaak gedaan wordt voor een betere schokdemping is een leren zooltje tussen het ijzer en de voet.
Spat
Spat komt voor in het achterbeen en bevind zich in het spronggewricht. Het paard wordt ineens onregelmatig tijdens het begin van de training. Wanneer het paard opgewarmd is loopt het ineens weer een stuk beter. Dit komt omdat dan het synovia opgewarmd is. Synovia is gewrichtsvloeistof dat zich tussen de gewrichten bevind. Een beetje een vage kreupelheid dus. Dit kunnen de eerste kenmerken van spat zijn. Spat is een heel ernstig beengebrek en kan heel pijnlijk voor het paard zijn. De kreupelheid kan heel wisselend zijn en kan rustig aan verergeren. Spat is eigenlijk artrose in het spronggewricht. Spat kan zowel traumatisch als erfelijk zijn. Als het traumatisch is dan betekent dat de spat komt door een trauma van buitenaf, dus bijvoorbeeld door een schop. Wanneer het erfelijk is, komt spat dus ergens in de “familie” voor en word het doorgegeven. Spat kan vastgesteld worden door de dierenarts. Deze zal dan een kreupelheids-- onderzoek met buigproeven doen. Aan de hand daarvan kan bepaald worden of het paard daadwerkelijk gevoelig is op de sprong en zal er een foto gemaakt worden. Pas dan kun je vaststellen of het paard ook echt spat heeft, en in welke gradatie.
Wanneer er vastgesteld is dat het paard spat heeft kunnen er maatregelen genomen worden. Spat zal nooit meer genezen dus dan moet er voor gezorgd worden dat het paard zo min mogelijk pijn heeft. Zo kun je onder andere supplementen bijvoeren, hem op speciaal spatbeslag laten zetten en je zou eventueel kunnen opereren. Wanneer de spat aan elkaar gegroeid is, zal de pijn bij het paard verdwijnen en omgezet worden in stijfheid van het gewricht. Spat groeit vanzelf aan elkaar maar om het proces te laten versnellen kun je opereren. In dat geval wordt er op de spatplaats het gewricht doorboord om het proces te activeren en dus te versnellen.