Hominide manier van lopen
Er was iets bijzonders met de mensapen, waardoor de mogelijkheid ontstond dat een van hen mens werd. Zo is uit de Australopithecinae één type tot mens geëvolueerd. De eerste ondernemende mensaap was zeker voor een lange tijd meer gebonden aan zijn boom dan aan de grond, terwijl hij (en zijn afstammelingen) geleidelijk aan ontdekten dat je in je bestaan kon voorzien aan de woudzoom en in het open terrein.
Aanleiding tot tweebenig lopen
Steunend op de knokkels
Volgens Sherwood Washburn van de Universiteit van Californië in Berkeley steunden de eerste hominiden bij het lopen op de knokkels van hun handen. Dit leidde Sherwood af uit het loopgedrag van de andere mensapen. Immers twee van de grote mensapen van nu (de gorilla en de chimpansee) steunen bij het lopen op hun knokkels. Door hun zeer lange armen en hun korte poten worden zij in staat gesteld om zo te staan dat hun rug een hoek vormt met de grond, waarbij hun armen een deel van het gewicht dragen en zij zichzelf gemakkelijk in evenwicht houden op hun gebogen knokkels.
De tussenfase
Omdat de hominiden geen viervoeters waren toen zij uit de bomen kwamen, maar een soort ex brachiatoren (door bomen slingerend voorbewegende mensapen, zoals de gorilla) lijkt het logisch aan te nemen dat de eerste hominiden hetzelfde deden als de andere brachiatoren toen die uit de bomen kwamen. Het steunen op knokkels bij het lopen kan worden beschouwd als een tussenfase tussen viervoetigheid en tweebenig lopen.
Onmiddellijk op twee benen lopend
Niet iedereen is dezelfde mening toegedaan als Sherwood Washburn. De antropoloog Charles Oxnard heeft erop gewezen dat het schouderblad van de mens op het schouderblad van de orang-oetan lijkt en een Orang-oetan is geen echte knokkel-loper. Het is mogelijk dat de voorouderlijke hominide groot van gestalte was, zoals de orang-oetan. Dat hij heel goed kon hangen en zwaaien in de bomen en onmiddellijk op twee benen ging lopen, zodra hij op de grond neerkwam. (Een andere brachiator of zwaaier uit onze dagen, de gibbon, doet dat op dezelfde manier). Derhalve kunnen de eerste hominiden vanuit het zwaaien en slingeren door de bomen, direct tweebenig zijn gaan lopen, zonder dat zij ooit het stadium van lopen op voeten en knokkels doorliepen.
Zes lendewervels
David Pilbeam van de Yale University heeft een interessante waarneming over de wervelkolom aan de visie van Charles Oxnard toegevoegd. Het beste tot nu toe gevonden exemplaar van een
Australopithecus-wervelkolom heeft
zes lendewervels. Chimpansees en gorilla's hebben er echter maar drie of vier. Het is mogelijk dat deze mensapen in de loop van hun evolutie tot knokkelsteuners een paar lendewervels zijn kwijtgeraakt. Een hominide die nog vijf of zes lendewervels heeft, heeft daarom wellicht het stadium van knokkel-steunen overgeslagen.
Doeltreffende tweebenige gang
Maar of onze voorouders zichzelf nu opdrukten met hun knokkels of vanaf het begin op twee benen waggelden, zij konden niet zo maar ineens goed lopen. Het ligt meer in de lijn der verwachtingen dat er een geleidelijke overgang naar een doeltreffende tweebenige gang is geweest. Voor een goede tweebenige loop is nodig:
- 1. een doeltreffende bouw van voet en bekken;
- 2. een ontwikkeling van been- en bilspieren,
die de in bomen levende mensapen niet hebben.
Gebruik van werktuigen
Neiging tot rechtop lopen
Volgens Sherwood Washburn hebben mensapen (omdat zij brachiatoren zijn) de neiging tot rechtop lopen, die apen missen. Sommige gebruiken ook werktuigen. De mensaap-die-mens-zal-worden bevindt zich in een nieuwe omgeving waar dingen liggen die opgeraapt kunnen worden, stenen die geworpen kunnen worden alsmede takken en knuppels waarmee kan worden gezwaaid als dreiging of verdediging.
Geleidelijke verschuiving van eetgewoonten
Sherwood veronderstelt dat er een geleidelijke verschuiving van eetgewoonten is opgetreden, gaande van een afhankelijkheid van de vruchten die in bomen kunnen worden geplukt naar een diëet van allerlei dingen die op de grond gevonden worden. Gedeelten van dat diëet zullen stukgeslagen moeten worden, fijngemaakt en gedood. Er moet om gevochten worden, er moet
voor gevochten worden in concurrentie met andere dieren.
Combinatie van factoren
Sherwood voegt al deze factoren samen en merkt op dat deze op de grond levende mensaap zijn handen meer en meer ging gebruiken om voorwerpen te dragen, om met voorwerpen te werken en om met voorwerpen te vechten. Hieruit concludeert Sherwood dat juist het gebruiken van voorwerpen de drijfkracht is geweest die de voorvader van de mens permanent tot rechtop lopen heeft gebracht. Met andere woorden: de mens werd tweebenig omdat hij werktuigen ging gebruiken.
Fossiel bewijsmateriaal
Sherwood wijst op de buitengewoon kleine afmetingen van de hoektanden van de
Australopithecus-man. Bij alle andere grote op de grond wonende primaten (chimpansee, gorilla en in het bijzonder de baviaan) is de hoektand van het mannetje enorm groot, een ware slagtand. Deze grote hoektand diende waarschijnlijk onder meer voor zelfverdediging tegen de grote en gevaarlijke roofdieren op de grond. Wanneer een mannelijke hominide op de grond voort kan bestaan zonder een dergelijke hoektand, moeten er wel andere middelen van zelfverdediging zijn geweest. Sherwood Washburn stelt dat dit werktuigen en wapens waren.
Omgekeerde toepassing
Het argument dat het gebruik van werktuigen tweebenigheid stimuleerde kan ook worden omgedraaid, zoals verscheidene deskundigen opgemerkt hebben; onder andere Bernard Campbell (Britse antropoloog) en J.T. Robinson uit Zuid-Afrika (die later doceerde aan de Universiteit van Wisconsin). Dit omgekeerde argument veronderstelt dat de mens tweevoetig was vanaf het ogenblik dat hij voor de eerste maal de bomen verliet en dat dit hem de gelegenheid gaf om werktuigen te gebruiken, omdat hij nu zijn handen vrij had om dingen te dragen. De redenering luidt dan dat wanneer een hominide vanaf het begin op twee benen rondliep, de natuurlijke selectie onvermijdelijk het bekken, de beenderen en het spierstelsel zou verbeteren, om het gemakkelijker voor de hominide te maken zich op die manier voort te bewegen.
Hersenontwikkeling
Al mag er verschil van mening bestaan over of het gebruik van werktuigen nu het lopen stimuleerde, of dat door het lopen juist het gebruik van werktuigen werd gestimuleerd, er bestaat absoluut geen verschil van mening over het belang van het gebruik van werktuigen op het stimuleren van de hersenontwikkeling en het aansporen van de hominiden op hun weg naar het mensworden.