Dieren EHBO: Inentingen
De mogelijkheid om honden en katten tegen verscheidene besmettelijke ziekten in te enten is de laatste tien jaar aanzienlijk verbeterd door de ontwikkeling van nieuwe vaccins en toedieningswijzen.
Inenten
Als de dierenarts een dier inent, kan hij verwachten dat het vaccin voor vrijwel 100 procent bescherming tegen de desbetreffende ziekte biedt. Dit is natuurlijk niet in alle gevallen mogelijk, maar een aantal ziekten die enkele jaren geleden nog groot gevaar voor onze huisdieren opleverden, zijn tegenwoordig zeldzaam geworden. Dit geldt vooral voor dieren die volledig zijn ingeënt. De toediening van goed werkzame vaccins op de juiste wijze en op het juiste tijdstip mag tegenwoordig wel een van de succesnummers in de dierengeneeskunde genoemd worden.
Ongelukkigerwijze vormen niet-ingeënte dieren, met name zwervers, een voortdurende bedreiging voor onze huisdieren. Het is dan ook belangrijk dat elk huisdier regelmatig wordt ingeënt tegen die ziekten waarvoor dit mogelijk is.
Natuurlijke afweer
Het aanbevolen inentingsschema voor hond en kat kan wat ingewikkeld lijken, het heeft wel degelijk zijn nut. Direct na de geboorte hebben pups en kittens geen enkele natuurlijke afweer tegen besmettelijke ziekten, maar nadat ze voor het eerst bij hun moeder gedronken hebben, komt hier verandering in. De eerste moedermelk (colostrum = biest) bevat namelijk beschermende afweerstoffen tegen de infectieziekten waarvoor zijzelf immuun is. Om deze reden is het dus erg belangrijk dat de pasgeboren pups en kittens het colostrum te drinken krijgen.
Afhankelijk van de mate van weerstand van hun moeder, ontvangen de jonge dieren een tijdelijke (passieve) bescherming, die van enkele weken tot maximaal vier maanden lang kan duren. (Het is mogelijk om d.m.v. bloedonderzoek bij het moederdier te bepalen wanneer de pups ingeënt moeten worden, maar dit wordt zelden gedaan.) In het algemeen loopt deze bescherming door de moederlijke afweerstoffen na 8 tot 10 weken ten einde. Het is ook belangrijk om dit te weten, omdat de afweerstoffen van de moeder niet alleen tegen ziekten beschermen, maar tevens een (ongunstige) invloed hebben op de toe te dienen vaccins. Er bestaat geen vast tijdstip voor en het is een klein beetje gokken wanneer men met de inentingen moet beginnen.
Adviezen
- Enkele algemeen geldende adviezen zijn:
- Zorg ervoor dat het jonge dier in elk geval de eerste dagen van zijn leven melk van zijn moeder te drinken krijgt.
- Houd het jong uit de buurt van andere dieren of mogelijke ziektebronnen vooral als hij tussen de 3 en 8 â 9 weken oud is.
- U kunt de pups op een leeftijd van 10 weken door de dierenarts laten inenten. Er volgen dan na een paar weken nog andere en herhalingsentingen.
- Het is ook mogelijk om het hele nest op een leeftijd van 5 â 6 weken een z.g. ‘puppy-enting’ tegen de hondeziekte te laten geven, die niet door de afweerstoffen van het moederdier wordt beïnvloed.
Inentingen voor honden
Het wordt aanbevolen uw hond in te laten enten tegen de volgende ziekten:
- Hondsdolheid.
- Hondeziekte.
- Leverziekte (hepatitis).
- Ziekte van Wei! (leptospirose).
- Kennelhoest (infectieuze bronchitis), vooral voor een verblijf in hondenpension of asiel tijdens de vakantie.
Een aantal van deze vaccins kunnen gecombineerd in één injectie worden toegediend. Al deze inentingen kunt u het jonge dier vanaf een leeftijd van 10 weken laten geven, behalve hondsdolheid, wat pas na de vierde maand aan de pup gegeven mag worden, zodat het dier dan volledig ingeënt kan zijn.
Deze entingen moeten om de één â twee jaar herhaald worden. In sommige gebieden is het minder noodzakelijk om uw dier tegen de ziekte van Wei! te laten enten, terwijl het in waterrijk gebied zeker elk jaar herhaald moet worden. De rabies-enting moet voor verblijf in het binnenland om de twee jaar herhaald worden en voor invoer in andere Europese landen zelfs elk jaar opnieuw toegediend worden.
U dient bij invoer van een hond in een ander land een officieel gelegaliseerd inentingscertificaat te kunnen tonen, waarop staat vermeld dat het dier minstens 1 maand en maximaal 11 maanden geleden tegen rabies is ingeënt.
Inentingen voor katten
Voor katten wordende volgende inentingen aanbevolen:
- Katteziekte (panleukopenie).
- Niesziekte (een ziekte van de voorste luchtwegen, veroorzaakt door twee virussoorten), vooral vóór verblijf in een kattenpension of asiel tijdens de vakantie.
- Hondsdolheid.
Het ene vaccin moet in de spieren ingespoten worden, terwijl het andere in neus en ogen ingedruppeld wordt (niesziekte). Uw dierenarts zal u van advies dienen over de entingen die u uw kat het best kunt laten geven. U kunt uw kat vanaf een leeftijd van 9 weken laten inenten. Herhalingen om het halve jaar en om de één of twee jaar zijn, afhankelijk van de ziekte, wenselijk. De rabies-enting kan pas op vier maanden gegeven worden. Als de kat echter uitsluitend binnenshuis blijft en dus nooit buiten komt kunt u de hondsdolheid-enting wel achterwege laten. Raadpleeg hiervoor uw dierenarts. Een kat die u meeneemt naar een ander Europees land moet wel een geldige rabies-enting hebben, vergezeld van een officieel inentingscertificaat.