Herfst, wanneer begint het – 21, 22 of 23 september
Herfst, het seizoen van de warme kleuren, vallende bladeren en najaarsrust. Het jaar hebben we in vier seizoenen verdeeld en het grootste deel van het laatste kwart is voor de herfst. We rekenen met onze seizoensverdeling van het jaar op 21 september als het begin van de herfst. Meestal begint de herfst niet echt op de 21ste. Veel vaker is het de 22ste of 23ste. De 21ste van de maanden maart, juni, september en december is het astronomische begin van de seizoenen. Feitelijk zijn die seizoensbegintijden jaarlijks verschillend.
Het echte begin van het najaar
Waarom begint de herfst niet op 21 september?
De herfst begint op 21 september. Zo leren we dat allemaal op school. Toch is daar een nuance op aan te brengen, want feitelijk begint de herfst elk jaar op een andere tijd. Nooit begint het najaar gelijk aan het vorige jaar. In 2019 bijvoorbeeld begint het seizoen van de vallende bladeren op 23 september, om 04:29 uur precies. Dus niet op 21. Sterker nog, tot 2050 begint de herfst nooit op de 21ste.
Begin van de herfst
Jaar | Datum | Tijd |
2016 | 22 september | 14:21 uur |
2017 | 22 september | 20:01 uur |
2018 | 23 september | 1:54 uur |
2019 | 23 september | 7:50 uur |
2020 | 22 september | 13:31 uur |
2021 | 22 september | 21:21 uur |
2022 | 23 september | 03:04 uur |
2023 | 23 september | 08:50 uur |
Meteorologische seizoenen
De meteorologische seizoenen beginnen juist weer op de eerste van de maanden september, december, maart en juni. Dat komt voort uit een oude afspraak tussen meteorologen (Societas Meteorologica Palatina uit 1780), die drie opeenvolgende kalendermaanden wilden als seizoen.
Bron: Thomashendele, Pixabay Bron: AnnaER, Pixabay Bron: Jarekgrafik, Pixabay
Seizoen
De Aarde heeft ongeveer een jaar nodig om rond de zon te draaien. Binnen dat jaar ontstaan de vier seizoenen: de zomer, herfst, winter en de lente. Die seizoenen ontstaan omdat de aarde een ietsie pietsie scheef staat ten opzichte van de zon. De as waar de aarde om draait staat schuin. Als de Aarde precies recht naar de zon had gestaan dan was er geen verschil geweest. Dan was het altijd even warm of even koud geweest. Juist door die scheve stand is er verschil in de seizoenen.
Zomer
In de zomermaanden is het noordelijk deel van de aarde het meeste naar de zon gekanteld. Dat houdt is dat er in die maanden meer instraling is en dat de dagen in die periode langer zijn en warmer. Op het noordelijk halfrond is het dan zomer. In de winterperiode van het noordelijk halfrond is precies het omgekeerde het geval: de dagen zijn korter en kouder. In die periode heeft de andere helft van de aardbol meer zonneschijn, langere dagen en meer warmte. Daar tussenin liggen de overgangsseizoen, de periode dat de dagen van lang naar kort gaan, de herfst of omgekeerd, van kort naar lang, het voorjaar.
Aarde en zon
Een ander factor van belang is de baan die de aarde om de zon maakt. Die is niet perfect rond maar elliptisch van vorm. Dat houdt in dat de afstand van de aarde tot de zon niet op alle momenten in het jaar het zelfde is. Vreemd genoeg staat de aarde in de zomertijd het verst van de zon. Het is de stand tot de zon en minder de afstand tussen zon en aarde die bepaalt of het warmer wordt of juist kouder.
Winterhalfjaar
De baan om de aarde bepaalt de begindata van de seizoenen. De elliptische baan bepaalt de lengte van de seizoenen. Bij een volkomen ronde baan zou de zomer net zo lang zijn als de winter, de lente en de herfst. De herfst begint op het noordelijk halfrond pas echt als de zon recht boven de evenaar staat en naar het zuiden schuift. Dit moment is net iets later dan het terugkeren van de zon na de winterperiode en de overgang naar het voorjaar. De lente begint meestal wel op 21 maart, maar is soms ook vroeger. In 2019 is dat bijvoorbeeld al op 20 maart.
Elliptische baan
In de elliptische baan die de aarde om de zon draait staat de aarde in begin juli het verste bij de zon verwijderd. Begin januari, middenin de winter, staan de aarde en de zon het dichtste bij elkaar. Doordat de aarde in de winter dichterbij de zon staat, beweegt de aarde ook sneller. Die baan is in de zomer, met een grotere afstand tot de zon, iets trager. Daarom begint het voorjaar op of voor 21 maart en de herfst dus meestal pas op 23 september. Het seizoen van het herfstpunt tot aan het voorjaarspunt is daardoor korter dan de tijd van voorjaar tot aan het begin van de astronomische herfst. Dit betekent tevens dat de lente en de zomer samen langer duren dan de herfst en de winter samen. Gerekend vanaf het noordelijk halfrond dan.
Zuidelijk halfrond
Voor het zuidelijk halfrond geldt alles precies andersom. Het lengteverschil is ongeveer een week.
Herfstpunt
Op het herfstpunt, het moment dat de herfst ingaat en de zon boven de evenaar staat, duurt dag en nacht precies even lang.
Spreekwoorden met herfst en najaar |
Ook de herfst heeft zonnige dagen |
Hij bevindt zich in de herfst van zijn leven |
Lees verder