Prehistorische reuzen: Anomalocaris
In 1892 vond de Britse paleontoloog Joseph Frederick Whiteaves voor het eerst overblijfselen van Anomalocaris. Omdat het fossiel verre van compleet was, dacht hij in eerste instantie dat het een prehistorisch schaaldier was. Hij noemde het merkwaardige wezen dan ook Anomalocaris, wat ‘vreemde garnaal’ betekent. Op dat moment had Whiteaves geen idee dat hij het alleroudste superroofdier ontdekt had.
Honderd jaar puzzelen
Het duurde echter nog tot 1985 voordat men erachter kwam dat Anomalocaris bepaald geen onschuldige garnaal was. In de tussentijd werden verschillende versteende fragmenten van het dier gevonden, die allemaal hopeloos verkeerd geïdentificeerd werden. Zo dacht men dat de schijfvormige mond met scherpe tanden een zeespons was en dat het lichaam toebehoorde aan een ananasvormige kwal.
Bijna honderd jaar na de vondst van Whiteaves werd voor het eerst duidelijk dat de diverse onderdelen samen een enkel enorm dier vormden. De ‘garnaal’ met pootjes bleek namelijk in werkelijkheid één van de twee grijparmen met weerhaken te zijn, waarmee Anomalocaris zijn prooi ving en naar zijn gulzige bek transporteerde.
Grootste roofdier van het Cambrium
Anomalocaris leefde in het Cambrium, een tijdperk dat zich tussen de 541 miljoen en 485 miljoen jaar geleden afspeelde. In die periode deed zich de Cambrische Explosie voor, zo genoemd omdat er in een relatief korte periode een enorme verscheidenheid aan leven verscheen. Tot dat moment waren de meest voorkomende organismen simpele sponzen en kleine eencelligen. Die plotselinge diversiteit leidde tot een ware wapenwedloop tussen levensvormen. Ze ontwikkelden steeds betere ogen, pantsers en zwemvermogen. En niet te vergeten: ze werden groter. Anomalocaris kon bijna twee meter lang worden en is daarmee verreweg het grootste roofdier van het Cambrium.
Zwemmer met goed zicht
Anomalocaris had aan beide zijden van zijn lichaam een reeks zwemkwabben, waarmee hij zich door middel van een op en neergaande beweging door het water voortbewoog. Hierdoor was hij een efficiënte zwemmer. Daarnaast kon hij, letterlijk, uitstekend zien. Op zijn kop zaten namelijk twee uitsteeksels met daarop grote ronde facetogen. Eén oog bestond uit zo'n 16.000 individuele lenzen. Ter vergelijking: alleen de libelle heeft er meer, namelijk zo'n 28.000 per oog. Hiervan had Anomalocaris groot voordeel bij het zoeken naar voedsel.
Trilobieteneter?
Eén van de meest voorkomende en diverse levensvormen tijdens het Cambrium was de trilobiet. Deze geleedpotige kwam in vele soorten en maten voor en lijkt qua lichaamsbouw nog het meest op een uit de kluiten gewassen pissebed. Trilobieten leefden op de zeebodem, waar ze organisch materiaal uit de modder filterden om zich mee te voeden.Uit diverse beschadigde fossielen van trilobieten blijkt dat ze regelmatig ten prooi vielen aan roofdieren. Algemeen wordt aangenomen dat dit roofdier Anomalocaris was, aangezien er nooit andere grote predatoren uit het Cambrium zijn gevonden.
Echter, onderzoek uit 2010 door de Amerikaanse paleontoloog James Hagadorn trekt deze conclusie in twijfel. Zo zijn er in de versteende uitwerpselen van Anomalocaris nooit resten van trilobieten gevonden. Bovendien lijken de monddelen en tanden nogal zacht en buigzaam, waardoor het onwaarschijnlijk lijkt dat ze daarmee het harde exoskelet van een trilobiet konden breken. Geen enkel fossiel toonde slijtage of beschadiging van de tanden, wat je wel zou verwachten als ze er veelvuldig pantsers mee zouden kraken. Dat zou erop kunnen duiden dat ze zich voedden met organismen die wat makkelijker te behappen waren.
Feiten
- Naam: Anomalocaris betekent 'vreemde garnaal'
- Classificatie: Animalia - Arthropoda - Dinocaridida - Radiodonta - Anomalocarididae
- Vindplaats: Australië, Canada, China, Verenigde Staten
- Lengte: Maximaal 2 meter
- Soort eter: Carnivoor
- Leefde tijdens: Het Cambrium, 541 - 485 miljoen jaar geleden