Kan een hond denken dat hij pijn heeft?
Er wordt tegenwoordig veel gesproken over dierenrechten, en wat precies het verschil is tussen dieren en mensen. Mensen zijn het niet eens over of we dieren mogen gebruiken, of opeten. Sommigen zeggen dat ze minderwaardig zijn aan mensen, doordat ze geen vrije wil hebben, geen emoties, of gewoon niet intelligent zijn. In hoeverre kunnen wij eigenlijk van een hond zeggen dat hij denkt dat hij pijn heeft? En in hoeverre is dat anders dan in het geval van een andere menselijke persoon?
Denken
Om deze vragen te beantwoorden, moeten we eerst de term 'denken' definiëren. Dit is een begrip dat door filosofen vaak verschillend wordt geïnterpreteerd. Twee verschillende, veel gebruikte opvattingen zijn die van John Searle en Descartes. Searle schaart allerlei hersenprocessen, zoals pijn voelen, besluiten nemen en verlangens hebben onder de term gedachte. Volgens Descartes bestaan gedachtes slechts in de vorm van propositionele attitudes. Propositionele attitudes zijn bijvoorbeeld: 'Ik denk dat het regent,' of, 'Ik hoop dat ik eten krijg.' Een propositionele attitude geeft dus de relatie tussen een persoon en een stelling weer. Zo is duidelijk dat de persoon weet of hij iets denkt, gelooft, weet of hoopt bijvoorbeeld. Het is praktisch om eerst deze strengere definitie van Descartes aan te houden, later zal blijken waarom.
Taal
Wat is een reden om te denken dat een hond niet op dezelfde manier denkt als een menselijk persoon? Genoeg verschillen zijn te vinden tussen de diersoort hond en mens, maar waar het werkelijk om lijkt te gaan is het verschil tussen de mens en andere diersoorten in het algemeen. Wat is het fundamentele verschil? Het antwoord op deze vraag dat door veel filosofen wordt gegeven is de taal. Er zijn dieren die geluiden maken, of zelfs met elkaar communiceren met geluiden, maar dit komt niet eens in de buurt van de complexiteit van onze taal en de manier waarop we deze gebruiken.
Donald Davidson
Davidson is een van de verdedigers van het idee dat zonder taal geen gedachtes mogelijk zijn. Voor gedachten zijn propositionele attitudes nodig, waar Descartes het dus mee eens is. Om een propositionele attitude te hebben, moet je ook begrijpen wat deze betekent. Als je iets denkt, moet je begrijpen wat ‘denken’ betekent, om te weten dat je denkt. Je hebt taal nodig om propositionele attitudes te kunnen begrijpen en dus te kunnen gebruiken.
Denken zonder taal?
Nu klinkt het vrij logisch dat je taal nodig hebt om te begrijpen dat je propositionele attitudes hebt. Maar is het niet mogelijk om een propositionele attitude te hebben, zonder je daar bewust van te zijn, of hem in taal om te zetten? Misschien kan een hond niet denken dat hij denkt dat de kat in de boom zit, maar dan kan hij nog wel denken dat die kat in de boom zit, zonder er bij stil te zijn of hij dit denkt, gelooft of weet.
Ontstaan van taal?
Wat ook problematisch is aan het argument van Davidson, wat meerdere filosofen al hebben aangedragen, is het nodig zijn van taal voor gedachtes in combinatie met het nodig zijn van gedachtes voor taal. Tenminste, als je er vanuit gaat dat taal precies dat is, de verwoording van gedachten. Hoe kan de taal ooit ontstaan zijn als daar gedachten voor nodig zijn, die alleen uit taal kunnen ontstaan?
Norman Malcolm
Nu zou je het idee dat taal nodig is voor gedachtes ook op een andere manier kunnen bekijken, zoals Malcolm heeft gedaan. Hij beweert dat we van dieren die geen taal hebben kunnen zeggen dat ze geen gedachtes hebben, omdat ze, in het geval ze die wel hadden, ze die zeker wel in taal zouden uiten. Gedachten komen niet voort uit taal, maar taal is wel de belangrijkste indicator van gedachten. Hij is zo belangrijk zelfs, dat het ontbreken ervan bewijst dat er geen gedachten zijn.
Geen bewijs?
Eigenlijk is dit argument nog zwakker. Je zou hooguit kunnen zeggen dat het ontbreken van taal een belangrijke indicator is van het ontbreken van gedachtes, maar de gedachtes kunnen nooit volledig uitgesloten worden op deze manier. Er zijn ook redenen te bedenken juist voor het ontbreken van taal, terwijl er wel gedachtes zijn, fysieke beperkingen bijvoorbeeld.
Definitie van denken
Kortom, hoe laat het hebben van taal de mens op zo’n manier van dieren verschillen, dat we kunnen zeggen dat zij niet denken? Er is geen bewijs voor te vinden. Nu, omdat we hebben gekozen voor de strengere definitie van denken, maakt het trouwens niet meer uit welke definitie van denken we hanteren. Als dieren volgens de strengere definitie kunnen denken, kunnen ze dat ook volgens de zwakkere van Searle.
Een hond zou kunnen denken dat hij pijn heeft.
De verdere verschillen tussen mensen en dieren, zoals intelligentie, zijn slechts gradueel. Zelfs het verschil dat wij ‘second order volitions’ zouden hebben, het idee van Frankfurt, en dieren niet, is niet zo sterk. Er is nog geen enkel bewijs langsgekomen voor het idee dat dit voor dieren onmogelijk is. De enige reden om de diersoort, met de nadruk op diersoort, mens, van de andere dieren te onderscheiden is dat wij zelf tot deze soort behoren. Een hond zou best kunnen denken dat hij pijn heeft, al is dit misschien op een minder gecompliceerde en andere manier zijn dan de onze. Maar het principe is hetzelfde.
Lees verder