Zoogdieren: tandarmen
Tandarme zoogdieren worden gevormd door drie soorten dieren: luiaards, miereneters en gordeldieren. Ze leven in Zuid- en Midden-Amerika en zijn niet erg actief. Kleine beestjes zoals mieren en termieten zijn een belangrijke voedselbron, net als bladeren. Deze tandarme dieren hebben verschillende manieren om zich te verdedigen.
Wat zijn tandarmen?
Eén van de ordes binnen de zoogdieren is die van de tandarmen, ook wel xenarthra genoemd. Kenmerkend voor deze groep dieren is dat het vrij inactieve dieren zijn. Een uiterlijk kenmerk is dat ze weinig of geen tanden hebben. Daarnaast hebben de dieren die tot deze groep behoren een soort vreemde bijgewrichten in hun wervelkolom. Tot de tandarmen behoren miereneters, gordeldieren en luiaards. Gordeldieren en luiaards hebben weinig tanden, miereneters zelfs helemaal geen. Van deze drie dieren bestaan weer verschillende soorten, zoals de reuzenmiereneter, de kapucijnluiaard (een drievingerige luiaard), de Hoffmannluiaard (een tweevingerige luiaard), het negenbandgordeldier, het kogelgordeldier en het bruinbehaard gordeldier. Drievingerige luiaards hebben aan elke poot drie klauwen, tweevingerige luiaards hebben aan de voorpoten twee klauwen en aan de achterpoten drie. Eerder werden ook schubdieren tot de tandarmen gerekend omdat zij er uiterlijk op lijken, maar schubdieren bleken taxonomisch niet verwant te zijn.
Leefgebied
Alle tandarme dieren zijn alleen in Midden- en Zuid-Amerika te vinden, op het negenbandgordeldier na, dat ook in de zuidoostelijke staten van de Verenigde Staten voorkomt. Alle vier soorten miereneters leven in de Midden- en Zuid-Amerikaanse bossen, waar de reuzenmiereneter op de grond te vinden is. De andere drie soorten (de dwergmiereneter, de echte miereneter en de boommiereneter) brengen veel tijd in de bomen door. Ook op graslanden en bij moerassen zwerven miereneters rond. Veel gordeldieren leven op savannen, steppen en in halfwoestijnen. In het regenwoud zijn ook enkele soorten te vinden. Luiaards leven in de Zuid-Amerikaanse regenwouden waar ze vaak in bomen te vinden zijn.
Grootte
De grootste miereneter is de reuzenmiereneter. Hij is tot zo’n twee meter lang, hoewel de lange staart en snuit hiervan een behoorlijk deel voor hun rekening nemen. De tong van dit dier is zestig centimeter lang. Ze wegen van ruim twintig tot een kleine veertig kilo. De boommiereneter is kleiner, maar inclusief staart nog steeds vrij groot. De staart is namelijk veertig centimeter lang, de rest van het lichaam ongeveer een halve meter tot bijna negentig centimeter. Hij weegt ook veel minder: van 3,5 tot 8,5 kilo.
Drievingerige luiaards worden tussen de veertig en zeventig centimeter lang en hebben een gewicht van drie tot vijf kilo. Tweevingerige luiaards zijn over het algemeen iets groter: tussen de 55 en 75 centimeter en zo’n zes kilo. Het grootste gordeldier is het reuzengordeldier die anderhalve meter kan worden. Het kogelgordeldier blijft een stuk kleiner. Hij wordt dertig centimeter met een staart van zes centimeter en een gewicht van anderhalve kilo. De allerkleinste is de gordelmol van vijftien tot twintig centimeter en nog geen honderd gram. Het meest voorkomende gordeldier, het negenbandgordeldier, bereikt een lengte tussen de veertig en zestig centimeter en een gewicht van 2,5 tot 6,5 kilo.
Voedsel
Miereneters en gordeldieren zijn beide dol op mieren en termieten. Miereneters gebruiken hun klauwen om mieren- en termietennesten open te scheuren. Ze hebben een lange, kleverige tong waar ze de mieren of termieten vervolgens mee oplikken. In één lik gaan er zo honderden mieren of termieten naar binnen. Per dag kan hij op deze manier zo’n 20.000 tot 30.000 van deze beestjes eten. De reuzenmiereneter is in staat om 150 keer per minuut een lik te nemen. Wel is hij zo slim om een nest niet helemaal leeg te maken. Hierdoor kunnen de mieren of termieten hun nest weer herstellen, zodat een miereneter er later opnieuw heen kan. Naast mieren en termieten eten miereneters ook maden. Ook gordeldieren eten andere kleine beestjes en soms ook vruchten. Luiaards leven vooral van bladeren en daarnaast ook vruchten. Dit vullen ze aan met insecten, kleine hagedissen, aas en vogels. Bladeren zijn een moeilijk te verteren voedingsmiddel. Toch is het geschikt voor luiaards, omdat zij een maag hebben die uit meerdere delen bestaat met symbiotische bacteriën die de bladeren afbreken.
Verdediging
Gordeldieren
Tandarmen hebben verschillende manieren om zichzelf te verdedigen als er gevaar dreigt. Gordeldieren zijn voorzien van een pantser dat hun rug bedekt. Dit pantser bestaat uit kleine plaatjes die het dier beschermen tegen aanvallers. Elke plaat bestaat namelijk uit een harde kern van been met daarover een taaie hoornstof. Deze plaatjes vormen gordels waarvan het aantal verschilt per soort. Het negenbandgordeldier wordt zo genoemd omdat het er negen heeft, het kogelgordeldier heeft er slechts drie. Tussen de gordels bevinden zich huidplooien. Hierdoor kunnen gordeldieren zich deels oprollen, wat ze doen als er gevaar dreigt. Sommige soorten, zoals het kogelgordeldier en het bruinbehaard gordeldier, kunnen zich zelfs volledig oprollen tot ze een bal vormen. Toch zijn gordeldieren niet in staat zich overal tegen te beschermen. Soms worden ze door een roofdier omgegooid, zodat de buik die niet beschermd is door een pantser, bloot komt te liggen. Daarnaast worden gordeldieren regelmatig aangereden door automobilisten.
Miereneters en luiaards
Miereneters kunnen twee dingen doen als ze bedreigd worden. De eerste optie is vluchten. Als dit niet kan, zullen ze zich verdedigen met hun klauwen. Ze gaan dan op hun achterste poten staan en gebruiken hun staart om stevig te staan. De klauwen zijn sterk genoeg om vijanden als poema’s en jaguars flink te verwonden. Luiaards brengen veel tijd door in bomen. Soms moeten ze zich echter op de grond wagen, waar ze veel kwetsbaarder zijn. Als ze worden aangevallen door een jaguar of harpij, hebben ze net als miereneters sterke haakvormige klauwen om zich te verdedigen. Wanneer ze in de boom zitten zijn meestal veilig, omdat ze hier niet opvallen. In hun vacht zitten vaak bacteriën en algen, die het dier een groenige kleur geven. Hierdoor, en omdat hij weinig beweegt, valt hij nauwelijks op.
Langzame luiaards
Luiaards zijn de minst actieve tandarme dieren. Toch is het niet zo dat ze bijna de hele dag slapen, zoals soms wordt gedacht. Over het algemeen slapen ze ongeveer tien uur per dag. In gevangenschap blijken ze wel zo’n ⅔ deel van de dag slapend door te brengen. Als ze wakker zijn, zijn ze echter ook niet erg actief. Ze hangen vaak ondersteboven aan een tak waar ze bladeren eten. Ook bewegen ze zich meestal langzaam voort door de bomen. Op de grond hebben ze nog meer moeite om vooruit te komen, omdat ze dit niet gewend zijn en er niet op gebouwd zijn. Verder dan tweeënhalve meter per minuut komen ze niet. Meestal komen ze dan ook niet vaker dan een keer per week uit de boom, om te poepen. Luiaards hebben tevens een langzame stofwisseling en een lage lichaamstemperatuur. Als ze actief zijn ligt hun lichaamstemperatuur tussen de 30 en 34°C, als ze rusten ligt dit nog lager. Het duurt een maand voordat de spijsvertering van één maaltijd afgerond is. Zoals genoemd zijn de bladeren die ze eten moeilijk te verteren en hebben ze hiervoor een speciale maag. Daarnaast zijn bladeren niet erg voedzaam. Dit alles zorgt ervoor dat luiaards geen erg actieve dieren kúnnen zijn.