Winterslaap en winterrust
Als de dagen kouder en de nachten langer worden, breken voor de dieren harde tijden aan. Per soort en regio worden diverse strategieën toegepast, om zich aan de wintertijd aan te passen.
Wie bijvoorbeeld actief in de winter is, krijgt voor de bescherming tegen kou een dikker vel, trekvogels trekken naar het zuiden en andere slapen in de winter. De dieren die een winterslaap houden, worden onderverdeeld in twee groepen:
- warmbloedig – homoiotherm
- koudbloedig – poikilotherm
Tot de warmbloedige behoren vogels en zoogdieren, tot de koudbloedige bijvoorbeeld vissen, amfibieën, reptielen en insecten.
Winterrust
Warmbloedige dieren brengen hun activiteiten in de winter op een minimum om krachten te sparen. Ze houden een winterrust of winterslaap, om de koude tijd van het jaar te overleven. Dieren die een winterrust houden, zoals dassen, eekhoorntjes en beren brengen hun lichaamstemperatuur een paar graden naar beneden, worden vaak wakker en nemen voeding tot zich.
Afkoeling
Gemiddeld daalt de energieomzet bij grote dieren die een winterrust houden, in de winter 1/10 deel van de zomerse energieomzet. Bij kleine dieren die een winterslaap houden, is dit 1/100 van de zomerse energieomzet. Alleen kleine dieren kunnen hun lichaamstemperatuur zo snel laten dalen, dat de afkoeling binnen het lichaam en kou buiten geen gevaar is: Een hamster gebruikt daar ongeveer 8 uur voor, terwijl een beer meer als een dag nodig heeft en veel meer energie verliest. Grote dieren houden een winterrust, omdat een sterke daling van de lichaamstemperatuur levensgevaarlijk voor ze kan zijn. Alleen kleine dieren met een gewicht tot 8 kilogram kunnen ongestraft in de winter slapen.
Winterslaap
Nageldieren (mormeldieren, hazelmuis, hamster, relmuis) en insecteneters (egels, spitsmuis en vleermuizen) daarentegen laten hun lichaamstemperatuur behoorlijk zakken: sommige tot nul graden of de vleermuizen zelfs daaronder. Dit is in koude gebieden enorm belangrijk voor kleine dieren, zij hebben namelijk een ongunstigere energiebalans als grote dieren. Dit betekent dat zij veel moeten eten om actief te kunnen zijn. In de voedingsarme tijd van ongeveer oktober tot april slapen zij om energie te sparen.
Vreten, vreten, vreten
Voordat de winterslapers gaan slapen, stoppen ze hun buik nog behoorlijk vol. Tijdens de rustfase verbranden zij het opgeslagen vet en overleven zo de koude maanden. Lange koude periodes of koude storingen die de dieren wakker maken, kunnen voor de winterslapers dodelijk zijn: De energievoorraad wordt dan te snel opgebruikt en de dieren sterven door de kou.
Het juiste moment
Hoe weten de dieren wanneer het tijd is voor de winterslaap?
Wetenschappers nemen aan, dat de winterslaap door een combinatie van factoren van binnen en buiten veroorzaakt wordt. Dieren hebben een innerlijk uur voor de jaarlijkse ritme. Zij voelen wanneer de winterslaap komt. Een zintuig waarschuwt de dieren als het te koud is voor de winterslaap en de opwarming te lang duurt. Aan de aanpassing tot de winterslaap zijn, volgens wetenschappers, rond de 80 tot 150 genen betrokken. Zonder deze genen zullen de winterslapers de koude tijd van het jaar niet overleven.
Stijfheid
Stijfheid door de kou komt alleen voor bij koudbloedige dieren, zoals vissen, amfibieën, reptielen en insecten. Koudbloedige dieren houden hun lichaamstemperatuur niet constant, maar zij veranderen met de omgevingstemperatuur. Als een kikker of hagedis te koud is, worden ze stijf. In tegenstelling tot warmbloedige winterslapers kan men dieren die stijf worden door de kou niet door een prikkeling wakker maken.