Het dierenrijk – gewervelde dieren ingedeeld
Het dierenrijk bestaat uit allerlei afdelingen, klassen en soorten. Dieren zijn ten eerste te verdelen in twee groepen: ongewervelde en gewervelde dieren. Kenmerkend aan gewervelde dieren is dat zij een inwendig skelet hebben en een wervelkolom. De indeling van gewervelde dieren telt vijf klassen: kraakbeen- en beenvissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren.
Kraakbeen- en beenvissen
Het skelet van kraakbeenvissen is zacht en flexibel, in tegenstelling tot het skelet van beenvissen dat hard is. Een ander verschil is dat kraakbeenvissen kieuwspleten op de kop hebben die je kunt zien, terwijl beenvissen een kieuwdeksel hebben waar de kieuwen achter zitten.
Eigenschappen van vissen:
- Vissen leggen eieren waaruit jongen voortkomen.
- Vissen zijn koudbloedig, wat betekent dat de lichaamstemperatuur verandert als de temperatuur van de omgeving verandert. Een koudbloedig dier kan niet zelf lichaamswarmte produceren en is hiervoor afhankelijk van de omgeving. Dat betekent dat hij ook zijn activiteiten moet aanpassen aan de temperatuur. Wanneer een koudbloedig dier voldoende opgewarmd is, heeft hij genoeg energie om actief te zijn.
- Vissen zijn bedekt met schubben.
- Vissen halen adem via kieuwen.
Onder de kraakbeenvissen vallen haaien, roggen en zeekatten. Tot de beenvissen behoren onder andere de kabeljauw, de stekelbaars, haring en zalm.
Amfibieën
Eigenschappen van amfibieën:
- Amfibieën leggen eieren. De eieren zitten in een soort van gelei.
- Amfibieën zijn koudbloedig.
- Amfibieën hebben een dunne, slijmerige huid waardoor huidademhaling mogelijk is. Door deze huid moeten ze in een vochtige omgeving leven, anders drogen ze uit.
- Volwassen amfibieën hebben longen, jongen hebben kieuwen om te ademen. De jongen moeten dus in het water leven terwijl de volwassen dieren ook het land op kunnen.
Tot de amfibieën behoren kikkers, padden, salamanders en wormsalamanders.
Reptielen
Eigenschappen van reptielen:
- Reptielen leggen eieren die in een hoornachtige schaal zitten die de eieren tegen uitdroging beschermt.
- Reptielen zijn koudbloedig.
- Het lichaam van reptielen is bedekt met taaie hoornschubben.
- Reptielen halen adem door middel van longen.
- Alle tanden die reptielen hebben zijn ongeveer hetzelfde.
Onder de reptielen vallen hagedissen, slangen, krokodillen, hazelwormen en schildpadden.
Vogels
Eigenschappen van vogels:
- Vogels leggen eieren met een hoornachtige schaal zodat de eieren niet uitdrogen.
- Vogels zijn warmbloedig. Dit betekent dat ze een constante lichaamstemperatuur hebben. Zij zijn dus niet afhankelijk van de omgeving. Wel hebben warmbloedige dieren meer voedsel nodig dan koudbloedige dieren, omdat ze energie uit hun voedsel moeten halen om warm te blijven.
- Vogels hebben vleugels en veren.
- Ademhalen doen vogels door hun longen.
- Vogels hebben een snavel.
Tot vogels behoren onder andere uilen, papegaaien, mussen, pinguïns, spechten, eenden en struisvogels.
Zoogdieren
Eigenschappen van zoogdieren:
- Zoogdieren leggen geen eieren maar baren levende jongen. Daarnaast zogen zij hun jongen.
- Zoogdieren zijn warmbloedig.
- De huid van zoogdieren is bedekt met een vacht.
- Zoogdieren halen adem door middel van longen.
- Zoogdieren hebben, in tegenstelling tot reptielen, verschillende soorten tanden.
Zoogdieren zijn onder andere mensen, apen, honden, walvissen, olifanten, muizen en paarden.