Trilgras of Bevertjes
Bevertjes, een weidegras dat opvallend genoeg was om vooral de fantasie in beweging te zetten, ook wel Trilgras of het Bevertje genoemd. In onze moderne, gekunstmeste cultuurweilanden zie je het niet meer.
Waar het groeit, staat gewoonlijk verderop een van onze mooiste grasjes, het Kamgras, waarvan alle bloempjes in de lange aar naar één kant kijken en inderdaad op getande kammetjes zitten.
Het Trilgras moet als alle echte weideplanten een beetje opgewassen zijn tegen betreding, bemesting en begrazing. Het slaagt daar aardig in, maar de hedendaagse overbemesting kan het toch niet meer aan.
Naam
De naam is goed bedacht, zowel levend als dood, bibberen de hangende bloempakjes aan golvende, draaddunne steekjes. Een stuk of tien schuitvormige bloempjes schuiven ineen tot een glimmend aartje. Tientallen staan aan een halm van wel een halve meter hoog de hele dag te trillen. Ze registreren de wind eerder dan onze bezwete huid. Het mooist zie je dat, als je op je rug ertussen gaat liggen en naar de hemel kijkt. De nerveuze, ijle pluimen dansen als ettelijke balletgroepjes. 'Totter-grass dances andsways like the trees' (Trilgras danst en zwaait heen en weer als de bomen), schreef Cecily Mary Barker.
- Siddergras, Bibberkens, Spinnekopjes, Vrouwentongen, trillende hartjes, geernaart (garnaal)
- Amourette, Tremblette, Langue de femme
- Zittergras, Bebergras, Muttergottestränen, Lauze
Folklore
Trilgras behoort tot de Mariaplanten. Wij lazen ergens, dat zijn blonde glans werd vergeleken met haar van Onze Lieve Vrouw. Uit Karinthië komt een andere associatie, namelijk met haar smart om het lot van haar zoon: Muttergottestrànen (Mariatranen). Het boerengeloof zag in de bevertjes het bewijs dat planten zowel pijn als geluk kenden.
Briza zou van een Indogermaans woord afstammen dat 'balanceren' betekent; in het Grieks komen wij terecht bij 'buigen onder een last'. Trilgras doet ons helemaal niet aan een last denken, eerder aan gewichtloosheid. Hoe dit zij, de Fransen noemen het Amourette en daarbij is commentaar overbodig. Op menig landschapschilderij zijn grazige weiden afgebeeld. Het is boeiend hoe sommige schilders de afzonderlijke weidegrassen hebben gezien en verwerkt. Grassen zijn in het veld voor de gewone met een loep opererende liefhebber al moeilijk te onderscheiden, laat staan op een aquarel of olieverfschilderij. Toch merk je wel bij deze of gene dat het Vossestaarttype is getroffen en bij een ander weer fijnvertakte pluimen bijv. van Haver, Straatgras of Kropaar.
Trilgras op de afbeelding
Deze afbeelding van Trilgras uit de Amsterdamse Weinmann-uitgave is gebaseerd op een graveertechniek die aanvulling kreeg in kleur à la poupée, d.w.z. dat men met kleine inkttampons van in elkaar gedraaide lapjes voorzichtig de kleur aanbracht. Linnaeus gaf de plant de naam Briza media. Voordat deze onderzoeker met zijn naamgeving begon, bestond er vooral op het gebied van grasachtige en dus 'moeilijke' soorten zowel veel verwarring als gebrek aan kennis. Bij Weinmann ( ± 1740) heet Trilgras nog Gramen tremulum minus, 'klein beefgras' dus.
Medicinaal?
Medicinaal is er over Trilgras weinig terug te vinden, het zijn eerder gemengde grassen, de zogenaamde hooibloemen die vroeger omwille van hun zoete en geurende cumarinen in badpreparaten en compressen gebruikt werden.
Als ik lang genoeg zoek in de literatuur, dan blijkt Trilgras toch gebruikt geweest zijn bij suikerziekte en zijn er ook wat analyse geweest van dit lieve grasje door ijverige scheikundigen. Zo werden er enkele indrukwekkende stoffen 8-galactopyranosyl-4’, 5,7-trihydroxyflavone; 8-galactopyranosyl-4’, 5,7-trihydroxyflavone 6’’-0-Acetate; flavones( orientin 4’-0-?-d-glucopyranoside, vitexin 4’-0-?-D- glucopyranoside) (Chapman and Hall/ CRC, Version 13:1; 1982-2005) gevonden, te zware stoffen voor zo'n vederlicht plantje. Als ik mijn eigen observatie- en fantasievermogen loslaat op Briza, zou ik bijna denken dat het goed moet zijn voor de trillende, drukke kinderen van onze tijd. Hoe noemt men die ziekte weer: ADHD. Het uitproberen waard, zou ik denken.