Witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum)
De witte paardenkastanje of wilde kastanje is geliefd als schaduwboom, met de grote gelobde bladeren houdt de boom veel zon tegen. De boom wordt dan ook veel in parken, tuinen en nabij boerderijen aangeplant. Voor kinderen is het altijd weer feest om in de herfst kastanjes te rapen en met houten stokjes de meest creatieve figuren te maken. Kenmerkend voor de witte paardenkastanje zijn de trosvormige bloemen die wel 30 centimeter groot kunnen worden. Voor een ieder die een markante schaduwrijke boom in de tuin wil aanplanten is de witte paardenkastanje zeer geschikt. De boom is helaas wel gevoelig voor ziektes als de kastanjebloedingsziekte.
Natuurlijke verspreiding
De witte paardenkastanje was inheems in heel Midden-Europa, maar moest zich tijdens de ijstijd terugtrekken tot in Midden-Griekenland, Zuid-Albanië, én tot in een klein gebied in noordoostelijk Bulgarije. Na de ijstijd kon de witte paardenkastanje niet meer terugkeren naar haar oude leefgebieden, want natuurlijke verspreiding was onmogelijk als gevolg van de zware kastanjes. De witte paardenkastanje werd hierbij uiteindelijk een handje geholpen door, eerst de Turken en Italianen in de 16e eeuw, en vervolgens kwam de boom in de 17e eeuw ook terecht in Frankrijk en Engeland, en hoogstwaarschijnlijk ook in onze streken. Overigens bestaat er ook een rode paardenkastanje (Aesculus carnea) welke een kruising is tussen de witte paardenkastanje en de rode pavia (Aesculus pavia).
Groeiwijze en groeisnelheid
De witte paardenkastanje kan een hoogte bereiken van zo’n 30 meter, de stam is vrij kort vergeleken met de breedte. De boom houdt van een vochtige bodem, opvallend is dat de groeiwijze naar rechts is gedraaid. De bast is op jonge leeftijd lichtgrijs van kleur en op oudere leeftijd grauwbruin. De paardenkastanje groeit net als bijvoorbeeld de
gewone esdoorn behoorlijk snel, van een kleine struik kan de boom in de eerste jaren al snel enkele meters in hoogte worden, waarbij eveneens in de breedte flink wordt uitgepakt. In vijftien jaar tijd is een hoogte van acht tot tien meter geen uitzondering. De grote bladeren ontvouwen zich ieder jaar vanaf april vanuit 3 centimeter grote knoppen. De samengestelde bladeren worden 10 tot 30 centimeter groot en bestaan uit vijf tot zeven gezaagde deelbladeren. En hiermee is gelijk een verschil met de tamme kastanje makkelijk te zien, deze laatste heeft enkelvoudige niet samengestelde bladeren.
Bloemen en zaden
De bloei vindt al vanaf april plaats, al snel na het uitlopen van de bladeren. De witte bloemtrossen kunnen tot 30 centimeter groot worden, en bezitten vele meestal tweeslachtige bloemen. De bloemen zijn kelkvormig, en sommigen daarvan produceren nectar. Uit de bloemen die bestoven worden door insecten groeien stekelige doosvruchten, met daarin één tot enkele zaden; de bekende kastanjes. Deze zaden zijn voor de mens giftig en dus niet eetbaar, maar voor geiten, varkens en paarden zijn ze wel eetbaar. De kastanjes bevatten veel zetmeel, olie en de stof saponine (een stofje dat de boom en vrucht beschermt tegen schimmels en bacteriën). De paardenkastanje heeft haar naam te danken aan het feit dat de kastanjes veel aan paarden werden gegeven om ze van de hoest te genezen.
De kastanjes van de tamme kastanje (Castanea sativa) zijn wél eetbaar, deze zijn makkelijk te herkennen aan het omhulsel met de vele lange stekels, terwijl het omhulsel van de giftige paardenkastanje korte stekels heeft.
Ecologische betekenis
Zoals gezegd leveren de bloemen nectar voor bijen en hommels. Reebokken gebruiken de ruwe bast graag om hun vacht te vegen en de kastanjes vormen in de winter voedsel voor herten. De vele bladeren vormen een riante strooisellaag dat voedsel is voor veel insecten, regenwormen en slakken. Rupsen kunnen zich tegoed doen aan het bladmoes van de bladeren.
De paardenkastanje in de tuin
In parken, dorpspleintjes, bij een kerk en langs straten staat vaak een paardenkastanje, deze dient dan als natuurlijke parasol. In een tuin is een paardenkastanje een mooie blikvanger, wel moet er rekening mee worden gehouden dat de boom met 30 meter zeer groot kan worden en ook op jonge leeftijd al veel zon kan wegnemen. De boom lijkt dan ook vooral geschikt voor de wat ruimere vrij liggende tuinen. Voor het verkrijgen van een paardenkastanje kan vaak in een park een van de vele jonge zaailingen onder een grote kastanje worden meegenomen en in eigen tuin worden geplant. Het rapen en zaaien van kastanjes in de herfst is uiteraard ook een optie. Het kan zijn dat het meegenomen plantje niet meteen aanslaat en de bladeren wat dor worden, er moet dan een seizoen gewacht worden, maar het jaar erop zal de paardenkastanje de tuinliefhebber verrassen.
Snoeien en verplanten
De paardenkastanje is het mooist wanneer het tot een echte boom uitgroeit. Snoeien is een mogelijkheid, maar dan ontstaat er een soort knotkastanje, fraai zal dat er niet uitzien. Als knotten gewenst is knot de boom dan regelmatig, anders kunnen grote zware takken afscheuren. Als de paardenkastanje de ruimte krijgt een volwassen boom te mogen worden, dan kunnen in elk geval wel de onderste takken worden verwijderd, zodat een vrijstaande stam ontstaat. Dit heet opkronen, de verhouding tussen kroon en stam bedraagt 2/3e en 1/3e. Snoeien dient het beste te gebeuren aan het einde van het jaar (december), als de sapstromen in het hout nog niet op gang zijn gekomen. Hiermee wordt bloeden van de houtwonden voorkomen. Voor verplanten van de boom geldt dat naarmate de boom groter wordt, verplanten moeilijker is in verband met de grootte en zwaarte. De boom kan het beste aan het einde van het jaar of vroeg in het voorjaar (bijvoorbeeld februari) worden verplaatst als de bladeren al van de boom zijn gevallen en de sapstromen minimaal zijn.
Ziektes en plagen
De bekendste ziekte die de paardenkastanje kan krijgen is de
kastanjebloedingsziekte, welke door een bacterie wordt veroorzaakt (Pseudomonas syringae). In 2005 bleek 35% van de kastanjes besmet en ziek te zijn. De ziekte is moeilijk te bestrijden, verwijderen van aangetaste stukken bast zou kunnen helpen, evenals bodemverbetering of het aanbrengen van bestrijdingsmiddelen in de vaten van de boom. Het doden van de bacteriën met warmtebestrijding lijkt volgens een proef van Wageningen Universiteit nog succesvoller te zijn.
Daarnaast kan de paardenkastanje aangetast worden door de
mineermot. De kleine larven van dit vlindertje eten het bladmoes op van de bladeren, waarna bruine dode plekken ontstaan, dit verschijnsel is in menig park goed te zien, zeker aan het einde van de zomer en in de herfst. De mineermot is wegens gebrek aan natuurlijke vijanden moeilijk te bestrijden. Een derde ziekte is de
verwelkingsziekte welke door een schimmel als Guignardia aesculi wordt veroorzaakt. Bij deze ziekte moet, als de boom niet meer te redden is, de hele boom worden verwijderd, en moet de grond worden vervangen indien op dezelfde plek weer een paardenkastanje wordt geplant.