De klimaten - Hoe ontstaan ze
De biomen, met hun karakteristieke levensgemeenschappen, worden bepaald door het klimaat. Dit vertoont over de hele wereld grote verschillen, maar wordt altijd gevormd door dezelfde basisfactoren.
Algemeen
Zonnestraling is de basis van de klimaatvorming op aarde. Klimaat wordt geschapen door het effect van straling op de buitenste 'schil' van de aarde. Die bestaat uit vaste stoffen, vloeistoffen en gassen: de continenten, de oceanen en de dampkring. De veranderlijkheid van het klimaat is te danken aan de dagelijkse aswenteling van de aarde en haar jaarlijkse baan om de zon.
De verwarming van het aardoppervlak door de zon doet ook de winden ontstaan, die op hun beurt de zeestromen beïnvloeden. Beide worden weer beïnvloed door de aardrotatie, en door hun wisselwerking met de zonnestraling wordt het vocht over onze planeet gedistribueerd. Het komt erop neer dat winden die over zee waaien waterdamp meevoeren, vooral als ze warme stromen passeren. Het samenspel van deze factoren schept de voorwaarden waaronder leven kan ontwikkelen, maar de zonnestraling blijft de belangrijkste factor. Planten kunnen niet groeien zonder zonlicht, dat de energie levert voor de fotosynthese, het proces waarbij planten en kooldioxide omzetten in organische stoffen.
De voornaamste klimatologische invloeden leveren in combinatie met plaatselijke factoren, zoals hoogteverschillen en de vorm van het land, een veelheid van lokale klimaten op.
Hoe de zon de aarde verwarmt
Als de zonnestralen loodrecht op de aarde vallen zoals in de tropen, is hun weg door de dampkring korter dan wanneer ze de aarde onder een zekere hoek bereiken, zoals in de poolstreken. De dampkring verstoort de zonnestralen en de poolstreken ontvangen daardoor minder warmte dan de tropen. De ronding van de aarde maakt een hoek van 23° ten opzichte van de zonnestralen, zodat in de loop van het jaar eerst het noordelijke en vervolgens het zuidelijk halfrond meer naar de zon is gekeerd. Dit veroorzaakt de seizoenvariatie en daglengte.
Zeestromen
Overheersende winden en verschillen in dichtheid van het water veroorzaken zeestromen. De aardrotatie zorgt ervoor dat ze op het noordelijk halfrond 'met de klok mee' stromen en op het zuidelijk halfrond 'tegen de klok in’. Door deze zeestromen worden watermassa's van verschillende temperaturen en zoutgehalten met elkaar vermengd. Belangrijke chemicaliën worden verspreid en landmassa’s worden verwarmd of afgekoeld.
De windsystemen van de aarde
De lucht aan de evenaar, verwarmd door de zon, stijgt op en stroomt op een bepaalde hoogte zijwaarts weg. Het grootste deel ervan zakt bij circa 30° NB en 30° ZB weer omlaag. Het gewicht doet gebieden van hoge druk ontstaan, waarvandaan de passaatwinden, afgebogen door de draaiing van de aarde, terugwaaien naar de tropen. Boven de polen daalt koude lucht neer en stijgt op iets lagere breedten weer op. Tussen deze polaire en tropische circulatiesystemen bevinden zich grote luchtgolven, waardoor de westenwinden ontstaan. Winden brengen de warmte van de tropen en het vocht van de oceanen naar andere gebieden.