De Kneu, een Europese Cultuurvogel
De kneu, Latijnse benaming carduelis canabina, is een minder kleurrijke vogel dan de meeste andere Europese cultuurvogels; daar staat tegenover dat het een van de betere zangers is. Maar ondanks zijn mooie zang is hij toch niet in grote getale aanwezig in volières; misschien om zijn overwegend bruine kleur; bovendien blijft hij lang schuw en bang en is daarom zelden een rustige tentoonstellingsvogel.
De kneu
Latijnse benaming: carduelis canabina
De kneu behoort tot de familie van de vinkachtigen. De Nederlandse naam is kneu. In sommige delen van het land (bijvoorbeeld rond Weert) is de kneu vooral bekend als kneuter of heivink.
Kleur van de man
Voorhoofd karmijnrood met blauwgrijze wangen; snavel grijsachtig; keel vuilwit met donkere streepjes; borst karmijnrood; rug kastanjebruin; vleugels kaneelbruin met lichtere randen in de grote pennen. Stuit vuilwit met een weinig rood; donkerbruine staartpennen met lichtere randen; poten donkerbruin met zwarte nageltjes. De pop is grauwer van kleur en mist de rode kleuren van het mannetje.
De kleur, zoals hierboven omschreven, is de kleur van de in het wild levende vogel. In volières zijn de kop- en borstkleur van de man gewoonlijk minder rood. Ook wanneer kleurstof gegeven wordt, zal de kleur doorgaans niet hetzelfde zijn als van de in het wild levende vogels. De kneu is ongeveer 13.5 cm groot en in kleinere kooien blijft het in het algemeen een erg nerveuze vogel.
Leefgebied in de natuur
De kneu komt in bijna geheel Europa voor. Ook in onze omgeving is het een veel voorkomende broedvogel. Hij verblijft graag in parken en op tuinderijen, broedt graag in heggen, coniferen, lage begroeiing in de duinen en op heide met kleine dennenboompjes.
Het kneupaar
Het nest
De vogels paren gewoonlijk voor het leven; een paartje blijft het gehele jaar samen; ook in de wintermaanden. In het voorjaar, april/mei zoeken ze een geschikte nestplaats. Gewoonlijk in de nabijheid van akkergronden. Ze bouwen een nest in een struik, conifeer of een kleine den op ongeveer één meter boven de grond; zelden hoger dan 1.50 meter en zelden langer dan 50 centimeter.
De pop van de kneu neemt het bouwen van het nest voor haar rekening terwijl het mannetje steeds bij haar in de buurt is. Het nest bestaat uit grassprietjes en worteltjes van planten en is van binnen afgewerkt met haar. Tegenwoordig worden de weilanden veel afgemaakt met schrikdraad (stroomdraad); vroeger werd veel prikdraad gebruikt, en daar hing dikwijls haar van paarden en koeien aan. Paardenhaar heeft bij veel vogels de voorkeur om het nest van binnen mooi mee af te werken. En de kneu, maar ook de vink maken daar veel gebruik van. Terwijl de pop haar nest bouwt zingt het mannetje het hoogste lied. Ja, de man kneu is een zeer goede zanger; ook als de pop zit te broeden zit de man gewoonlijk boven in een boom of struik op het hoogste punt te zingen. Mooi om te horen, maar ook mooi om hem te zien zitten met z'n karmijnrode borst.
Het legsel
Het legsel bestaat uit 4 tot 6 eitjes; deze zijn lichtblauw van kleur met bruinachtige stipjes. Vanaf het vierde ei begint de pop met broeden; na 13 dagen komen de eitjes uit. De jongen hebben donker dons; pas nu begint het werk voor het mannetje. Kneuen hebben een klein territorium of misschien wel helemaal geen, want meerdere paren broeden op enkele meters van elkaar. De kneu is een echte zaadeter en de jongen worden dan ook niet met levend voer gevoed. Wel met onrijpe onkruidzaden en dikwijls het liefst met oliehoudende zaden zoals raapzaad. Jonge kneuen groeien snel en verlaten na ongeveer 15-16 dagen het nest; ze worden dan nog door beide ouders gevoerd. Wanneer de jongen ongeveer 25 dagen oud zijn begint de pop dikwijls aan een tweede nest. Het is jammer dat er nog maar weinig kneuen zijn in het wild, vergeleken met vroeger.
Na het broedseizoen
Na het broedseizoen blijft het ouderpaar bij elkaar; dikwijls kun je ze aantreffen, met hun jongen in kleine groepjes om hen heen, op stoppellanden of op braakliggende terreinen, begroeid met onkruidzaden. Jonge vogels eten veel halfrijpe zaden zoals herderstasje en ook muur. Wanneer die in de regentijd doorweekt zijn, valt er nog wel eens een jonge vogel uit. Vermageren en diarree zijn de grootste vijanden van de jonge kneu.
Het is uiteraard een schuwe vogel met een overwegend bruine kleur en zijn karmijnrode borst en voorhoofd is in de volière minder fel gekleurd. Omdat de kneu na de vink de beste zanger onder de Europese cultuurvogels is, maakt dat toch veel goed en zou het goed zijn wanneer meer kwekers van Europese cultuurvogels zich bezig zouden houden met het fokken van de kneu in gevangenschap. Aan de schuwheid kunnen wij heel veel zelf doen.