Nederlandse Schoonheidspostduif
De geschiedenis van de Nederlandse schoonheidspostduif is verbonden met die van de vliegpostduif. De postduif is in het begin van de negentiende eeuw in België ontstaan. Een heleboel sierduivenrassen hebben een steentje bijgedragen bij de vorming van het ontstaan van dit ras. Dit waren bijvoorbeeld: meeuwen, carriers, kroppers, Luikse barbetten en diverse tuimelaarsoorten.
Geschiedenis van de Nederlandse schoonheidspostduif
Aan het einde van de negentiende eeuw waren uit deze combinaties een aantal verschillende types ontstaan. Deze types vormden zich in en rondom grote steden en waren vooral in dat gebied erkend. In Luik ontstond zo het Luikse type. Deze vogels waren niet groot, krachtig gebouwd, hebben gekrulde veren op de borst, en hadden ronde koppen met krachtige snavels. De Luikse barbet heeft hier duidelijk iets te maken gehad met het ontstaan van dit type.
Het Antwerpse type was meer op de carrier gebaseerd, deze duiven waren hoger en groter. Ook hadden zij grote neuswratten. Het Gentse type werd gevormd door een kruising tussen kroppers en een Luikse kortbek. Er ontstonden toen nog veel meer types, maar deze drie types worden gezien als de grondleggers van de moderne postduif. De grote neuswratten, die de duiven vaak hinderden zijn nu door selectie vrijwel helemaal verdwenen.
Door de opkomst van openbaar vervoer en de motorisering na de tweede wereldoorlog zijn die oorspronkelijke lokale rassen (vooral door Nederland en Duitsland) ingezet als ‘overal inzetbare’ internationale postduiven. Na de eeuwwisseling probeerden nog veel meer landen om, met behoud van vliegcapaciteiten, tentoonstellings postduivenrassen te creëren. Deze pogingen mislukten, maar er zijn uit die pogingen toch een aantal andere rassen ontstaan. Zo zijn de Engelse Homer en de Duitse Schautaube ontstaan.
De postduivenfokkers wilden uiteraard ook proberen om zo goed en zo mooi mogelijke rassen te creëren. Zo ontstond in het jaar 1925 de oprichting van “gediplomeerde keurmeesters”. Zij ontwierpen een standaard waaraan de ideale postduif moest voldoen. Alleen evalueerde de postduif, en daarmee dus ook de standaard. De keuring vindt plaats aan de hand van een puntensysteem. Oude duiven kunnen maximaal 93 punten behalen. De jonge duiven kunnen minder punten behalen, namelijk 92,5 punten. Ook late jonge duiven kunnen meedoen, zij kunnen echter maar 91,5 punten verdienen. Er bestaat een organisatie van postduivenfokkers dat zichzelf de F.C.I (Federation Colombophile Internationale) noemt. Bij deze vereniging zijn 36 landen en min of meer 700.000 liefhebbers aangesloten. Om de twee jaar wordt een Olympiade georganiseerd. Dit is een wereldtentoonstelling waarbij de beste prijsvliegers en de mooiste duiven getoond worden. Hoewel de standaard van de Nederlandse schoonheidspostduif vrijwel identiek is aan die van de postduif, zijn er in de praktijk toch wel een aantal verschillen wat betreft de bouw van de dieren. De postduiven hebben een meer afhellende stand. Ook hebben ze forsere halzen, een gespierder lichaam, en een veel rijkere bevedering.
Alle tentoonstellingspostduiven, zo ook de Nederlandse schoonheidspostduif hebben Delbarbloed door hun aderen stromen. De Delbar stond namelijk bekend om zijn prachtige kleuren. Maar de Nederlandse schoonheidspostduif heeft in tegenstelling tot de andere rassen bijna geen problemen met de gezondheid en de vruchtbaarheid. Vooral deze vruchtbaarheid (waarbij zij ongeveer acht tot tien jongen per jaar grootbrengen) maakt dit ras zeer geliefd.
De standaard
De Nederlandse Schoonheidspostduif behoort tot de sectie vormduiven. Deze rassen moeten boven alles een goede stand en lichaamsbouw vertonen. Een Nederlandse schoonheidspostduif wordt op veel meer beoordeeld dan alleen maar op lichaamsmaten en verhoudingen. Het geheel moet mooi zijn. Een Nederlandse schoonheidspostduif moet aan bepaalde, in de standaard omschreven eisen voldoen om het gewenste plaatje te kunnen vertonen.
Lichaamsbouw: In de standaard staat omschreven dat dit ras fors en kort gebouwd moet zijn. De forsheid mag niet grof en lomp worden. Zo moeten ongeveer de grootte hebben van een flinke postduif. Gewenst is een volle, brede, diepe borst die overgaat is een goed gevulde buik. De borst en de buik moeten voor en onder de vleugelbogen uitkomen. Vanaf de voorkant gezien, moeten de borstveren de vleugelbogen bedekken.
Bij de lichaamsbouw komen een aantal fouten relatief vaak voor. Deze fouten zijn o.a.:
- Te smalle achterpartij
- Te lange staart
- Een te dikke hals
- Fouten bij de vleugeldracht
- Een te vlakke borst
- Een te hoge of te lage stand
Hals: Ze moeten een middellange hals hebben, die vol en breed is bij de schouders. De hals verloopt gelijkmatig naar een slanke bovenhals. Een strakke bevedering is hierbij gewenst omdat dit de indruk van de hals alleen maar beter laat uitkomen. De hals dient verticaal te zijn, en loodrecht op de schouders te staan (in een hoek van negentig graden). Bij de overgang van de hals naar de kop is een scherpe keeluitsnijding beslissend voor de goed geproportioneerde kopbelijning. De Nederlandse schoonheidspostduif moet een verticale stand hebben, en altijd goed in balans staan. Dan hebben ze automatisch de juiste halshouding.
Rug: De Nederlandse schoonheidspostduif heeft (naar standaard) een brede rug. De stuit zelf, maar ook de overgang naar de stuit mogen niet te smal zijn. Dit kan je bij het keuren goed voelen. Als je zo’n dier in de hand neemt, en het voelt aan alsof het dier uit twee delen bestaat wordt dat dier afgekeurd. Ze zijn zowel voor de fok, als voor de show onbruikbaar.
Staart: De vuistregel is dat de staart niet meer dan een duimlengte langer mag zijn dan de slagpennen. Dit is alleen niet gemakkelijk te bereiken, en al zeker niet bij de doffers. Let daarom bij het fokken op een smalle borst, en ook op smalle staartveren (deze zijn namelijk altijd lang). Probeer deze twee dingen te vermijden, anders krijgen de duiven te lange staartveren. Fok daarom als je de dieren tentoon wilt stellen op brede en korte staartveren.
Vleugels: De vleugels van de Nederlandse schoonheidspostduif moeten breed zijn, en de rug volledig afdekken. De uiteinden van de slagpennen moeten losjes rustten op de staart.
Benen: De beenlengte van de Nederlandse schoonheidspostduif moet middellang zijn. De stand van de benen is wat moeilijker te bereiken. De stand van de benen moet licht gehoekt zijn. Het bovenste gedeelte van de dijbenen moeten daarbij verborgen worden door de buikbevedering. Stoppels aan de loopbenen moeten voor de show worden verwijderd. Dit omdat het erg ontsiert.
Stand: De Nederlandse Schoonheidspostduif moet een horizontale stand hebben. Dit betekend dat de ruglijn iets afhellend mag zijn, maar een denkbeeldige lijn vanuit het midden van de vleugelboog naar de staart moet evenwijdig zijn aan de ondergrond waar de duif op dat moment op staat. Bij deze ideale stand hoort de daarbij passende beenstelling. Deze is iets doorgedrukt in de hielgewrichten.
Kop: Een symmetrische kopbelijning met een behoorlijk voorhoofdslengte en een zeer gematigde ronding van de kop. De voorhoofdslijn loopt van de snavelpunt tot de schedeltop, met het hoogste punt midden boven het oog en zonder onderbrekingen in een fraaie ronding verlopend naar de nek. De voorkop is wigvormig en geheel gevuld. De kop wordt fier en horizontaal gedragen. De wigvormige belijning die gevormd wordt door voorkop en schedel moet wel vol zijn, maar niet te breed.
Neuswratten: De hartvormige neuswratten van dit ras moeten een zo fijn mogelijke structuur bezitten.
Oogranden: De ideale oogranden zijn zo fijn mogelijk. Het liefst zo fijn dat ze bijna niet te zien zijn. De vorm moet volkomen rond zijn. Ook de veergroei rond de ogen moet aangesloten zijn. De oogrand mag licht grijs zijn, of wit tot licht vleeskleurig. Dit ligt aan de kleur van de duif zelf. Bij licht kleuren is een lichte oogrand gewenst.
Snavelkleur: Bij zwarte, holblauwen, blauwgebanden, blauwkrassen en zwartkrassen wordt een zwarte snavel verlangt. Een lichte vleeskleurige snavel wordt verwacht bij de witte dieren. Een hoornkleurige snavel komt voor bij de roden, gelen, roodzilvers en geelzilvers gekleurde dieren. Bij de blauwzilvers is een licht aangelopen bovensnavel toegestaan.
Nagelkleur: Moet overeenkomen met de snavelkleur. Witte nagels mogen uitsluitend bij witte en bonte duiven voorkomen.
Oogkleur: Een oranjerode iris is bij de Nederlandse schoonheidspostduif een vereiste.
Veerkleuren: De Nederlandse schoonheidspostduif behoort niet tot de kleurduiven. De kleuren rood en geel zullen hierom ook nooit zo diep en glanzend overkomen als bij andere rassen. Bij deze twee kleuren zijn de kleuren van de slagpennen lichter dan de schildkleur, gekleurde binnenvanen zijn bij dit ras toegestaan.
Bij de gebande kleurslagen wordt een egale en schone schildkleur verlangt, dit met smalle egale intensief gekleurde banden. De blauw en zwartkrassen mogen geen roestkleur in de bevedering vertonen.
De wedstrijden
Het vliegseizoen loopt vanaf begin april tot het einde van september. De oude duiven beginnen het eerste in April. In juli komt de eerste wedstrijd voor jonge duiven. Iedereen brengt op een vastgesteld tijdstip zijn of haar duiven naar het lokaal van de duivenclub. De ringnummers van de duiven staan op een lijst ingevuld. Sommige duiven hebben een chip-ring om de poot. Duiven zonder een pootring krijgen een gummi-ring om. Thuis kan je op de duiven gaan wachtten. De duiven worden met ongeveer dertig tegelijk ingekorfd. De manden met de duiven worden in een vrachtwagen gezet. De vrachtwagen rijdt naar de andere duivenclubs waar nog meer duiven worden ingeladen. Vervolgens rijdt hij naar de plek waar de duiven allemaal losgelaten worden. De eerste vlucht is ongeveer tachtig tot honderd kilometer. De duiven worden allemaal s’ochtends losgelaten, mits het weer het toelaat. De deurtjes van de manden kunnen allemaal in één keer worden losgetrokken. Duizenden duiven zijn binnen een paar minuten alweer op weg naar huis.
Bij een echte wedstrijd heb je een elektronische of mechanische duivenklok nodig. De klokken worden allemaal tegelijkertijd aangezet. Vervolgens worden ze dichtgebonden en verzegeld. Tegen de tijd dat je de duiven ongeveer terug verwacht zet je de klok alvast in het hok. Bij een mechanische klok, moet je de gummi-ring van de duif in de klok doen. Dan draai je de sleutel in de klok een slag in het rond. Op een strookje papier staat nu aangegeven, hoe laat het was toen je deze gummi-ring in de klok stopte.
Bij een elektronisch systeem hoef je minder te doen. Als de duif op de valplank land is hij al geklokt, je hoort dan een piepje. Op een afgesproken tijd gaat iedereen weer terug naar het lokaal van de club. Daar worden de klokken opengemaakt, de gummi-ringen (of papieren afslagband) worden eruit gehaald. De computer houdt ook rekening met de stand van het hok. De ene duif moet namelijk verder vliegen dan de andere duif. De computer laat zien welke 25 duiven het snelst waren in deze vlucht. Deze duiven krijgen punten, en die tellen mee voor kampioenschappen. Bij sommige wedstrijden zijn ook geldprijzen te winnen. In de winter zijn de wedstrijden voor de mooiste duiven. Deze duiven hoeven niet te bewijzen hoe snel ze zijn. Zij worden beoordeeld op de standaard. Ook bij deze keuringen zijn prijzen te verdienen.