Soorten Krachten
Er zijn veel verschillende krachten. Die krachten kun je meten en tekenen. Hoe moet je dat doen? en wat zijn de effecten van krachten. In dit artikel kom je het allemaal tegen.
Soorten krachten
Zwaartekracht
Op elk voorwerp dat zich op aarde bevindt, werkt de aantrekkingskracht van de aarde. Deze aantrekkingskracht wordt de zwaartekracht (Fz) genoemd. Als je de massa van een voorwerp kent, kun je de zwaartekracht berekenen met:
Fz=m*g.
De waarde van g is ongeveer 10 newton per kg(N/kg). Een voorwerp met een massa van 1 kg ondervindt dus een zwaartekracht van 10 N.
Gewicht
Het gewicht is de kracht die een voorwerp uitoefent op zijn ondersteuning. Dat kan het vlak zijn waarop het voorwerp staat, het touw waaraan het hangt, enzovoort. Het gewicht werkt dus per defenitie niet op het voorwerp zelf, maar altijd op iets anders: een steunvlak, een touw, een kabel, enzovoort.
Als een voorwerp op een steunvlak staat (of aan een touw hangt), is het gewicht even groot als de zwaartekracht:
G=Fz
Als een voorwerp naar beneden valt, is er geen ondersteuning en dus ook geen gewicht. In dit geval is G gelijk aan 0 N.
Veerkracht en Spankracht
Veerkracht ontstaat wanneer een veerkrachtig voorwerp wordt uitgerekt of ingedrukt. Als je een expander uitrekt, voel je de veerkracht aan je handen trekken.
Spankracht ontstaat wanneer een touw of kabel strak gespannen wordt.
Spierkracht
Spierkracht ontstaat doordat de spieren in je lichaam zich spannen. Op die manier kun je krachten op voorwerpen uitoefenen: je kunt ze optillen, vooruittrekken, indrukken, enzovoort.
Magnetische krachten
Als je de polen van twee magneten bij elkaar brengt, voel je dat ze krachten op elkaar uitoefenen. Twee noordpolen stoten elkaar af net als twee zuidpolen. Maar een noordpool en een zuidpool trekken elkaar aan.
Rond elke magneet heb je een magneetveld. Dat is het gebied waar de magneet krachten uitoefent. Je kunt het magneetveld zichtbaar maken door ijzerpoeder rond de magneet te strooien.
Elektrische krachten
Je kunt voorwerpen elektrische laden door ze te wrijven. Er zijn twee soorten lading: positieve lading en negatieve lading.
Ladingen uitoefenen elektrische krachten op elkaar uit. Twee positief geladen voorwerpen stoten elkaar af, net als twee negatief geladen voorwerpen. Een positief en een negatief geladen voorwerp trekken elkaar aan.
De effecten van krachten
Krachten kunnen verschillende effecten hebben:
- Een kracht kan de vorm van een voorwerp veranderen. Soms is de vorming maar tijdelijk. Dat zie je bij een duikplank. Als je op het uiteinde gaat staan, buigt de plank door. Als je eraf springt, krijgt de plank zijn oorspronkelijke vorm weer terug. Krachten kunnen een voorwerp ook blijven vervormen. Dat zie je bij een klomp klei die dor een pottenbakker bewerkt wordt.
- Een kracht kan de beweging van een voorwerp veranderen. Krachten kunnen de snelheid van het voorwerp groter of kleiner maken en ze kunnen het voorwerp van richting laten veranderen.
Krachten meten
Krachten kun je meten met een krachtmeter. In zo'n krachtmeter zit een spiraalveer. Hoe groter de kracht waarmee aan de krachtmeter getrokken wordt, des te verder rekt de veer uit.
Voor het meten van grote krachten gebruik je een krachtmeter met een stugge veer. Voor het meten van kleine krachten gebruik je een krachtmeter met een soepele veer.
Als je een voorwerp van 1 kg aan een krachtmeter hangt, geeft die iets minder dan 10 newton aan. De newton (N) is de eenheid waarin je alle krachten meet.
Krachten tekenen
Elke kracht heeft een grootte, een richting en een aangrijpingspunt. Je kunt een kracht daarom tekenen als een pijl:
- De lengte van de pijl geeft de grootte van de kracht aan.
- De richting van de pijl geeft de richting van de kracht aan.
- Het beginpunt van de pijl geeft het aangrijpingspunt aan.
Als je krachten gaat tekenen, moet je eerst aangeven welke krachtenschaal je wilt gebruiken. Je kunt bijvoorbeeld opgeven: 1 cm ≈ 5 N. Dat betekent dat een pijl met een lengte van 1 cm een kracht van 5 N voorstelt.