Korstmos als kleurstof
Zwammen, wieren, korstmossen, mossen, ze hebben allen iets gemeen, het zijn namelijk sporenplanten. Ze vermenigvuldigen zich meestal door middel van microscopische sporen. Korstmossen zijn dan nog eens een buitenbeentje, ze bestaan uit een zwam en een wier. U bent ze zeker al eens tegengekomen, al is het op een oude muur of deksteen. Mooi grijsgroene of oranje mosachtige plekken die zich moeilijk laten verwijderen.
Korstmossen zijn echte pioniers. Waar andere planten geen schijn van kans hebben om te groeien, weten zij, dankzij geraffineerde fysiologische aanpassingen te overleven; zelfs zeer strenge vorst (-20°C) en extreme hitte deren hen niet. In de poolgebieden, het hooggebergte en in de woestijn kunnen korstmossen dan ook een aanzienlijk deel van de vegetatie uitmaken. Maar ook in onze gematigde streken voelen ze zich thuis.
Symbiose, twee in één
De benaming 'korstmos' is misleidend. Afgaande op de naam, verwacht men een korstvormig mos. Deze organismen hebben echter niets met mossen te maken. Bij de meeste mossen onderscheidt men eenvoudige stengeltjes, blaadjes en op wortels lijkende organen; bij een korstmos ontbreekt deze differentiatie echter geheel. Men spreekt hier van een thallus. Korstmossen, ook wel lichenen genoemd, kennen wij uit onze naaste omgeving voornamelijk als grijze of gelige plakkaten op stoeptegels en muren. Slechts een deel van alle korstmossen is ook werkelijk korstvormig. Vele zijn bladvormig, zoals de leermossen (Peltigera soorten), of struikvormig zoals de rendiermossen van het geslacht Cladina. Ook bestaan er allerlei tussenvormen.
Het meest fascinerende aan een korstmos is wel dat het geen enkelvoudig organisme is maar een symbiose, een samenlevingsvorm van een schimmel en een alg. Pas na verbetering van de microscoop, halverwege de 19° eeuw, wist men de bouw van een korstmos te ontraadselen. Toch is nog steeds niet op alle vragen een antwoord gevonden. Inmiddels weten we wel dat de algencomponent, de schimmel van koolhydraten voorziet door middel van fotosynthese. De schimmelpartner lijkt de alg bescherming te bieden tegen beschadiging en uitdroging en levert haar mogelijk mineralen. In combinatie zijn deze organismen in staat tot het produceren van bijzondere chemische verbindingen, die nergens anders in de natuur voorkomen: licheenstoffen.
Deze verbindingen die ontstaan bij de stofwisseling door een samenspel van beide symbionten, kunnen 1 tot 5% van het drooggewicht uitmaken. Ze worden afgezet in en op de wanden van de schimmeldraden. Van ongeveer 200 licheenstoffen heeft men de chemische samenstelling al opgehelderd. Ze groeien zeer traag en zijn moeilijk te kweken, toch zijn ze in het verleden als voedsel, als medicijn en als kleurstof in gebruik geweest.
Natuurlijke kleurstof uit Roccella
In de Oudheid maakten de Grieken al gebruik van bepaalde korstmossen, als grondstof voor een waardevolle purperen kleurstof. Ook in Zuid-Europa was er in de periode tussen 1200 en 1800 een bloeiende industrie op dit gebied. Men verzamelde het ruwe materiaal, met name de struikvormige Roccella-soorten (die toen als wieren werden beschouwd), op verscheidene plaatsen in het Middellandse-Zeegebied. Aanvankelijk werden de korstmossen op een primitieve wijze verwerkt. Gereinigd en gemalen werden ze met water gemengd en gekookt. Na toevoeging van onder meer urine en kalk moest dit mengsel, onder langdurig roeren, enige weken op een warme plaats blijven staan. Bacteriën zorgden intussen voor de omzetting van ureum, een chemische verbinding in urine, in ammoniak. Reacties van bepaalde licheenstoffen met ammoniak in combinatie met zuurstof leverden de felbegeerde rode en violette kleurstoffen. De ingedikte brij, 'orseille' werd afgenomen door zijdefabrieken in Lyon en Parijs. Ook de Vlaamse tapijtwevers gebruikten de purperen kleurstof orseille om hun wandtapijten te kleuren. Later werd het procédé verbeterd door rechtstreeks extractie met ammoniak toe te passen.
Door de opkomst van de synthetische anelineproducten werden de natuurlijke kleurstoffen uit lichenen verdrongen. Deze geven beter reproduceerbare kleuren en vertonen een grotere lichtechtheid. Tevens hechten deze nieuwe kleurstoffen, in tegenstelling tot orseille, ook goed aan synthetische weefsels. Opmerkelijk is dat er nog steeds een met korstmossen geverfd wolproduct heeft stand gehouden, de befaamde 'Harris Tweed'. Dit weefsel wordt met name nog gemaakt op het eiland Harris, ten noorden van Schotland, uit sterke lange wolsoorten.
© 2010 - 2024 Herborist, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Korstmos als voedselKorstmossen hebben als voedselbron voor ons geen betekenis meer, maar in vroeger tijden werd er veelvuldig gebruik van g…
Geen zeestromen, geen levenZeestromen zijn erg belangrijk voor het leven op aarde. Zonder zeestromen zou er geen leven op aarde mogelijk zijn. Wat…
Bronnen en referenties
- Botanical.com - A Modern Herbal | Cudbear
de Claubry G, Sur la preparation de l'orseille, Comptes rendus de l'Academie des Sciences, 1861, 52, 1252-1254
KruidMail Kleurstoffen. Maurice Godefridi. http://sites.google.com/site/kruidwis/