Oude pruimenrassen met vruchten zo groot als kersen

- Pruim (Prunus domestica)
- Oorsprong kroosjesboom of wilde pruim (Prunus domestica subspecies insititia)
- Beschrijving kroosjesboom
- Namen voor de kroosjes
- Andere oude pruimenrassen
- De dubbele boerenwitte
- Early rivers of Eldense blauwe
- Kwetsen
- Reine Claude Verte
- Reine Claude d’Oullies
- Mirabelle de Metz
- Mirabelle de Nancy
Pruim (Prunus domestica)
De pruim (Prunus domestica) komt van oorsprong uit de Kaukasus en Perzië. De pruim is in Nederland en België aangeplant en komt zelden verwilderd voor. Prunus is afgeleid van het Griekse woord ‘prounos’ dat pruimenboom betekent.De pruimen bij de groentenboer
De wilde pruim of kroosjespruim (Prunus domestica subspecies domestica of Prunus domestica subspecies insititia) diende als ent voor de gekweekte pruimensoorten, die we in het najaar in de supermarkt of bij de groenteboer kunnen kopen. De wilde pruimenbomen of kroosjesbomen zijn in Nederland nog maar op een aantal plekken te vinden.
Bekende Nederlandse pruimenrassen
De gekweekte soorten die we volop in de late zomer en het vroege najaar bij de groenteboer of in supermarkt kopen of misschien wel zelf kunnen oogsten zijn:
- Opal: middelgrote paarsgekleurde vruchten met geelgroen vruchtvlees. Pluktijd eind juli / begin augustus.
- Reine Claude: kleine en groen/geel gekleurde vruchten die in september rijp zijn om te plukken.
- Victoria (ofwel Reine Victoria): helderrode, eivormige pruimen met zeer saprijk geel vruchtvlees, die eind augustus, begin september rijp zijn om te plukken.
- Bleue de Belgique: blauwpaarse, grote, sappige en zoete pruimen die in augustus geoogst kunnen worden. De Bleu de Belgique is geen zelfbestuiver en bomen die zorgen voor de bestuiving kunnen zijn de Opal, de Reine Claude en de Victoria.

Oorsprong kroosjesboom of wilde pruim (Prunus domestica subspecies insititia)
De kroosjesboom of wilde pruim (afgekort tot Prunus insititia) is een boom met heel kleine pruimen die de grootte hebben van een kers. Ze zijn familie van de Rosaceae (Rozenfamilie). De oorsprong van de Prunus insititia of kroosjesboom is niet echt bekend maar men neemt aan dat ze is ontstaan uit een kruising tussen de sleedoorn en de kerspruim. Het zijn wilde pruimen die al sinds het begin van de jaartelling bestonden. Tijdens opgravingen in Noord-Brabant zijn er in een oude put pitten teruggevonden van de vrucht van de wilde pruim. Mogelijk is de boom door de Kelten (een verzameling van volken die in de late prehistorie / oudheid in Europa verbleven) meegenomen van Azië naar Europa. Daar waar na de Tweede Wereldoorlog bijna bij elke boerderij of grote tuin de kroosjesboom met zijn kleine paarse, gele of rode pruimen (kroosjes) stond, zijn deze eind vorige eeuw bijna allemaal gekapt. De bomen zijn nog te koop bij fruittelers van oude fruitrassen.
Beschrijving kroosjesboom
Kroosjesbomen zijn inheems in Zuid-Europa en zijn in Nederland en België veel aangeplant en ook hier en daar verwilderd. Deze hoogstamboom heeft een grillige vorm en geeft een grote oogst aan kleine gele, rode of blauwe pruimpjes (als de bloesem niet bevroren is in het voorjaar). De boom heeft uitgebreide, viltige takken en minder doorns dan de sleedoorn tot geen doorns. De kroosjesboom staat het liefst in de zon tot halfschaduw, in vochtige grond. Het zijn bladverliezende fruitbomen waar in het vroege voorjaar bloesem aankomt voordat het blad zich laat zien (naaktbloeier). Het blad is ovaal van vorm, vier tot tien centimeter lang en heeft een gekartelde bladrand. Aan de onderkant zijn ze behaard, vooral op de nerven. De kroosjesbomen kunnen drie tot zes meter hoog worden en geven worteluitlopers die opnieuw geplant kunnen worden en een nieuwe kroosjesboom geven.
De bloemen (bloesem) bestaan uit vijf bloemblaadjes en de meeste Prunussen insititia hebben zowel mannelijke als vrouwelijke delen (hermafrodiet). Ze bloeien in trosjes in april en worden bestoven door insecten.
Vruchten
De vruchten met de kleuren geel, rood of blauw zijn kleine steenvruchten waar een pit inzit. Het gemeenschappelijke van de verschillende kleuren vruchten is de hartvorm van de vruchten. De ronde vruchten hebben een ondiepe, verticale naad. In augustus zijn de vruchten veranderd van groene naar de blauwe, gele of rode vruchten en zijn ze eetbaar. Het groenige vruchtvlees is vrij sappig en goed te eten. De vruchten worden ook veel verwerkt voor het maken van jam, sap en pruimenwijn. Vooral op de blauwe kroosjespruim zit bij rijpheid een matte, witachtige ‘aanslag’ op de vrucht. De ‘aanslag’ (of rijp) is een natuurlijk beschermlaagje om bijvoorbeeld water af te stoten. De steelaanzet bij de bladeren is tot het blad rood gekleurd en behaard. Ook de bladeren zijn aan de onderkant licht behaard, vooral op de nerven. Het is een pruim die goed draagt en eind juli, begin augustus geoogst kan worden.
Namen voor de kroosjes
De kroosjespruim heeft in verschillende delen van Nederland een eigen naam. De blauwe, gele of rode vruchten heten in- Drenthe: Effies of Affies;
- Friesland: Avichterboom of Wichter (een regionale vorm van de gele kroosjespruim);
- Salland: Kriek;
- de Achterhoek: Belzen of Sparlen;
- Limburg: Mirabellen;
- Noord-Overijssel, Zuid-Holland en Goeree-Overflakkee: witte pruim.

Andere oude pruimenrassen
De kroosjes of kroospruimen zitten qua vorm en vruchtgrootte tussen pruim en sleedoorn in. Vermoedelijk hebben kruisingen in een ver verleden geleid tot allerlei rassen. Rassen waarvan de onderstam gebruikt is voor de pruimenbomen waar we nu de pruimen van kopen bij de groenteboer of uit eigen tuin plukken. Deze onderstammen van oude bomen worden ook in de 21ste eeuw gebruikt om de oude rassen in ere te herstellen door het enten van de oude rassen van vroeger. Rassen als bijvoorbeeld:- De dubbele boerenwitte;
- Early rivers of Eldense blauwe;
- Kwetsen;
- Reine Claude Verte;
- Reine Claude d'Oullins;
- Mirabelle de Metz;
- Mirabel de Nancy.