Waarom zijn er verschillende klimaten?
Hoe komt het dat er verschillende klimaten zijn? Dit heeft te maken met temperatuur en neerslag, die door verschillende factoren beïnvloed worden. Deze vormen samen het klimaat van het gebied. De plaats van het gebied bepaalt welke temperatuur en neerslag er is en zo dus wel klimaat er heerst. Hoe werkt dit precies?
Temperatuur
Op de noordpool is het kouder dan aan de evenaar. Dat komt door de breedteligging, de afstand van een plaats tot aan de evenaar in graden gemeten. Deze geeft aan waar je op de aarde bent. Bij de evenaar zit je op de breedtecirkel van 0 graden. De zonnestralen schijnen loodrecht op de evenaar. Ze hebben een grote invalshoek. Daardoor is het daar erg heet. In de buurt van de polen zit je op een breedtecirkel van 90 graden. Hier schijnen de zonnestralen onder een kleine invalshoek. Daardoor moeten ze een groter oppervlak verwarmen, waardoor het daar niet zo warm is.
Bovendien moeten de zonnestralen daar een grotere afstand door de dampkring afleggen, waar stof en wolken de zonnestralen weerkaatsen. Daardoor verliezen ze veel kracht en warmte. Het reliëf zorgt ook voor temperatuurdaling. Hoogteverschillen in het landschap zorgen namelijk voor schaduw. Een vlak landschap vangt veel meer zonnestralen dan eentje waarin een groot deel van de dag bepaalde delen in de schaduw zijn en niet opwarmen. De zon moet eerst de aarde verwarmen, de aarde verwarmt de lucht. De verwarming gebeurt dus van onderaf. Rondom hoge bergtoppen ligt ook nog eens weinig aarde, dus is het daar veel kouder dan op zeeniveau. Daardoor ligt op hoge bergen sneeuw, ook al liggen ze dichter bij de zon. Hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt. Daarom is het belangrijk dat er in vliegtuigen goede verwarming is. De temperatuur daalt met zes graden als je één kilometer omhoog gaat. Tenslotte veroorzaakt de zee temperatuurverschillen op aarde. Dit komt doordat water niet zo snel van temperatuur verandert als land. In de zomer is de lucht boven zee meestal koeler dan boven land. Andersom gebeurt hetzelfde. In de winter wordt het in het binnenland vaak kouder dan aan de kust, want het land koelt veel sneller af dan de zee. Aanlandige winden brengen 's zomers koele lucht van zee naar het land, dat daardoor afkoelt. In de winter is het precies andersom. Aflandige winden brengen droge lucht van het land, en dus warmte in de zomer en kou in de winter. Doordat in West-Europa aanlandige winden overheersen, zijn de winters er zacht en de zomers koe. In een landklimaat is de invloed van de zee niet te merken. De winters zijn er streng en de zomers heet.
Neerslag
Neerslag valt in de vorm van regen, hagel, sneeuw, dauw en ijzel. Dit zijn allemaal verschijningsvormen van water. Water komt voor als vloeistof, water, als vaste stof, ijs of sneeuw, en als gas, onzichtbare waterdamp. Overal in de lucht is waterdamp, maar die zie je niet. Welke van de drie vormen het water aanneemt hangt onder andere af van de temperatuur. Als de lucht afkoelt, verandert waterdamp in water. Dat heet condenseren. Al de lucht warm wordt, verandert water weer in waterdamp. Dat heet verdampen. Dit alles gebeurt ook in de natuur. Hoe hoger hoe kouder, dus als de lucht stijgt koelt die af. Door die afkoeling condenseert de waterdamp en neemt water de vorm van wolken aan. Een wolk is eigenlijk hetzelfde als mist, het zijn zwevende kleine druppeltjes. Als die kleine druppeltjes aan elkaar klonteren en groter worden, gaat het regenen. Er zijn drie soorten regen. De eerste vindt je in warme gebieden. Als lucht stijgt door sterke verwarming, zoals bij de evenaar, ontstaat stijgingsregen. De tweede soort komt voor in de bergen. Als lucht door aanlandige wind tegen bergen botst en omhoog gestuwd wordt, ontstaan stuwingsregens. De laatste vorm kennen we in Nederland ook. Aanlandige wind neemt van zee veel waterdamp mee. Boven het warme land stijgt de lucht, koelt hij af, condenseert water en komt ontstaat kustregen. Het omgekeerde is ook mogelijk Als lucht daalt, wordt die warmer en verdampt het water. Het wordt dan droog. Dat is vaak het geval in woestijngebieden, waar door de dalende lucht bijna nooit regen valt. Hetzelfde gebeurt aan de achterkant van bergen na een stuwingsregen.
Klimaatverschillen
Klimaatverschillen ontstaan dus door een verschil in temperatuur en een verschil in neerslag. Het verschil in temperatuur komt door het verschil in invalshoeken, de breedteligging en de dampkring, het verschil in reliëf, hoe hoger, des te kouder, en door de zee, die voor het verschil tussen aanlandige en aflandige wind zorgt. Het verschil in neerslag ontstaat door de verschillende soorten regens. Stijgingsregen ontstaat door sterke verwarming bij de evenaar, stuwingsregen door aanlandige wind bij de bergen en kustregen door aanlandige wind aan zee. Deze elementen vormen samen het klimaat.
© 2014 - 2024 Juliaheerink, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Het klimaatsysteem van KöppenMeneer Köppen heeft een klimaatsysteem bedacht om de verschillende klimaten in te delen. Hij heeft onderscheid gemaakt i…
Het Nederlandse klimaatEr zijn veel verschillende klimaten, in het tropisch regenwoud leeft men heel anders dan in een steppe, of in een koud p…
Parels - ZoetwaterparelsZoetwaterparels worden weleens beschreven als 'maneschijn door zilveren wolken', door hun witte zilverachtige kleur met…
Welke klimaten zijn er?Er zijn veel verschillende klimaten, maar hoe worden ze allemaal bepaald en waar vind je ze? Nederland heeft een gematig…
Bronnen en referenties