De meteorologische herfst en de astronomische herfst
De herfst is een van de vier seizoenen die we kennen in Nederland. Kenmerkend voor de herfst zijn de prachtig gekleurde herfstbladeren. Bomen vol met rode, gele en oranje bladeren. Door het zonlicht beschenen, lijken de bladeren wel licht te geven. Overweldigende kleuren. De rode vruchten van de kardinaalsmuts, lijsterbessen en de berberis geven kleur op donkere mistige herfstdagen. De zon die ’s morgens door de mist en nevel schijnt en een prachtig diffuus licht geeft. Een sprookje om te zien. De eerste herfststormen dienen zich aan en het bos krijgt een dik tapijt van vers gevallen bladeren, waar je alleen maar sloffend door heen kunt lopen. Voorzichtig om de vele prachtige paddenstoelen niet te vertrappen.
Herfst in Nederland
Officieel begint de herfst in Nederland op 21 september en duurt t/m 20 december. Gewoon gemakkelijk om een vast getal aan te houden als geheugensteuntje. Peuters, kleuters en basisschoolkinderen komen zo in aanraking met de wisselende seizoenen en hebben houvast aan een getal. 21 maart, 21 juni, 21 september en 21 december. Astronomisch gezien begint de herfst wanneer de zon precies boven de evenaar staat en de dag en nacht even lang duren. Dit is altijd rond de 23ste september. De astronomische herfst begint dus elk jaar op een andere datum. Zo is in 1931 de astronomische herfst pas begonnen op 24 september! De meteorologische herfst wordt internationaal gebruikt door weerkundigen. Uit praktische overwegingen beginnen de meteorologische seizoenen altijd op de eerste dag van de maand waarin het astronomisch seizoen begint. Van 1 september tot 1 december is het dus de meteorologische herfst.
Veranderingen in de herfst
De zon komt steeds verder weg te staan. De schaduwen van bomen worden steeds langer. De dagen worden korter omdat de zon eerder verdwijnt achter de horizon. Ook ’s morgens komt de zon later op en hebben we de lampen weer nodig. De kracht van de zon wordt snel minder en de temperatuur wordt lager. De verwarming moet weer omhoog ‘s morgens. Aan het begin van de herfst ligt de gemiddelde middagtemperatuur nog op 19 graden en aan het eind van de herfst op 6 graden.
De reactie van de bomen hierop
Bladeren van loofbomen bevatten chlorofyl (bladgroenkorrels). Door minder zonnewarmte en lagere temperaturen neemt de productie van chlorofyl eerst af, om vervolgens te stoppen. Chlorofyl is een pigment dat alle kleuren absorbeert, behalve groen. Wij zien dus alleen de groene kleur omdat deze kleur wordt teruggekaatst. Nu de aanmaak van chlorofyl stopt, zien we de andere kleuren van een blad. De oranje, gele en rode kleur. Bomen verliezen hun bladeren om zichzelf te beschermen tegen uitdrogen. Want met hun wortels nemen bomen water op en de bladeren zorgen voor de verdamping. Doordat het steeds kouder wordt nemen de wortels moeilijk water op. Begint het te vriezen dan stopt de wateropname. Wanneer de bladeren dan het water zouden blijven verdampen, zal het de boom door uitdroging zijn dood worden. Dus de bladeren móéten er af.
Kurklaagje
Een plantenhormoon, auxine onder andere zorgt ervoor dat er tussen het blad en het steeltje een kurklaagje wordt gevormd. Bij een beetje wind zal het blad loslaten en naar beneden dwarrelen.
De naaldbomen laten hun naalden niet vallen in de herfst. Op één uitzondering na: de lariks, die de naalden ook elk jaar laat vallen.
Nevel en mist
Ook nevel komt het hele jaar wel voor maar vaker in de herfst. In de nachten, wanneer het flink kan afkoelen en er weinig wind staat, neemt de luchtvochtigheid toe. Door condensatie vormen zich kleine waterdruppels: nevel of mist. Condensatie ontstaat wanneer de luchttemperatuur hetzelfde is als de dauwpuntstemperatuur. De dauwpuntstemperatuur is wanneer de luchtvochtigheid 100% is en nevel of mist het gevolg is. Ook zien we dan vele dikke dauwdruppels op gras, planten en spinnenwebben. Is de temperatuur rond het vriespunt of lager dan zijn de dauwdruppels bevroren en spreken we van rijp. Rijp als mooie witte randjes langs bladeren en gras.
Wanneer spreken we van mist en wanneer van nevel?
Dit is afhankelijk van de dikte. Hoe vochtiger de lucht, hoe meer condensatie zal optreden in de vorm van kleine lage druppeltjes. Nevel van minuscuul kleine waterdruppels. Laaghangende bewolking ook wel genoemd. Met een zicht minder dan 10 kilometer spreken we van nevel. We spreken van mist wanneer het zicht tussen de 1000 meter is en 200 meter is. En wanneer het zicht tussen de 200 en 500 meter is spreken we van dichte mist.