Van bio-industrie naar duurzaam vlees: oplossing dierenleed?
Het meeste vlees wat tegenwoordig door de mens wordt geconsumeerd komt uit de bio-industrie. Dieren zitten opgesloten in kleine hokjes met weinig tot geen bewegingsruimte en worden vetgemest met sojabonen en granen totdat ze klaar zijn voor de slacht. De dieren ruiken angst en dood wanneer ze in vrachtwagens naar de slachthuizen worden gereden. Tegenwoordig wordt er in de supermarkten en in vele slagerijen ook biologisch vlees aangeboden. Dit houdt in dat de dieren een beter leven hebben gehad dan de dieren uit de bio-industrie. Zo hebben ze meer bewegingsruimte en worden ze niet vol gespoten met antibiotica. Maar is de overgang naar biologisch vlees wel de oplossing tegen het dierenleed in de vleesindustrie?Dierenleed
Onderzoek wijst uit dat dieren zoals runderen en kippen, angst en pijn kunnen voelen. Wanneer ze opgesloten zitten in kleine hokjes is er vaak sprake van kannibalisme onder kippen, en het afbijten van staarten en oren bij varkens. Het feit dat niet-menselijke dieren angst en pijn kunnen voelen, geeft aan dat dieren kunnen lijden (DeGrazia, 2002). Er is dus werkelijk sprake van dierenleed in de bio-industrie. Wanneer een dier wordt gefokt voor de productie van biologisch vlees, zal het een minder slecht leven hebben, en zullen bovenstaande gebeurtenissen hoogstwaarschijnlijk niet voorkomen.Gevangenschap
Volgens DeGrazia (2002) heeft een dier een goed leven wanneer het net zo kan leven als wanneer het niet in gevangenschap zou leven. Voor de bio-industrie is dit duidelijk niet het geval; het leven van geen enkel dier komt hierbij in de buurt. Wanneer het gaat om biologische vleesproductie verschillen de omstandigheden per dier. Runderen lopen een groot deel van het jaar buiten en hebben 'grote' stallen met goed voer. Voor kippen daarentegen, geldt de kip als biologisch wanneer ze binnen maximaal tien (!) kippen per m² houden (Bionext, 2013). Hier is de kans groot dat kippen vertrapt worden en elkaar opeten. Buiten moet er minimaal vier m² per kip beschikbaar zijn. Veelal is dit weidegebied, terwijl het bos de natuurlijke leefomgeving van de kip is (buurtweiden, z. d.).
Dieren in de biologische vleesindustrie leven langer dan dieren in de bio-industrie, maar beiden worden uiteindelijk gedood. Volgens DeGrazia (2002) is het voor een dier minder erg om dood te gaan dan voor een mens omdat een dier geen toekomstplannen heeft. Dit neemt niet weg dat het wel onnodig is om een dier te doden, want tegenwoordig zijn er meer dan genoeg alternatieven voor het eten van vlees.
Voeding
Dieren worden veelal gevoed met sojabonen en granen. Als de mens deze zou eten wordt er bij voorbaat dierenleed voorkomen. Bijkomend effect van weinig tot geen vlees eten is een positieve invloed op het milieu. Voor de productie van bijvoorbeeld sojabonen worden grote delen van het Amazonegebied gekapt met negatieve gevolgen voor het milieu (Vlees.nl, z.d.). Minder vleesproductie betekent minder sojaproductie, minder verlies van bos en minder dierenleed.