Insecten op erwten en bonen - biologische bestrijding
Erwten en bonen behoren tot de familie der vlinderbloemigen (Leguminosae). Deze worden vooral gekweekt om hun peulen die de mens en ook vee (soja, luzerne) tot voedsel dienen, maar ze worden ook wel gebruikt om de grond te bemesten. Alle Leguminosae bevatten stikstofknolletjes aan hun wortels: knolletjes waarin stikstofbindende bacteriën leven waardoor de planten eiwitrijk voedsel kunnen produceren op stikstofarme grond. Deze knolletjes, en de wortels zelf, zijn zeer geliefd als voedsel voor sommige insecten. Andere insecten zuigen de sappen uit bladeren en stengels, of vreten de zaden aan. Deze insecten hebben hun eigen vijanden, die ons kunnen helpen ze te bestrijden.
Inhoudsopgave
Schadelijke insecten op erwten en bonen
Een aantal insecten kan zeer schadelijk worden op erwten en bonen. Sommige vreten de zaden aan waardoor deze niet ontkiemen, andere vreten aan de wortelknolletjes en de wortels zelf, terwijl weer andere aan de sappen van de groeiende planten zuigen, waardoor deze in hun groei geremd worden of zelfs sterven. Ook zijn er die de peulen aantasten. Er zijn methoden om deze insecten te voorkomen en/of ze biologisch te bestrijden.
Een bladrandkever knabbelt aan een bladrand /
Bron: Dr. P. Christiansen-WenigerDe bladrandkever, Sitona lineatus
De bladrandkever,
Sitona lineatus, (Orde: Coleoptera; Familie: Curculionidae), heeft de gewoonte om te knabbelen aan de randen van bladeren van erwten en bonen. De kevers worden 5 mm lang, hebben een korte snuit en zijn grijs met donkergrijze lengtestrepen. Als ze gestoord worden, laten ze zich vallen. Er bestaan diverse andere Sitona soorten die vreten aan gecultiveerde planten, zoals rozen, lupines en anjelieren.
Biologie
Volwassen
bladrandkevers overwinteren in de grond of tussen plantenafval. In het vroege voorjaar komen ze te voorschijn en vreten aanvankelijk aan klaver en luzerne. In deze tijd vindt ook de paring plaats. Als de erwten en bonen boven de grond komen, trekken ze daar naar toe. Bij warm weer leggen ze hun eieren in de bodem.
De witte, pootloze larven die een week of twee later uitkomen, voeden zich gedurende vier weken met aanvankelijk de stikstofknolletjes die zich aan de wortels van de erwten en bonen bevinden en later ook met de wortels zelf. De volgroeide larven verpoppen in de bodem en de volwassen kevers komen in juni - juli te voorschijn. Tot de herfst knagen ze aan de bladeren, waarna ze de plant verlaten om een geschikt plekje te zoeken om te overwinteren. Er is één generatie per jaar.
Schade
Het vreten aan de bladeren door de volwassen kevers is op zichzelf niet schadelijk voor het gewas. De kevers kunnen echter virussen overbrengen, zoals de schadelijke
tuinbonenzaadvlekkenvirus en het
echt tuinbonenmozaïekvirus die beide, zoals de namen al aangeven, tuinbonen aantasten. De symptomen van beide virussen zijn dezelfde. De bladeren vertonen eerst een groen mozaïek of worden geel met geïsoleerde donkergroene plekjes. Uiteindelijk verschrompelen de bladeren en de zaden verkleuren of krijgen vlekken.
In droge jaren, als de opname van stikstof uit de grond gereduceerd is, kunnen de larven van
S. lineatus ernstige schade veroorzaken door hun vraat aan de stikstofknolletjes.
Natuurlijke vijanden
Diverse sluipwespen, zoals
Pygostolus falcatus en
Microtonus aethiops (Orde: Hymenoptera; Familie: Braconidae) parasiteren de volwassen kevers. Ook worden veel kevers gegeten door vogels en spinnen en waarschijnlijk ook door roofvliegen (Orde: Diptera; Familie: Asilidae) en roofwantsen (Orde: Hemiptera) van de families der Nabiidae en Reduviidae.
Op de larven wordt gejaagd door duizendpoten en andere rovers die op en in de bodem leven, zoals muizen.
Behandeling
- Verwijder en vernietig in de winter gevallen bladeren en ander afval om kevers die daarin overwinteren te doden.
- Houd de grond rond de aangetaste erwten of bonen schoon tijdens de zomer en herfst en bied de kever kunstmatige overwinteringsplekken aan. Deze kun je maken door stroken golfkarton vlak boven de grond dicht rond de stengel van de planten te binden. Verwijder deze stroken in de winter en vernietig ze tezamen met de overwinterende kevers die zich erin hebben verstopt.
De bonenvlieg, Delia platura
Hoewel de maden van de bonenvlieg,
Delia platura, (Orde: Diptera; Familie: Anthomyiidae), zich voornamelijk voeden aan rottend, organisch materiaal, boren ze ook zaden aan van o.a. (snij-)bonen, komkommerachtigen, spinazie, asperge en fresia's, die daardoor niet meer ontkiemen.
Uiterlijke kenmerken
De bonenvlieg lijkt op de gewone huisvlieg, maar is met zijn 3 tot 6 mm iets kleiner. Zijn kop, borst en achterlijf zijn grijs tot geelachtig en zijn poten zijn zwart.
Biologie
Volwassen bonenvliegen komen in het vroege voorjaar tevoorschijn. Zij voeden zich met nectar en honingdauw. Bevruchte vrouwtjes leggen zo'n 250 tot 300 eieren apart of in groepjes in vochtige aarde. Het meest aantrekkelijk voor de eierleggende vrouwtjes zijn pas bewerkte grond, velden met rottende zaden of plantenresten, en organisch bemeste grond.
De langwerpige eieren zijn glanzend wit en 1 mm lang. Bij een grondtemperatuur van 10 ºC komen de maden na een dag of acht uit. Zij beginnen direct te vreten aan kiemende zaden of rottend organisch materiaal.
Na ongeveer 3 weken hebben de maden een lengte van 8 mm bereikt en zijn ze volgroeid. Zij graven zich dan dieper de grond in om zich te verpoppen. Na 1 tot 4 weken, afhankelijk van de temperatuur, komt de volgende generatie vliegen uit de poppen.
Schade
Zaden die worden aangevreten kunnen niet ontkiemen. Bij zaden die al iets ontkiemd zijn, worden de groeipunten weggevreten, waardoor deze niet verder kunnen groeien. Bij bonen komen meestal de twee zaadlobben nog wel boven de grond, maar de groeipunten zijn dan al verdwenen. Dit schadebeeld wordt aangeduid met 'soldaatjes'.
Natuurlijke vijanden
De zich ingravende, volgroeide maden kunnen worden aangevallen door duizendpoten.
Behandeling
- Bemest de grond in het najaar i.p.v. in het voorjaar: eierleggende vrouwtjes worden door vers organisch materiaal aangetrokken.
- Stel het zaaien uit als de grond nog te koud is of te nat: zaden die langzaam ontkiemen hebben het meest van de maden te duchten.
- Om in bonen geen last te krijgen van de bonenvlieg, kun je bonen in potten of bakken laten ontkiemen en ze pas in de grond zetten als de eerste ware bladeren zich ontvouwd hebben.
De zwarte bonenluis, Aphis fabae
De
zwarte bonenluis,
Aphis fabae (Orde: Homoptera; Familie: Aphididae) is een schadelijke bladluis die vooral op tuinbonen voorkomt, maar ook op veel andere planten (bijvoorbeeld bieten en anjers). De bladluizen zijn donkerbruin tot zwart gekleurd en kunnen in zeer dichte kolonies voorkomen. Deze kolonies worden vaak beschermd door mieren.
Biologie
De
zwarte bonenluis overwintert als ei op de kardinaalsmuts (
Euonymus). In het voorjaar komen uit de eieren ongevleugelde wijfjes die parthenogenetisch, d.w.z. ongeslachtelijk, dochters ter wereld brengen, die ook weer ongevleugeld zijn en dochters produceren. Nadat op deze manier enkele generaties ongevleugelde wijfjes zijn ontstaan, worden er begin juni gevleugelde wijfjes geboren die naar de 'zomerwaardplanten' (tuinbonen en andere planten) vliegen om zich daar te vestigen.
De gevleugelde wijfjes produceren ongevleugelde dochters. Als er te veel individuen ontstaan op een plant, produceren de moeders gevleugelde dochters, die wegvliegen om zich op nieuwe planten te vestigen, waar ze weer ongevleugelde dochters produceren.
Begin september ontstaan, onder invloed van de korter wordende daglengte, gevleugelde vrouwtjes en mannetjes die naar de
kardinaalsmuts terug vliegen. Daar produceren de gevleugelde vrouwtjes ongevleugelde dochters, die vervolgens met de mannetjes paren en de eieren leggen die de winter moeten overbruggen.
Schade
Op de zomerwaardplanten kunnen, meestal in de groeitoppen, grote kolonies
bladluizen ontstaan die zoveel voedsel aan de plant kunnen onttrekken, dat hele scheuten verschrompelen. De honingdauw die ze afscheiden, is bovendien een goede voedingsbodem voor brandschimmels die de zgn. roetdauw veroorzaken, waardoor bladeren zwart worden en daardoor verzwakken. Ook kunnen de bladluizen
virusziekten overbrengen.
Natuurlijke vijanden
De bladluizen worden gegeten door lieveheersbeestjes en door larven van gaasvliegen, zweefvliegen en galmuggen, tenminste, als de kolonie niet wordt beschermd door mieren (wat vaak voorkomt)!
De enige vijanden van de bladluizen die niet door de mieren worden aangevallen, zijn parasiterende
sluipwespjes, die hun eieren in bladluizen leggen. Dat deze sluipwespjes door de mieren met rust worden gelaten, komt doordat ze een geurstof afscheiden, die de mieren doet denken dat zij ook mieren zijn.
Behandeling
De planten goed bewateren en besproeien zorgt ervoor dat ze langer opgewassen blijven tegen de bladluizen. Kolonies kun je met de hand van de stengels afvegen. En natuurlijk is het zeer af te raden om een
kardinaalsmuts in je tuin te zetten, omdat de zwarte bonenluizen hierin overwinteren en zij jouw planten het volgend voorjaar dan wel zeer gemakkelijk kunnen vinden!
De erwtenpeulboorder, Cydia nigricana
De rupsen van de erwtenpeulboorder,
Cydia nigricana, (Orde: Lepidoptera; Familie: Tortricidae) brengen hun gehele ontwikkeling in een erwtenpeul door en voeden zich aan de zich ontwikkelende erwten. Ze leven voornamelijk op erwten (
Pisum spp), maar ook op tuinboon (
Vicia faba), luzerne (
Medicago sativa) en
Lathyrus spp.
Kenmerken
De erwtenpeulboorder is een olijfbruine mot met een metallische glans en aan het eind van de voorvleugels witgelige vlekjes in een haringstreep patroon. De vleugelwijdte is tussen de 12 en 16 mm. De achtervleugels zijn gelig wit.
De rupsen zijn gelig wit met een lichtbruine kop en kleine donkere vlekken op het lichaam en kunnen tot 13 à 18 mm lang worden.
Biologie
De motten verschijnen eind mei, begin juni als de eerste waardplanten beginnen te bloeien. Vijf tot elf dagen later beginnen de wijfjes met het afzetten van de eieren op erwtenbloesem: telkens 1 tot 3 eieren per bloem over een periode van 25 tot 30 dagen. In totaal kan een mot 200 eieren leggen.
De larven komen na een dag of 6 à 10 uit en graven zich een zich ontwikkelende peul binnen. Meestal komt maar één rups in een peul tot ontwikkeling, en enkele keer twee of hooguit vier. De totale larvale ontwikkeling duurt 3 tot 4 weken, waarna de rups de peul verlaat en naar de grond kruipt, waarin hij in een van gronddeeltjes gemaakte cocon als volgroeide rups overwintert. Op dit moment zijn de erwtenpeulen rijp (eind juli) en begint de plant af te sterven. Pas in mei van het volgende jaar verpopt de rups en komt hij als volwassen mot zo'n twee weken later boven de grond.
Schade
De schade die de rupsen door hun vraat aan de erwten en hun uitwerpselen binnen de peul aanbrengen is vaak aanzienlijk.
Natuurlijke vijanden
De overwinterende larven kunnen gegeten worden door muizen, mollen en duizendpoten. De motten worden gevangen door spinnen en vogels.
Behandeling
Omdat de motten hun eieren leggen op bloeiende erwten, zou je erwten vroeger kunnen zaaien (en/of voorkiemen), zodat hun bloeiperiode buiten de vluchtperiode van de mot komt te vallen.
De erwtentrips, Kakothrips robustus
De erwtentrips,
Kakothrips robustus (Orde: Thysanoptera; Familie: Thripidae) veroorzaakt schade aan erwten doordat zowel de volwassen insecten als hun larven zich met plantensappen voeden. Hiertoe schaven ze gaatjes in het weefsel van bladeren, peulen en bloemen, waardoor deze zilverkleurige vlekjes krijgen die uiteindelijk bruin worden. De bladeren en bloemen verschrompelen en bij zware aantasting kunnen de peulen verschrompelen.
Kenmerken
De volwassen tripsen zijn 1,5 mm lang, zwart van kleur en in het bezit van twee paar vleugels die voorzien zijn van franjes.
De oranje gekleurde larve wordt 1 mm lang.
Biologie
Vanaf eind mei verschijnen de volwassen insecten, maar hun belangrijkste vluchtperiode is in juni. Bij vooral broeierig onweersweer (onweersbeestjes!) komen ze in grote getale op bloeiende erwtenplanten af. De vrouwtjes leggen hun eieren apart op de bloemen of jonge blaadjes. In totaal kunnen ze zo'n veertig eieren leggen. Na een dag of 5 - 10 komen de eieren uit.
De larven schrapen de buitenste weefsels van bloemen, bladeren en stengels met hun monddelen af en drinken van het sap. Na twee à drie weken hebben de larven het tweede stadium bereikt. In dit stadium laten ze zich op de grond vallen en graven zich zo'n 20 tot 35 cm diep in om daar te overwinteren. In het volgende voorjaar 'verpoppen' de larven nog tweemaal, waarna het volwassen insect verschijnt. Er is één generatie per jaar.
Schade
Doordat hun manier van voeden, beschadigen zij de bladeren, die zilverachtige of bruine en verdroogde plekken krijgen. Zowel de groeipunten van de planten als de peulen kunnen hierdoor misvormd raken.
Natuurlijke vijanden
Tripsen zijn moeilijk te bestrijden doordat ze zo klein zijn. Bovendien zijn ze resistent tegen diverse insecticiden. Gelukkig hebben ze net als alle insecten hun eigen
natuurlijke vijanden. De belangrijkste hiervan zijn gaasvliegen, roofmijten, nematoden, parasitaire schimmels, en roofwantsen, bv.
Orius majusculus.
De eieren en de zuigende larven worden aangevallen door roofmijten, roofwantsen en gaasvlieglarven. De in de grond levende stadia worden aangevallen door nematoden, schimmels en in de grond levende roofmijten, zoals
Hypoaspis miles.
Behandeling
- Vroeg zaaien of de keuze van een vroegbloeiende variëteit zorgt voor minder schade.
- Omdat de trips in de grond overwintert is kroprotatie aan te raden.