Zwarte kevers in huis? Mogelijk zijn het meeltorren
Treft u regelmatig dikke zwarte kevers in huis aan en dan met name in de avonduren en nacht? Zitten ze meestal in donkere ruimtes en vluchten ze in naden en kieren zodra het licht aan gaat? Mogelijk hebt u te maken met meeltorren. Maar waar komen deze torren vandaan en hoe krijgt u ze zo spoedig mogelijk weer uit uw woning? Lees meer over de meeltor, preventie en bestrijding in onderstaand artikel.
Meeltorren
Meeltorren zijn
zwarte torren of kevers die, zoals de naam al doet vermoeden, behoren tot de familie "zwartlijven". De wetenschappelijke naam van de meeltor is Tenebrio molitor. Net als veel andere torren kan ook de meeltor zeer goed vliegen maar meestal ziet men hem lopen. Vrouwtjes leggen gemiddeld 400 eitjes, die lijken op een grijswit boontje van één millimeter. De eitjes komen, na anderhalf tot maximaal drie weken uit, waar zich vervolgens
meelwormen (larven) met een lengte van bijna drie centimeter uit ontwikkelen. Pas na twaalf tot achttien maanden gaan de meelwormen zich tot
kevers verpoppen. Het verpoppen duurt, afhankelijk van de temperatuur, één tot drie weken. Een meeltor wordt slechts twee tot vier maanden oud.
Kevers kennen vier stadia tijdens hun leven: ei → larve → pop → kever.
Verwar de meel
tor echter niet met de gehoornde meel
kever. Ondanks dat torren ook wel kevers worden genoemd, is de gehoornde meelkever een ander soort. Ze zijn kleiner en kastanjebruin van kleur daarnaast hebben ze een stel duidelijke uitgegroeide mandibels (kaken) voor op hun kop.
Uiterlijk
Meeltor
De meeltor is bijna helemaal zwart, behalve z'n buik is soms bruinzwart van kleur. Erg opvallend zijn de groeven die in de lengterichting over de zwarte dekschilden heen lopen en de twee sprieten voor op hun kop. Volwassen kevers hebben een afmeting van 12 tot 18 millimeter.
Meelworm
Meelwormen zijn geelbruin van kleur en kunnen uitgroeien tot een "wormpje" met een lengte tot zo'n vier centimeter. Aan de voorkant, nabij hun kop, hebben ze drie paar sterke pootjes (zie foto).
Leefgebied
Meeltorren zijn torren die thuishoren in Nederland. Men kan ze het hele jaar door aantreffen in de tuin, schuur en huis. Vooral in de lente en zomer ziet men de torren vaak binnenshuis. Dit is dan ook vaak de periode dat ze voor overlast kunnen zorgen. De torren laten zich voornamelijk 's avonds en in de nacht "zien". De insecten zitten bij voorkeur in hoekjes verscholen en lopen het liefst langs plinten en randen van kastjes en deuren. Af en toe loopt er een exemplaar midden in een ruimte maar zodra het licht aangaat, lopen ze gauw naar hun schuilplaats en wachten vervolgens tot de kust weer veilig is. Meeltorren en meelwormen zijn prima tegen onze koude winters en onze warme zomers bestand. Omdat ze bij alle temperaturen goed kunnen overleven, komen ze over de gehele wereld voor.
Voedsel
Zowel de larven als de torren houden van plantaardig materiaal. Ze hebben echter een grote voorkeur voor brood en meel(producten) maar ook diervoeder (liefst meel), vermolmd hout en vodden staan op hun menu. Ze eten ook wel dierlijk materiaal zoals (dode) insecten. Erg opmerkelijk is het dat
meeltorren hun "eigen" eitjes en poppen opeten, meelwormen eten alleen de eitjes op, dit kannibalistisch gedrag vertonen ze voornamelijk bij gebrek aan voedsel.
Schade
Op zich richten meeltorren (en dus ook meelwormen) over het algemeen niet veel schade aan. Men ziet ze vaak rondlopen in oude huizen omdat ze via naden en kieren eenvoudig in ons leefgebied kunnen komen. De torren en larven voeden zich over het algemeen met vermolmd hout wat bijvoorbeeld onder de vloeren te vinden is waardoor ze prima kunnen overleven en zich vervolgens gaan vermenigvuldigen.
Het wordt echter een ander verhaal als de torren en larven toegang krijgen tot onze voedselvoorraden. Producten zoals meel, pasteien, deegwaren en graan(afval) kunnen ze infecteren en verontreinigen met bijvoorbeeld uitwerpselen. Het voedsel gaat muf ruiken en meel wordt korrelig van structuur en kan uiteindelijk gaan schimmelen. De torren kunnen zelfs parasieten zoals wormen overbrengen, kortom deze insecten wilt u niet in uw voorraad(kast) aantreffen.
Meelwormen zijn in staat om in isolatiemateriaal en in oud hout gaatjes te boren en richten hierdoor
schade aan uw
woning en/of interieur aan.
Preventie
- Bij meeltorren is het belangrijk dat ze niet in uw leefgebied kunnen komen, dicht daarom zoveel mogelijk naden en kieren.
- Voorraden meel en meelproducten moeten zoveel mogelijk koel en droog worden opgeslagen en bewaar de voedingsmiddelen vooral niet te lang.
- Aangebroken verpakkingen kan men het beste in goed afgesloten voorraaddozen, koel en droog bewaren.
- Verwijder verlaten vogelnesten op uw dak, hier kunnen meelwormen (of poppen) in zitten die als voedsel moesten dienen voor de jongen maar wisten te ontsnappen.
Bestrijding
Toch kunt u ondanks allerlei maatregelen en een hygiënische huishouding meeltorren in uw leefomgeving aantreffen. Indien u af en toe een tor aan treft, kunt u hem het beste naar buiten brengen, de torren komen niet terug in uw
huis. Treft u erg veel torren in uw woning aan dan is er waarschijnlijk een plek in uw huis waar ze eitjes leggen en de meelwormen vervolgens kunnen overleven. Bij bestrijding is het belangrijk om de bron op te sporen om zo doelgericht te kunnen
bestrijden.
Bij een plaag van meeltorren kunt u gebruik maken van
spuitbus tegen insecten, een zogenaamde insecticiden spuitbus. U kunt dan de naden en kieren waar ze langs komen behandelen. Pas wel goed op indien er kinderen en huisdieren rondlopen, insecticiden zijn schadelijk voor mens, dier en milieu. De spuitmiddelen kunt u bestellen via het internet of bij uw plaatselijke ongediertebestrijder halen. Voor een doeltreffende behandeling kunt u tevens iemand van ongediertebestrijding bij u thuis laten komen. Wanneer het een hardnekkige plaag betreft is het raadzaam om eveneens professionele hulp in te schakelen.
Meelwormen als voedsel voor dieren
Meelwormen zijn veel bekender dan de meeltorren, dit komt voornamelijk omdat ze gebruikt worden als voer voor vogels, vissen en terrariumdieren. De larven worden zowel dood als levend gevoerd. Bij levende meelwormen moet men er voor zorgen dat ze niet kunnen ontsnappen om op deze manier een plaag met bijbehorende vraatschade te voorkomen.