De geuridentificatieproef door honden
De geuridentificatieproef door honden wordt in Nederland sinds 2011 niet langer gezien als bewijsmateriaal bij strafrechtelijke zaken. "Het werkt niet" is een conclusie die wordt getrokken. Maar waar ligt dat aan? Ligt dat aan de honden? De methode? Of misschien toch omdat de mens zélf de fouten maakt? Hoewel een sorteerproef potentieel veel waarde zou kunnen hebben bij bepaalde (strafrechtelijke) vraagstukken en de hond zeker in staat is tot het uitvoeren van een sorteerproef blijkt uit de geschiedenis en het ontstaan van de geuridentificatieproef hoe belangrijk het is de proef op een juiste manier op te zetten en uit te voeren. Zéker als de proef bedoeld is om een rechtszaak te onderbouwen. De menselijke factor blijkt toch vaak het struikelpunt.
De geuridentificatieproef, ook wel sorteerproef genoemd, is jarenlang door de Nederlandse politie gebruikt om te proberen een verband te leggen tussen een aangehouden verdachte en een voorwerp dat gevonden werd op de plaats delict. Op die manier kon men aanvullend bewijs aanvoeren om een verdachte aan een misdrijf te koppelen.
Dat honden, mits goed getraind, een sorteerproef uit kunnen voeren hebben deze dieren meermalen laten zien. De sorteerproef wordt sinds 2007 alleen nog hobbymatig beoefend binnen het speurhondenprogramma van de Koninklijke Nederlandse Politiehondenvereniging (KNPV) en binnen de FCI Obedience (een internationaal gehoorzaamheidsprogramma voor honden).
Het certificaat Sorteerhond B van de KNPV is bijna letterlijk het protocol zoals dat jarenlang door de Nederlandse politie is gebruikt. In tegenstelling tot dit protocol worden deze proeven echter in de buitenlucht uitgevoerd en nemen de honden lucht van één soort voorwerp - een metalen buisje (in de politiepraktijk kon dit natuurlijk elk voorwerp zijn). Daarnaast is het uitgangsvoorwerp van de 'verdachte' natuurlijk diezelfde dag belucht en niet al veel langer geleden (weken, maanden, jaren, ...) zoals dat in de politiepraktijk het geval was.
Als men kijkt naar het slagingspercentage van de hobbyisten is wel te zien dat deze training erg lastig is. Het sorteren van verschillende mensen op basis van hun geur mag voor een hond toch echt wel 'hogere wiskunde' worden genoemd. Het is voor een hond vrij saai werk en ook mentaal belastend en zeker niet iedere hond is in staat dit gedurende langere tijd op goed niveau te doen. Er zijn maar weinig honden die het KNPV Sorteerhond B-certificaat behaald hebben, maar ze zijn er wel en dat toont in ieder geval aan dat honden in staat zijn deze proef uit te voeren. Proeven, uitgevoerd door professionele hondengeleiders in de negentiger jaren, geven een error rate van 0,6-6%. Dat dit zeker niet slecht is bewijst een analyse gepubliceerd in 1995 die de volgende waarden laat zien zien voor de meer geaccepteerde forensische opsporingstechnieken:
- Vingerafdrukken: error rate van 1,7%
- Ballistiek (kogelonderzoek): error rate van 1,2%
- Analyse van autoverf: error rate van 24,2%
- Vezelanalyse: error rate 13,9%
- Haaranalyse: error rate van 8,6%
Met de opkomst van de computertechnologie mag worden aangenomen dat deze waarden tegenwoordig enorm zullen zijn verbeterd in vergelijking tot de jaren negentig.
Uitgangspunt
Het uitgangspunt van sorteren en speuren is natuurlijk dat ieder mens een eigen unieke geur bezit. Ieder mens heeft een eigen DNA- en voedingspatroon. Gezondheid, ras, beroepsgeuren en mentale toestand (stress) hebben allemaal invloed op het 'geurbeeld'.
Of een hond in staat zal zijn de verschillen tussen mensen aan te geven (en dus 'geurzuiver' te werken) zal vooral afhangen van de manier waarop hij getraind wordt. Binnen het IPO programma (een gebruikshondenprogramma voor sporthonden bestaande uit de onderdelen speuren, gehoorzaamheid en pakwerk) staat bijvoorbeeld in het reglement vermeld dat de hond precies óp het voetspoor moet speuren. Door van een hond te vragen precies boven het spoor te blijven (ongeacht de omstandigheden) waar de lucht van de bodembeschadiging het sterkst is zal een hond zichzelf aanleren te speuren op bodembeschadiging en níet op de individuele geur van de spoorlegger. Dat honden hier wel degelijk toe in staat zijn bewijst het feit dat men honden kan leren het spoor van een persoon te volgen over verharde ondergrond zoals steen of asfalt (er is dus in dat geval géén bodembeschadiging aanwezig) over een boulevard te midden van grote hoeveelheden wandelaars. De hond zal dus telkens weer moeten bepalen of hij nog op het spoor van die éne persoon zit en de geuren van de andere personen moeten negeren. De
manier waarop een hond getraind wordt is dus allesbepalend voor het uiteindelijke resultaat!
Daarnaast is het belangrijk dat geleiders zich bewust zijn van wat wel het 'Slimme Hans-effect' wordt genoemd. Slimme Hans was een paard dat leefde aan het begin van de 20e eeuw en waarvan zijn eigenaar beweerde dat het dier nét zo slim was als elk mens. Hij kon rekenen, beantwoordde vragen en nog veel meer. De vragen beantwoordde hij door op de vloer te kloppen met een voorhoef. Na onderzoek bleek een en ander echter heel anders in elkaar te steken: Slimme Hans reageerde op subtiele, lichamelijke, vaak onbewust gegeven signalen van de eigenaar, maar ook van omstanders. Een zucht van opluchting, gespannen of juist ontspannen houding, blik van de ogen ... eigenlijk álles kan door dieren gebruikt worden als signaal en als daar dan een beloning tegenover staat is een verkeerde gewoonte snel aangeleerd. In het geval van Slimme Hans reageerde het paard als de eigenaar ontspande als hij voldoende lang geklopt had. Gevolg was dat als het paard de vraagsteller niet kon zien, hij ook geen enkele vraag kon beantwoorden, hoe eenvoudig die vraag ook was.
Menselijke fouten
Voor hondengeleiders, en zéker voor speurhondengeleiders, is het enorm belangrijk dat ze zich van dit fenomeen bewust zijn en niet 'inwerken' en de hond tot een verwijzing of melding dwingen! Ook bij de geuridentificatieproef, waar de geleider in dezelfde ruimte stond als de hond, was het een vereiste dat geleiders écht niet wisten welke buisjes van de verdachte waren en dit werd ook expliciet in het protocol vermeld en geleiders tekenden hier ook voor (in hun functie van opsporingsambtenaar). De neiging van een geleider om in te werken op zijn hond is natuurlijk erg groot als hij ziet dat zijn hond bij het juiste buisje staat of op het punt staat het verkeerde buisje te apporteren.
Daar is het uiteindelijk ook misgegaan. Politiehondengeleiders van de regio Noord- en Oost-Nederland gaven in 2006 toe, voor de rechtbank in Leeuwarden, dat ze hun honden sorteerproeven hebben laten uitvoeren terwijl ze wisten welke buisjes van de verdachte waren! Gevolg was dat de rechtbank
alle geuridentificatieproeven die vanaf 1997 zijn uitgevoerd ongeldig heeft verklaard en dit leidde er in 2007 toe dat zes van de zeven hondengeleiders uit die regio uit hun ambt zijn gezet en dat er een eis van 240 uur werkstraf werd neergelegd door de officier van justitie tegen alle zeven politiemannen. Niet omdat hun honden slecht zouden hebben gewerkt maar wél vanwege het feit dat de regels voor de geuridentificatieproef bewust overtreden werden.
Dat blijkt altijd het belangrijkste punt te zijn. Hoe fraudegevoelig is deze methode? En wat is precies de waarde van een positieve proef? Geen enkele verdachte zou veroordeeld moeten worden op basis van enkel en alleen een positieve sorteerproef, net zoals een verdachte hopelijk niet alleen wordt veroordeeld op de aanwezigheid van alléén een vingerafdruk. Een positieve sorteerproef zegt ook niets over de vraag of een verdachte schuldig of niet schuldig zou zijn (zoals in de media wel eens wordt beweerd). Het toont eigenlijk alleen aan dat een bepaalde persoon een bepaald voorwerp in handen gehad heeft.
Geschiedenis van de geuridentificatieproef
De ontwikkeling van de sorteerproef laat goed de bovenstaande problematiek zien. Sinds het begin van de twintigste eeuw heeft men de sorteerproef in Europa gebruikt bij politieonderzoek. Al in 1903 worden in Duitsland de eerste proeven gehouden. Dit gebeurde door de hond langs een rij mensen te laten lopen totdat hij door een gedragsverandering (bijvoorbeeld door te blaffen, maar soms ook door het vertonen van agressie) de verdachte 'aanwees'. Met het 'Slimme Hans'-effect in het achterhoofd zegt een dergelijke sorteerproef natuurlijk niets. Een hond heeft snel door of een persoon zich apart gedraagt. Als de verdachte bijvoorbeeld onzeker is omdat hij weet dat hij verdacht wordt, ook al is hij dan onschuldig, kan hij zich zenuwachtig of gespannen gedragen. Ook zou een verdachte simpelweg bang voor honden kunnen zijn. Door herhaling heeft een hond zichzelf het trucje, om degene die zich 'anders' gedraagt aan te geven, snel aangeleerd. Ook de geleider, die natuurlijk vaak wist wie de verdachte was, zou bewust of onbewust invloed op de hond uit hebben kunnen oefenen. De politiehond werd in die tijd blind vertrouwd, het was tenslotte een politiehond. Dit blijkt onder andere uit de prachtige verhalen van Nederlands eerste politiehond, de hond Albert van de Amsterdamse Hoofdagent Water.
In 1914 maakte men ook al wel af en toe gebruik van voorwerpen, zoals blijkt uit een verhaal van Albert die een pet van de verdachte uit meerdere andere petten apporteerde. Tevens was deze hond betrokken bij een ander identificatie proefje in 1918 waarbij een moordverdachte koemest op zijn schoen bleek te hebben. Om nu de verdachte op de plaats delict te kunnen plaatsen heeft men, onder leiding van forensisch expert Dr. van Ledden Hulsebosch, besloten koemest van verschillende andere boerderijen (en dus veestapels) te verzamelen en te proberen of de honden de mest op de schoen van de verdachte konden koppelen aan een bepaalde boerderij. Inderdaad wezen zij de boerderij van de vermoorde boer aan! Al deze proeven hebben wederom echter het manco dat ze te midden van een groep mensen gedaan werden en het is niet te zeggen in hoeverre het 'Slimme Hans-effect' een rol heeft gespeeld.
Tot in de dertiger jaren werden sorteerproeven uitgevoerd door middel van line-ups waarbij de verdachte te midden van enkele figuranten (vaak politiemensen) werd geplaatst. De hond moest de verdachte twee of drie keer achter elkaar aanwijzen voordat de proef als 'geslaagd' beschouwd werd. Toen men zich er uiteindelijk van bewust werd dat het gedrág en niet de geur van de verdachte wel eens de doorslag zou kunnen geven bij deze proeven is men langzamerhand overgestapt op het gebruik van voorwerpen. Ook hier moest de hond het voorwerp van de verdachte twee of drie keer apporteren uit een aantal anderen voorwerpen die niet allemaal hetzelfde hoefden te zijn.
Als snel werd duidelijk dat honden een duidelijke voorkeur kunnen hebben voor bepaalde voorwerpen en andere voorwerpen juist níet willen apporteren (of in ieder geval minder graag). In de vijftiger jaren werd besloten dit te ondervangen door één type voorwerp te gebruiken, namelijk sleutels. In de jaren zestig werden de sleutels als voorwerp vervangen door aluminium buisjes en omdat die te zacht bleken en door veel honden stuk werden gebeten stapte men al snel over op buisjes van roestvrij staal.
De Rotterdamse politie voerde de sorteerproef in de zestiger jaren als volgt uit: drie mensen stopten elk twee buisjes in hun zak. De verdachte beluchtte drie of vier buisjes. Er werd een rij op de grond neergelegd (op de parkeerplaats van het bureau bijvoorbeeld) van zes of zeven buisjes en de hond moest enkele malen het juiste buisje uit de rij halen. De buisjes van de verdachte werden steeds verwisseld (dus elke keer een vers buisje) terwijl de controlebuisjes bleven liggen. Een hond leert al snel onder die omstandigheden het meest verse buisje (dat van de verdachte dus) te apporteren. Daarnaast was de geleider vaak op de hoogte van de positie van het juiste buisje en hierbij komt het 'Slimme Hans- effect' weer om de hoek kijken.
Het was ook de Rotterdamse politie die in de zeventiger jaren een variant bedacht van de line-up door de personen achter een scherm te plaatsen en de hond langs het scherm te laten lopen. De hond gaf dan door zijn positie bij het scherm, waar hij meldde als hij geurovereenkomst rook, aan waar de verdachte stond achter het scherm. Dit systeem is later nog aangepast door ventilatoren te plaatsen die de lucht van de personen door het scherm blies zodat de honden ze beter konden ruiken.
Het keerpunt
Een keerpunt voor de sorteerproef kwam na de 'Paskamermoord' in 1984. Een jonge vrouw was vermoord en een verdachte was aangehouden op basis van de sorteerproef. De advocaat van de verdachte vocht de sorteerproef aan op een aantal punten:
- De sorteerproeven waren uitgevoerd door een en dezelfde hond die tevens afgericht was als narcoticahond. Men vond het een nadeel als een hond voor meerdere zaken (dual purpose) was afgericht.
- De geleider wist de positie van het buisje in de sorteerrij.
- De kwaliteit van het uitgangsvoorwerp, afkomstig van de plaats delict, lag ter discussie. Het was niet op de juiste manier veiliggesteld, zat onder het bloed en lijkenvloeistof en was inmiddels al 2 jaar oud.
Het gevolg was een afwijzing op basis van het feit dat men de betrokken politiemensen bevooroordeeld vond, enkele onvolkomenheden in het onderzoek aan het licht kwamen en het volledig afschieten van de sorteerproef!
De moderne geuridentificatieproef
In 1997 is, naar aanleiding van de Paskamermoord, in samenwerking met de Universiteit van Leiden de sorteerproef samengesteld zoals die tot 2007 gebruikt is en waarvan het Sorteerhond B-certificaat van de KNPV is afgeleid:
- Om de proef zoveel mogelijk te standaardiseren (alle omstandigheden gelijk te houden) werd de proef nu binnenshuis gehouden in een aparte ruimte met bepaalde omgevingseisen die alleen voor dit doel werd gebruikt. Een grote verbetering in vergelijking tot proeven die voorheen buiten op parkeerplaatsen of waar dan ook werden uitgevoerd met alle invloeden van wind, weer en regen. Deze factoren kunnen een grote (negatieve) invloed hebben op het resultaat van de sorteerproef.
- Alléén de geleider was aanwezig in de ruimte met de hond en stuurde de hond altijd van zich af. Daarnaast mocht hij natuurlijk niet op de hoogte zijn van de positie van de buisjes!
- De opstelling bestond uit 2 rijen van 7 buisjes. Van die 7 buisjes waren er 5 buisjes belucht door willekeurige personen. één buisje werd belucht door een "controlepersoon", iemand die niets met de zaak te maken had. Het laatste buisje werd belucht door de verdachte. De volgorde van de buisjes werd door middel van een dobbelsteen bepaald waarbij een bepaalde cijfercombinatie stond voor een specifieke volgorde van de buisjes op de sorteerrij.
Uitvoering van de proef
De hond kreeg nu eerst de lucht te ruiken van de controlepersoon waarna hij het buisje uit de buizenrij moest apporteren (of verwijzen). Hierna moest hij ditzelfde doen in de tweede rij. In totaal had hij dan tweemaal succesvol een sorteerproef uitgevoerd.
Op basis hiervan had de hond in ieder geval laten zijn dat hij op dat moment in staat was een sorteerproef te doen. Dit lijkt misschien overbodig want "een hond moet toch altijd zijn werk doen". Verschillende zaken kunnen echter invloed hebben op de kwaliteit van het werk van honden. Een teef die tegen de loopsheid aanzit zou bijvoorbeeld minder kunnen presteren. Ook tandproblemen of een ziekte die nog niet is onderkend door de geleider zou een rol kunnen spelen bij een hond die minder goed werk laat zien dan gewoonlijk het geval is.
Minstens zo belangrijk is dat de hond heeft laten zien géén speciale voorkeur te hebben voor de verdachte! Hij werkt immers tweemaal over de rij zonder de verdachte (wiens buisje er op dat moment ook al tussen ligt) aan te geven. Het komt weleens voor dat sommige honden een bepaalde (sterke) voorkeur, maar zeker ook áfkeur, hebben voor de geur van bepaalde mensen ook al heeft de hond ze nooit ontmoet. Een ander argument dat veel gehoord wordt is bijvoorbeeld dat mensen van een bepaalde etnische achtergrond (bijvoorbeeld uit een gebied rond de Middellandse Zee) anders ruiken door hun andere voedingspatroon en daardoor door de hond aangewezen worden. Ook vrouwen die in hun maandelijkse cyclus zitten zouden volgens sommige 'experts' aantrekkelijker zijn voor de hond om aan te geven. Het bovenstaand argument tegen dual purpose honden wordt op deze manier ook getackeld. Mocht de verdachte drugs gebruiken, dan heeft de hond (als die ook getraind zou zijn op narcotica) nu laten zien dat dit geen invloed heeft op zijn keuze tijdens het sorteren.
Hierna moet de hond lucht nemen van het voorwerp van de plaats delict. De hond vergelijkt nu de geur met de overgebleven geuren op de rij. Als deze geur er níet bij ligt mag hij ook niets terugbrengen (het zogenaamde negatief sorteren). Als de geur van de verdachte wel lijkt op het geurbeeld van de plaats delict dan moet de hond dat buisje uit de rij halen. Daarna moet hij ditzelfde nogmaals doen in de tweede rij.
Pas als de hond in totaal vier keer succesvol had gesorteerd werd de proef als geslaagd betiteld! Als de hond een fout maakte kreeg hij geen herkansing en was de proef mislukt. Het moge duidelijk zijn dat een hond die vier maal het juiste buisje aangeeft van twee verschillende personen statistisch geen toeval kan zijn.
Conclusie
"Het is wetenschappelijk aangetoond dat de geuridentificatieproef niet werkt..." Zomaar een uitspraak uit de media.
Op basis van het voorgaande moge duidelijk zijn dat de geuridentificatieproef voornamelijk niet werkt door menselijke fouten en niet zozeer het onvermogen van honden tot het uitvoeren van de proef. Hoe geur precies werkt is, zeker voor de mens, moeilijk te begrijpen. Geur is niet te meten en voor de mens is de geurenwereld niet te bevatten. Als zichtdier valt dit nagenoeg buiten zijn belevingswereld.
Ook lijkt het maatschappelijk moeilijk om dieren in een bepaalde rol te accepteren. Dieren die iets kunnen wat voor mensen totaal buiten hun voorstellingsvermogen ligt is voor velen toch wat beschamend en wordt al snel als onzin en junk science betiteld. Gezien de vele fouten die in het verleden (maar ook nog tegenwoordig in landen waar de sorteerproef nog wel gebruikt wordt) zijn gemaakt met het interpreteren en uitvoeren van de sorteerproef en de mogelijk ernstige juridische gevolgen is het misschien maar beter dat de sorteerproef niet langer binnen justitie gebruikt wordt. Er worden juridisch al genoeg dwalingen begaan.