Wat komt er kijken bij het opstarten van een dierentuin?
Je bent net klaar met je opleiding dierenverzorging en je wilt hier in Nederland een dierentuin opzetten. Wat komt er allemaal bij kijken voor je kunt beginnen met je dierentuin en aan welke regels en wetten moet je, je houden als je eenmaal bent begonnen met de dierentuin? Kan je zomaar alle diersoorten importeren en houden? Onder welke internationale verdragen met betrekking tot het houden van dieren valt Nederland? En de Nederlandse wetgeving, hoe steekt dat in elkaar?
Algemene plaatselijke verordening
Ook wel bekend als APV. APV is regelgeving op gemeentelijk niveau. Dit betekent dat de regels die er in opgenomen zijn per gemeente kunnen verschillen. Het meeste komt echter op hetzelfde neer en heeft te maken met het leefbaar houden van het gebied. Er zijn regels in opgenomen over afval, parkeerexcessen, geluidshinder, openbare orde en veiligheid. In de APV is ook een stuk opgenomen over het houden van (huis-)dieren, al dan hinderlijk of niet. Als houder van een dierentuin zul je een ontheffing moeten krijgen als er op de plek waar je wilt gaan bouwen een verbod geldt op het houden van bepaalde dieren. Dit kan zijn in verband met veiligheid, verontreiniging of geluidsoverlast.
Belastingdienst en Kamer van Koophandel
Als je een bedrijf wil beginnen, moet je dit melden bij de belastingdienst en de Kamer van Koophandel. Bij de belastingdienst moet je een BTW nummer aanvragen, in verband met belastingen en sociale verzekeringen. Bij de Kamer van Koophandel krijg je ook een registratienummer. Zonder deze registraties, kun je geen bedrijf beginnen. Als je personeel in dienst neemt, moet je ook nog een inschrijving regelen bij Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV).
Besluit doden van dieren
Vanaf 1 september 1997 in werking. In dit besluit worden regels gesteld aan de wijze waarop dieren gedood mogen worden en door wie. Een stelregel is dat het doden en de gebeurtenissen die daaraan vooraf gaan als het verplaatsen, fixeren en dergelijke, zonder vermijdbare opwinding, lijden of pijn voor het dier gepaard gaan. Om dit te kunnen behalen, moet de persoon die de handelingen verricht dus de nodige vakbekwaamheid en kennis bezitten. Meestal wordt het in laten slapen van een dier door een dierenarts gedaan en onder toezicht van ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst en de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees en door inspecteurs van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming. De regels van het besluit houden in dat de dodinghandeling onmiddellijk na aanvang tot de dood van het dier moet leiden. Er mag dus geen langzame, slepende dood volgen. Ook mg er geen onaanvaardbare opwinding of pijn optreden voor het dier het bewustzijn verliest en dat verlies van bewustzijn moet snel intreden. De dood moet volgen voor het dier weer bij bewustzijn kan komen.
Er zijn wel uitzonderingen op deze regels. Die gelden als een dier gedood moet worden omdat het een onmiddellijk gevaar voor mens of dier vormt, welke beëindigd of voorkomen moet worden. Ook als een dier ondraaglijk lijdt mag er van deze regels afgestapt worden en wanneer er een besmettelijke dierenziekte in het spel is, hoeft men zich ook niet aan deze regels te houden. Een bedrijf moet een contract hebben met een verwerkingsbedrijf dat de kadavers op komt halen en verder verwerkt. Dit is vaak op gemeentelijk niveau geregeld.
Bouwvergunning
In Nederland kan je niet zomaar overal en nergens beginnen met bouwen. Je zult bij de gemeente een bouwvergunning aan moeten vragen. Hierin moet je alle gegevens verwerken die bij de bouw komen kijken en de bouwtekeningen bijvoegen. In de bouwvergunning zit ook vaak een formulier waarop de commandant van de brandweer al dan niet zijn goedkeuring geeft voor het bouwplan. Zonder goedkeuring van de brandweer, kan je niet gaan bouwen. Dit heeft te maken met de brandveiligheid. Ook wordt vaak gekeken naar parkeergelegenheid. Of dat wel overeenkomt met het aantal auto’s dat je verwacht. Ook zal er vaak gevraagd worden naar een bodemonderzoek. En je zult zaken als ventilatie en daglichttoetreding uitgebreid aan de orde moeten stellen.
Aan de hand van het bestemmingsplan van de plaats waar je de dierentuin wilt bouwen, wordt gekeken of jouw aanvraag overeenkomt met de bestemming die voor het opgegeven gebied geldt. Er zal in een stad of dorp niet een gebied gereserveerd zijn met de bestemming “dierentuin”. Er zal een procedure moeten worden gestart om te kijken of de bestemming van het stuk grond waar je graag wilt gaan bouwen, omgezet kan worden in “dierentuin” en vooruit lopend op de wijziging van de bestemming een vrijstelling kan worden verleend, waardoor de bouwvergunning eerder kan worden afgegeven.
De aanvraag zal ook een periode openbaar zijn, zodat buurtbewoners het kunnen inzien en eventueel bezwaar kunnen maken. Mocht er bezwaar worden gemaakt, zal eerst worden onderzocht of dat gegrond is en of er rekening mee gaat worden gehouden.
Voor het verkrijgen van een bouwvergunning kan je wel een aantal maanden uittrekken, vooral omdat het hier niet om een standaard aanvraag gaat.
BUDEP
Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten. Deze wet is van kracht vanaf 1 augustus 1995. Het is de vervanger van de wet BUD, bedreigde uitheemse diersoorten. Deze moest worden aangepast in verband met de Europese verordening. Zo is dus BUDEP ontstaan. De BUDEP voegt een aantal wetten samen, waaronder de oude BUD en het in- en uitvoerbesluit bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten. De BUDEP verbiedt het (illegaal) in bezit hebben van beschermde dieren en de in- en uitvoer van deze dieren. De wet werkt met een omgekeerde bewijslast. Je moet zelf aantonen dat je het dier legaal, in overeenstemming met de wet heeft verkregen of dat het in Nederland is gefokt. Het komt er dus op neer dat je zelf je eigen onschuld moet kunnen bewijzen.
De wet houdt zich dus ook bezig met de handel, waardoor het in overeenstemming is met de CITES wetgeving. Het is de Nederlandse uitvoering van de CITES. In 1996 is ook het administratief bijhouden van zaken betreffende dieren die onder de wet vallen verplicht. Zo wordt het handhaven van de wet makkelijker gemaakt.
CITES
The Convention on International Trade in Endangered Species of wild flora and fauna. Dit is een internationale overeenkomst. De CITES is in 1973 tot stand gekomen en Nederland heeft zich er in 1984 bij aangesloten. In totaal zijn er nu ongeveer 130 landen die de overeenkomst hebben ondertekend. Het is omgezet in een Europese verordening die voor alle EU landen als wet geldt. In Nederland maakt de CITES deel uit van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Er is een registratiekantoor dat zich enkel bezighoudt met het registeren van de import en export van diersoorten die in de CITES zijn opgenomen. Voor de dieren die in de CITES zijn opgenomen, geldt dat er regulering in de handel nodig is ten bate van het welzijn van de diersoort. Er zijn drie niveaus ofwel bijlagen:
- Bijlage I: hieronder vallen met uitsterven bedreigde soorten en soorten waarvan handel een bedreiging vormt of kan vormen. Voor het importeren van deze soorten heb je zowel een import- als een exportvergunning nodig. Handel in levende en dode exemplaren of herkenbare delen of producten ervan is verbonden aan zeer strenge regelgeving. Er mag praktisch nooit in gehandeld worden. Een uitzondering is als het dier in gevangenschap gefokt is, maar het moet ook dan nog aan een hele rij voorwaarden voldoen.
- Bijlage II: in deze bijlage vallen dieren die niet direct met uitsterven worden bedreigd, maar wel in een dergelijke situatie terecht kunnen komen als de handel in deze dieren niet gereguleerd wordt. Import van dieren uit deze bijlage is alleen mogelijk met een exportvergunning.
- Bijlage III: hieronder vallen soorten de in een staat die lid is van de CITES worden beschermd. Hierdoor worden lidstaten verplicht controle op de handel hierin uit te voeren in eigen land. Dit komt dus nog eens bij de al bestaande, nationale wetgeving die geldt voor de handel in deze dieren.
Zoals dus duidelijk wordt uit de bijlagen, zal het heel moeilijk worden om bijvoorbeeld een tijger in je nieuwe dierentuin te krijgen, omdat de handel in deze dieren zo goed als onmogelijk is gemaakt door de CITES om de betreffende diersoort te beschermen. Je moet in het bezit zijn van allerlei vergunningen, certificaten, ontheffingen en vrijstellingen voor je toestemming zal krijgen tot handel.
Diergeneesmiddelenwet
Onder een diergeneesmiddel wordt een substantie verstaan die al dan niet bestemd is voor het gebruik bij: het genezen, lenigen of verkomen van enige aandoening, ziekte, ziekteverschijnsel, pijn, verwonding of gebrek van het dier; het herstellen, verbeteren of wijzigen van het functioneren van organen van het dier; het onderkennen van een ziekte of gebrek door toepassingen, zoals bijwerkingen. Deze wet bepaald ook dat er geen gebruik mag worden gemaakt van diergeneesmiddelen die niet geregistreerd zijn. Het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur beslist of een middel toegelaten wordt tot de registratie. Om toegelaten te worden, dient een middel te voldoen aan de volgende eisen: het moet de werkingen hebben die zijn gesteld, het mag geen gevaar opleveren voor de gezondheid van de mens, het mag niet schadelijk zijn voor de gezondheid van een dier en ook mag het niet schadelijk zijn voor het milieu. Een registratie van een middel is 5 jaar geldig, daarna moet opnieuw registratie aan worden gevraagd.
Dierentuinbesluit
Dit besluit bestaat sinds 19 april 2002. Een punt uit deze wet is dat een dierentuin verplicht is om zijn dieren minimaal 7 dagen per jaar tentoon te stellen aan publiek. Ook stelt deze wet je verplicht een vergunning aan te vragen voor een dierentuin. Deze wordt zorgvuldig geïnspecteerd en kan geweigerd worden of met voorwaarden en/of beperkingen afgegeven worden. In de aanvraag voor de vergunning moet je aangeven welke soorten en hoeveel dieren je wilt gaan houden, het aantal dagen dat je deze dieren aan het publiek tentoon wilt gaan stellen, informatie over het aantal personeelsleden en de kwalificatie, een plattegrond waarop de afmetingen van de verblijven staan, waar ook bij wordt aangegeven om welk dier het gaat en je beleidsprotocol. Dit besluit stelt ook eisen aan onder andere de huisvesting en het houden van dieren. Het houden van dieren moet zo gebeuren dat het soorteigen gedrag van de diersoort wordt gerespecteerd en zoveel mogelijk in stand gehouden. Ook moet je zorgen voor voldoende bewegingsvrijheid en het dier laten leven zoals het in het wild leeft, met oog op groeps- of solitaire dieren. Je zult rekening moeten houden met de individuele behoeften van de dieren en zorgen dat je niet te veel dieren hebt, want die kun je niet goed onderhouden. Bij de huisvesting van de dieren moet je rekening houden met de natuurlijke bewegingen van het dier. Als een dier graag verscholen slaapt, zorg dat het daar de mogelijkheid toe heeft. Zorg ook dat er zoveel mogelijk elementen lijken op die uit zijn natuurlijke omgeving. Het klimaat in de verblijven moet zo zijn dat het dier optimaal functioneert. Er moet een per diersoort geschikte mestplaats in de verblijven aanwezig zijn en de met de huisvesting zal je ook rekening moeten houden met het paringsgedrag van de diersoort. Het is ook verplicht om te zorgen dat een verblijf een goede afscheiding heeft die uitbreken voorkomt en een veilige barrière tussen dier en bezoeker vormt. Het verblijf moet gebouwd zijn van stoffen en materialen die niet schadelijk zijn voor het dier.
- De verzorging van een dier dient afgestemd te zijn op de behoeften van het betreffende dier en het dient dagelijks op conditie en gezondheid gecontroleerd te worden. Als een dier ziek of gewond is, wordt zo nodig een dierenarts ingeschakeld en wordt eventueel de huisvesting van het dier aangepast tijdens de ziekte en het herstel. Hiervoor dienen in de dierentuin quarantaineruimtes en behandelruimtes aanwezig te zijn.
- Er moet te allen tijde aan de voer- en drinkbehoefte van het dier voldaan worden. Het water dient schoon en vers te zijn en het voer op maat. Het voedsel wordt op een zo natuurgetrouw mogelijke manier verschaft aan het dier.
- De verblijven en materialen dienen voldoende gereinigd en ontsmet te worden.
- In het beleidsprotocol van de dierentuin dient opgenomen te worden dat de dierentuin streeft naar het in stand houden van de aanwezige diersoorten. Hiervoor moet je aan minstens een van de volgende manieren werken: deelname aan een onderzoek dat gunstige gevolgen heeft voor het in stand houden van de diersoort, de opleiding van het personeel in relevante vaardigheden en de uitwisseling van verkregen informatie met andere dierentuinen. Zo veel mogelijk meedoen aan bestaande programma’s met betrekking tot het fokken van dieren in gevangenschap, het herstel van de populatie of het herintroduceren van soorten in hun natuurlijke omgeving is ook een van de mogelijkheden om aan deze eis te voldoen.
- Als je een dier onderbrengt bij een andere dierentuin, moet je hebben vastgesteld dat deze dierentuin de dieren huisvest en verzorgt volgens deze wet.
- Ook ben je verplicht een noodplan te hebben voor als er een dier ontsnapt. In het protocol worden ook zaken opgenomen met betrekking tot de voeding en medische verzorging van de dieren. Dit gebeurt in samenwerking met een dierenarts.
- Verder is het verplicht een educatief en informatief programma te hebben waarbij je de dieren zoveel mogelijk in hun natuurlijke context plaatst.
- Van alle dieren moet je een administratie bijhouden waarin opgenomen eventuele ziekten en voedingspatronen. Je moet vermelden de wetenschappelijke naam van de diersoort en het aantal dat je daarvan houdt, het geslacht, de datum dat het dier is binnengekomen of geboren, bij verkrijging moet je de herkomst van de dieren noteren en zo mogelijk de nummers van de papieren die erbij gepaard gingen, de identificatie van het dier. Als je een dier ergens anders onderbrengt dan in je eigen dierentuin, moet de datum van vertrek en de reden daarvan worden opgenomen in de administratie. Alle bezoeken aan een dierenarts moeten worden bijgehouden en als het dier sterft, de datum en de oorzaak van overlijden. Deze administratie moet minstens een keer per maand bijgewerkt worden. De administratieve gegevens van het dier, blijven bij het dier en als het verhuist, blijft een kopie in de administratie voor minstens 5 jaar, ook na overlijden geldt deze termijn.
- De verantwoordelijke minister kan op elk moment de vergunning intrekken of veranderingen eisen.
Europese richtlijnen dierentuindieren
De doelstellingen van de invoering van deze richtlijnen zijn de bescherming van wilde dieren en de instandhouding van de biodiversiteit door ervoor te zorgen dat de lidstaten maatregelen aannemen op het gebied van vergunningen voor en inspectie van dierentuinen. Hierbij dient de rol die de dierentuinen innemen in de instandhouding van de biodiversiteit verstrekt te worden.
Ook volgens deze Europese richtlijnen moet een dierentuin minstens aan een onderzoek meedoen of een fokprogramma ter in stand houding van een diersoort. Ook moet het bij de bezoekers bewustzijn creëren en zorgen voor een educatief programma.
Ook geldt de eis dat een dier zodanig wordt gehuisvest dat zo veel mogelijk wordt gestreefd naar een zo natuurlijk mogelijke omgeving voor het dier. Ook volgens Europese richtlijnen moet een dierentuin een administratie bijhouden over haar dieren. Zonder vergunning mag je geen dierentuin hebben en als je een vergunning hebt, worden er regelmatig inspecties uitgevoerd om te kijken of alles wel loopt volgens de bovengenoemde eisen. Wordt hier niet aan voldaan, kan het zijn dat de dierentuin (deels) gesloten wordt. Een bevoegde instantie dient er dan op toe te zien dat de dieren worden behandeld of verwijderd volgens de voorwaarden hiervoor. Er dient dus in elke lidstaat een instantie te zijn die zich bezighoudt met het welzijn van dierentuindieren.
De Europese richtlijnen lopen dus op veel vlakken gelijk met het dierentuinbesluit van Nederland.
Flora en Fauna wet
- In werking getreden op 1 april 2002. De wet regelt de bescherming van de erin opgenomen soorten. In deze wet zijn opgenomen alle van nature in Nederland voorkomende zoogdieren, met uitzondering van de zwarte rat, bruine rat en de huismuis, een aantal inheemse plantensoorten, alle van nature op het Europese grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie voorkomende vogelsoorten, alle van nature in Nederland voorkomende amfibieën- en reptielensoorten, alle van nature in Nederland voorkomende vissoorten, met uitzondering soorten opgenomen in de Visserijwet 1963, een aantal overige inheemse diersoorten aangewezen als beschermde soort, een aantal uitheemse dier- en plantensoorten die als beschermd zijn aangegeven.
- De wet heeft betrekking op de jacht, schadebestrijding, beheer, handel en bezit.
- De doelstelling van de wet is het in stand houden van in het wild levende dieren en planten. Het gaat uit van een ‘nee, tenzij…’principe, wat dus inhoudt dat schadelijke activiteiten tegen de opgenomen dier- en plantensoorten in principe verboden is, tenzij er goede redenen zijn en er een ontheffing of vrijstelling is afgegeven. Ook wordt de waarde van het dier erkent.
- Er is in de wet een zorgplicht opgenomen. Iedereen moet rekening houden met zijn handelen en de invloed daarvan op de wilde flora en fauna. Dit betekent niet dat er geen dieren mogen worden gedood, maar wel dat dit met zo min mogelijk lijden moet gebeuren en alleen als er een vrijstelling of ontheffing is afgegeven.
- De wet verbied het plukken van beschermde plantensoorten, je mag dieren niet zomaar doden en ook mag je ze niet onnodig verontrusten. Een ander verbod geldt voor het verstoren, vernielen of weghalen van broedplaatsen, nesten, holen en (vaste) rustplaatsen van dieren. Ook mag je geen eieren wegnemen. Er mag niet in de dieren, of producten van de dieren, worden gehandeld. Je mag ook niet dieren, of eieren, in de vrije natuur uitzetten, dit ook met oog op de overlevingskans van de betreffende dieren. Dit geldt ook voor planten, die mag je niet zomaar ergens planten.
- Deze wet stelt ook in staat om een bepaald gebied als beschermd te markeren, dit gebeurt op provinciaal niveau. Hierdoor worden gebieden die van groot belang zijn voor het voortbestaan van beschermde dieren en planten beschermd. De beschermde dieren- en plantensoorten zijn verdeeld in 3 groepen, waarvan de beschermde status verschilt.
Gebruiksvergunning
Een gebruiksvergunning is allereerst gericht op de brandveiligheid van het gebouw dat u wilt bouwen. Er worden eisen gesteld aan het aantal personen dat mag worden toegestaan in gebouwen, de nooduitgangen en er worden regels opgesteld voor het gebruik van versieringen in het gebouw. Deze moeten brandveilig zijn en mogen geen nooduitgangen blokkeren.
GWWD
Gezondheids- en Welzijnswet Dieren. Het uitgangspunt van deze wet is dat je geen handelingen met dieren mag doen, tenzij in de wet staat aangegeven dat dit wel toegestaan is. Hierbij gaan we dus uit van het ‘nee, tenzij…’principe. De gwwd geldt voor alle dieren die door mensen worden gehouden, gezelschaps-, productie- en hobbydieren. Dieren in het wild vallen onder de flora en faunawet. De regel dat je een dier niet zonder redelijk doel pijn mag toebrengen, geldt echter ook voor dieren in het wild. Er zijn een aantal verboden opgenomen in de gwwd, namelijk:
- Het is verboden een dier onnodig pijn of letsel toe te brengen, of een dier aantasten in zijn gezondheid en/of welzijn.
- Je mag een dier niet onthouden van de nodige verzorging.
- Het is verboden ingrepen te plegen bij dieren (tenzij het anders in de wet staat)
- Je mag dieren niet als prijs, gift of beloning gebruiken.
- Iedereen is verplicht een dier dat hulp nodig heeft, te helpen.
- Je mag jonge dieren niet bij hun ouder(s) weghalen, voor ze de bij de wet vastgestelde leeftijd hebben bereikt.
Deze wet stelt eisen aan een heleboel aspecten die komen kijken bij het houden van dieren. Zo worden er eisen gesteld aan:
- Huisvesting van dieren
- Het slachten van dieren
- Het vervoeren van dieren
- Markten en tentoonstellingen waar dieren komen
De gezondheid van een dier wordt geregeld door een aantal belangrijke punten waaraan verschillende eisen worden gesteld.
- Het voorkomen en bestrijden van dierenziekten.
- De inrichting van bedrijven waarop dieren worden gehouden.
- Het toevoegen van dieren aan bedrijven
- De wijze waarop dieren worden gehouden en hun huisvesting.
- De hygiënische eisen.
- De voedering, drenking, verzorging en behandeling van dieren.
- De bedrijfsbegeleiding door een dierenarts en de Stichting Gezondheidsdienst voor dieren.
- Het gebruik van sera, entstoffen, antibiotica en chemotherapeutische middelen.
- Bestrijding van ratten, insecten en andere organismen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid van een dier.
Het welzijn van dieren wordt ook in het vizier gehouden. Hiervoor is in de wet bepaald dat:
- Het verboden is een dier onnodig letsel of pijn te geven, of de gezondheid of het welzijn aan te tasten.
- Het is verboden een dier te onthouden van de nodige verzorging.
- Het is verboden dieren te scheiden van het ouderdier voor ze de door de wet bepaalde leeftijd hiervoor hebben bereikt.
- Het is in principe verboden ingrepen uit te voeren bij dieren, tenzij in de wet anders aangegeven.
Verder wordt er aandacht besteedt aan het fokken van dieren, wat in een dierentuin, gezien de verplichting mee te doen aan een fokprogramma, van belang is. Het fokken moet op een gezonde manier gebeuren, met oog op de gezondheid en het welzijn van de dieren. Ook moet het in een zo natuurgetrouw mogelijke omgeving gebeuren. Ook het gebruik van dieren bij wedstrijden is in de wet opgenomen.
IATA
International Air Transport Association. De IATA heeft regels opgesteld betreft het vervoeren van levende dieren. Deze regels hebben in Nederland de status van wetgeving gekregen. De regels richten zich erop de dieren veilig en op een gezonde manier te vervoeren. Het vermeldt de minimum eisen waaraan het vervoer van bepaalde diersoorten moet voldoen. Dit met het oog op gezondheid en welzijn. Het doel is om zo veel mogelijk stress te voorkomen bij dieren die vervoerd worden.
Milieuvergunning
Wanneer je een bedrijf start, moet je ook een milieuvergunning aanvragen. Afhankelijk van het soort bedrijf dat je wilt starten, worden regels opgesteld met oog op het milieu. Hierbij wordt gekeken naar lucht- en bodemvervuiling en het verbruik van energie, grondstoffen en afvalstoffen.
MINAS
Het Mineralen Afgiftesysteem. Dit systeem is in het leven geroepen in Nederland om te voorkomen dat er te veel mineralen in het milieu terecht komen en het mestoverschot terug te dringen. Het doel van de MINAS is om rond 2008/2010 een algehele evenwichtsbemesting te bereiken. Dit houdt dus in dat de gewassen niet meer stikstof en fosfaat toegediend krijgen dan ze kunnen opnemen. Er wordt hier wel ruimte gehouden voor een beperkt overschot, in die mate dat het geen schadelijke effecten voor de natuur geeft. Bedrijven die meer dan 3ha grond hebben en/of meer dan 3 grootvee eenheden (GVE)zijn verplicht een jaarlijkse MINAS aangifte te doen. Hierbij wordt de hoeveelheid mineralen die op het land worden gebracht (bijv. (kunst-)mest) en hoeveel er weer wordt afgehaald( in de vorm van planten en dieren). Dit wordt aangegeven aan de hand van de hoeveelheid fosfaat en stikstof. Per bedrijf, afhankelijk van de grond, is er een maximaal toelaatbaar verlies aan mineralen naar de natuur toegestaan. Kom je boven deze norm, krijg je een boete. De dieren zijn ingedeeld in een tabel, waarin je kunt opzoeken hoeveel kg fosfaat er voor dat dier staat en het aantal GVE dat er voor dat dier staat, welke ik hieronder ook heb weergegeven.
Er zijn twee manieren van het doen van een MINAS aangifte. De verfijnde aangifte of de forfaitaire aangifte. Bij een verfijnde aangifte moet van alle afgevoerde mest het fosfaat- en stikstofgehalte worden bepaald. Hierbij moet dus ook worden gekeken naar wat het voer aan deze mineralen bevat en moet elke maand het aantal dieren per MINAS soort worden geteld. De verfijnde aangifte brengt een hele berg papierwerk met zich mee. Daarom kiezen veel bedrijven, waar mogelijk, er voor een forfaitaire aangifte te doen. Bij deze manier van aangifte gaat men uit van ruwe normen. Eerst bereken je per maand hoeveel kilo fosfaat er volgens de normen van de tabel op het bedrijf is geproduceerd. Hierna bereken je de maximaal toelaatbare norm voor je bedrijf.
Overige vergunningen
Horecavergunning, vergunning reclame en uitstalling. Deze vergunningen zijn nodig als je ook een eetgelegenheid wil bij de dierentuin. Ook als je reclame wilt maken voor je dierentuin in de omgeving, moet je daar een vergunning voor hebben. Je kunt niet zomaar borden plaatsen waarop je de dierentuin aankondigt. Deze zullen, wanneer er geen vergunning is, verwijderd worden en je kunt ook een fikse boete verwachten.
Verdrag van Amsterdam
1997. Het Verdrag van Amsterdam erkent officieel dat dieren wezens zijn met gevoelens. Het draagt Europese instellingen op om in de wet- en regelgeving, beleid en uitvoering rekening te houden met het welzijn en de gezondheid van dieren. Het is er op gericht te zorgen dat dieren elke vorm van onnodig lijden wordt bespaard. Dit op 3 hoofdgebieden, namelijk; veeteelt, vervoer en slacht. De doelstelling van dit deel van het Verdrag van Amsterdam is het bevorderen van het welzijn en de gezondheid van dieren.
Wet op dierenbescherming
Deze wet, daterend uit 1961, stelt dat het verboden is om zonder vergunning dieren te houden om deze, onder andere, tentoon te stellen. Hiervoor is een vergunning nodig van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap. Aan deze vergunning kunnen voorschriften gesteld worden met oog op de verzorging en huisvesting van de dieren. Het invoeren van deze wet is dus ook om te voorkomen dat mensen zomaar dieren kunnen houden. De dieren voor wie deze regels gelden zijn zoogdiersoorten die niet in Nederland in het wild leven, vogelsoorten die niet in Nederland in het wild leven en die buiten de Vogelwet van 1936 vallen en alle soorten reptielen, amfibieën en vissen die niet in Nederland in het wild leven. Er kunnen ontheffingen worden verleend
WUD
Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde uit 1990. Deze wet bepaald dat alleen mensen die in het bezit zijn van een diploma of getuigschrift, diergeneeskundige handelingen mogen uitvoeren. Het betreft hier alle handelingen, van onderzoeken tot opereren en geldt voor dierenartsen, kastreurs en dierverloskundigen. Deze dienen geregistreerd te zijn. Een ander mag nooit aankondigen dat hij/zij diergeneeskundige handelingen kan uitvoeren, dit mag alleen iemand die een diploma of getuigschrift heeft.