Groene muur moet verwoestijning in Afrika tegengaan
Door verwoestijning hebben landen in de Sahel-Sahara al jaren problemen met het verminderen van landbouwgronden. Onder verwoestijning moet onder meer worden verstaan het verdwijnen van landbouwgronden door oprukken of uitbreiden van de woestijn. Maar al in 1952 ontstond bij de Britse milieuwetenschapper Richard St Barbe Baker het idee om een zogenaamde groene muur (muur van bomen) aan te leggen over de breedte van Afrika. Die muur moet het oprukken van de Sahara tegenhouden. Lange tijd werd echter niets met het idee gedaan totdat in 2005 de toenmalige president van Nigeria Olusegun Obasanjo het plan nieuw leven inblies. Uiteindelijk ging het project in 2008 van start in de wetenschap dat het realiseren nog lang zou duren.
Groene muur dwars door Afrika
Inwoners van een aantal Afrikaanse landen zijn voorstander van die muur. Die groene muur moet een strook bomen worden van ongeveer 15 kilometer breed en minstens 7000 km lang en zal zich uitstrekken van Senegal tot Djibouti. Steden en landbouwgebieden worden bedreigd door zand en stof uit de Sahara. De bomen moeten dat tegengaan. Ook kunnen de bomen van de groene muur water vasthouden en ontstaan daardoor kansen voor de lokale bevolking op agrarisch en economisch vlak. Volgens de toenmalige president van Nigeria Olusegun Obasanjo zou de groenstrook diverse sociale problemen en milieuproblemen kunnen oplossen. Zeer velen zijn in hun levensonderhoud namelijk afhankelijk van de
landbouw terwijl daar tientallen procenten van de grond onbruikbaar voor is.
Groene gordel bij verwoestijning in Tsjaad
Een van de schrijnendste situaties in het gebied doet zich voor in Tsjaad. Daar sterft nog steeds (2016) veel vee van honger en dorst door hitte en uitdroging mede omdat er te weinig schaduw is. Tsjaad verliest daardoor jaarlijks een aantal honderdduizenden dieren. Het Tsjaad-meer heeft reeds het overgrote deel van zijn oppervlakte verloren waardoor ook de drinkwatervoorziening voor duizenden mensen moeilijker is geworden. Stofstormen teisteren regelmatig steden als ’N Djamena. Tsjaad denkt daarom dat een gordel van 160.000 bomen (Acacia’s) om de stad heen de oprukkende woestijn zal tegenhouden. Die gordel moet dan aansluiting vinden op de groene muur.
Bedenkingen van sceptici
Naast Afrikaanse regeringen zijn ook de VN en diverse ontwikkelingsorganisaties enthousiast over de plannen om met een groot project de klimaatverandering in Afrika tegen te gaan. Maar sceptici hebben hun bedenkingen bij het effect van zo’n muur.
Te smal
Klimaatonderzoekers menen dat een muur van
bomen niets zal uithalen ten opzichte van het neerslagklimaat. Daar is de bomenmuur van ongeveer 15 kilometer breed veel te smal voor.
Lokaal effect
Wel kan een bomenrij gunstig zijn voor het tegengaan van bodemerosie en het wegwaaien van vruchtbare grond maar dat zal voornamelijk lokaal effect hebben.
Jarenlange droogte
Er zijn in het gebied waar de muur moet komen plekken waar gemiddeld jaarlijks 300 mm regen valt maar dat kan het ene jaar 500 mm zijn en het andere 100 mm. Als het dan een paar jaar achtereen droog is zal die bomenrij nagenoeg verdwenen zijn door de droogte.
Water zit diep
Ook is het uitvoeren van het project moeilijk omdat voor de aanplant miljoenen liters water nodig zijn die uit de bodem moeten worden gepompt terwijl het water wel 300 meter diep kan zitten.
Voorstanders kiezen zorgvuldig boomsoorten
Voorstanders denken het probleem van te weinig water en te droge jaren te kunnen omzeilen door een dertigtal verschillende bomen aan te planten. Er moet zorgvuldig worden uitgekozen welke bomen het meest geschikt zijn. Ze moeten kunnen overleven bij weinig regenval. De meest geschikte
boomsoort lijkt de Faidherbia Albida die ook wel Ana-boom wordt genoemd. De Ana-boom komt in een groot deel van Afrika voor en ook in het Midden-Oosten. Afhankelijk van het klimaat kan die boom tussen zes en dertig meter hoog worden.
Alternatieve projecten
Tegenstanders vinden dat er alternatieven zijn door de boeren overal aan te zetten tot vergroening van het land en verwijzen daarbij naar ontwikkelingen die in het zuiden van Niger al plaatsvinden (2016). Het aantal bomen is daar in 25 jaar 20 maal zo groot geworden. Vóór die tijd waren de bomen van de staat en kapten de boeren ze als hen dat uitkwam. Nu zij de bomen, evenals de landbouwgronden, in eigendom hebben worden ze onderhouden en zijn er miljoenen bijgekomen omdat het voordeel van de bomen groot is. Ze zorgen namelijk voor schaduw en voor minder windsnelheid waardoor het water minder verdampt. Ook in het noorden van Ethiopië worden de bomen door de boeren onderhouden.
Financiering door grote organisaties
Maar ondanks alle tegenstand heeft De Global Environment Facility, een dochter van de Wereldbank, vele miljoenen beschikbaar gesteld (2016) om het project te realiseren. Ook de FAO en UNDP, organisaties van de VN, zijn mede financierders van het project.