Grondwerk - oefeningen aan de lange lijnen
Aan de lange teugel kun je ontzettend veel oefeningen doen. Doordat het paard aan de lange lijnen voorop loopt leert het de trainer en zichzelf te vertrouwen. Bovendien kun je het paard op deze manier de basishulpen en commando's leren en hem soepel maken. In dit artikel worden enkele oefeningen besproken die je kunt uitvoeren zodra de basis van het lange lijnen bekend is.
Zit de basis van het werken aan de lange lijnen erin? (Informatie over beginnen met lange lijnen vindt u in het artikel
Beginnen met het werken aan de lange lijnen.) Dan kun je nu beginnen met allerlei leuke oefeningen.
Draf
Begin, wederom op basis van stemcommando’s met overgangen van stap naar draf en weer terug. Doordat jij verder naar binnen loopt dan het paard kun jij als het goed is gewoon blijven lopen.
Maak veel overgangen om de bedoeling duidelijk te krijgen en ook om de achterhand van het paard te stimuleren. Luistert het paard goed naar de commando’s, voeg dan ook enkele figuren toe. Leer het paard ook in draf van hand veranderen. Het is belangrijk dat het paard gewoon doordraaft, ook als jij aan de andere kant komt lopen.
Balkjes
Met balken kun je allerlei oefeningen doen. Hieronder vind je enkele voorbeelden:
- Leg een aantal balken op de grond en laat het paard daarover heen stappen. Herhaal dit in draf.
- Balken kunnen ook gebruikt worden om het paard zijwaarts te leren gaan. Laat het paard met de voorbenen voor de balk staan en met de achterbenen achter de balk. Ga naast de flank van het paard staan en vraag het paard opzij. Verlicht de druk zodra het paard zijn gewicht de goede kant op verplaatst. Herhaal dit tot het paard echt een stap opzij zet.
- Je kunt de balken ook als een gangetje neerleggen. Begin simpel, met twee balken waar het paard tussendoor moet lopen. Als dit goed gaat kun je met meer balken werken, leg ze bijvoorbeeld neer in een hoek van 90 graden. Dit principe kun je steeds verder uitwerken.
Pionnen
Enkele oefeningen die je met pionnen kunt doen:
- Zet een rijtje pionnen neer en slalom er doorheen.
- Zet twee pionnen neer en draai er achtjes omheen.
Overige materialen
Werk met andere materialen, zoals zijltjes om overheen te lopen, vlaggetjes en bogen om onderdoor te lopen etc. Doordat het paard bij het lange teugelen voorop loopt kan het toch heel wat onzekerder blijken dan wanneer je een normale schriktraining doet.
Stelling en buiging
Als je paard en jij goed op elkaar ingespeeld zijn, dat wil zeggen als hij goed naar je stemcommando’s luistert en zich makkelijk laat sturen, kun je hem moeilijkere dingen vragen. Je kunt voor deze oefeningen het best naast de flank van je paard lopen (in plaats van schuin achter het paard).
Allereerst is het van belang dat het paard netjes op de hoefslag blijft lopen en niet naar binnen valt. Begrens het paar daarom met de buitenteugel. Vraag stelling met de binnenteugel (gooi de buitenteugel daarbij niet los) en zorg met je lichaam dat het paard niet naar binnen valt maar netjes op de hoefslag blijft lopen. Herhaal dit ook op de andere hand. Vraag in het begin niet meer dan een paar passen stelling. Vraag het paard daarna weer recht vooruit te lopen. Ook als het paard echt naar binnen valt is het verstandig om het weer recht te maken en opnieuw te beginnen.
Als dit goed gaat vraag je het paard om op drie sporen te komen. Dit betekent dat het buitenachterbeen op één spoor loopt, het buitenvoorbeen en het binnenachterbeen op een tweede spoor en het binnenvoorbeen van de hoefslag af op een derde spoor.
Begrens het paard ook nu met de buitenteugel en je lichaam. Terwijl je met de binnenteugel buiging vraagt. Vraag ook nu niet meer dan enkele passen, richt het paard daarna weer recht. Deze oefeningen kosten veel geduld. Als het paard soepeler wordt gaat het vanzelf gemakkelijker.