De vampiervleermuis: een bloeddorstige Dracula
De vampiervleermuis komt voor in delen van Zuid-Amerika en deze kleine bloeddorstige Dracula's staan daar bekend als gevaarlijke en dodelijke dieren. De vampiervleermuizen zijn nachtdieren en leven samen met soortgenoten in nesten. Ze leven alleen van bloed. Meestal gaat het om het bloed van vee, huisdieren of vogels, maar mochten ze dat niet kunnen vinden dan kunnen ze zich ook vergrijpen aan mensen.
Inhoud
De vampiervleermuis
Er zijn drie verschillende soorten vampiervleermuizen: de gewone vampier (Desmodus rotundus), de ruigpootvampier (Diphylla ecaudata) en de witvleugelvampier (Diaemus youngi). Deze drie vampiers lijken qua uiterlijk niet op elkaar, maar voeden zich wel alle drie alleen met bloed. Alle vampiervleermuizen zijn nachtdieren; als het donker is trekken ze eropuit en vallen ze het vee aan. Ze drinken daarbij het dubbele van hun eigen lichaamsgewicht. Daarna vliegen ze terug naar het nest en braken een gedeelte van het bloed op zodat ze hun kinderen daarmee kunnen voeden.
Voortplanten
De vampiervleermuis heeft vier keer per jaar een eisprong, dus ze hebben vier keer per jaar de kans om zich voort te planten. Zodra er een bevruchting plaatsvindt gaat het in de meeste gevallen om een eenlingzwangerschap, een meerlingzwangerschap is namelijk zeer zeldzaam bij de vampiervleermuis. De dracht duurt tussen de 205 tot 219 dagen. Zodra de babyvampiervleermuis is geboren drinkt hij de eerste zes maanden melk bij de moeder en na twee maanden voedt de moeder hem ook bij met het bloed dat ze opbraakt. Na één jaar hebben de kleintjes het volwassen gewicht bereikt maar blijven nog wel een aantal jaren bij de moeder. De vrouwtjes zijn met twee jaar geslachtsrijp en de mannetjes zijn dit al met één jaar. De vampiervleermuizen kunnen een leeftijd bereiken van 18 jaar.
Prooi aanvallen
De vampiervleermuis heeft een warmtesensor waardoor hij zijn prooi makkelijk van een afstand kan opsporen. Op het moment dat hij bij zijn prooi is, zal hij die onopvallend besluipen. In de meeste gevallen zal de vampiervleermuis het vee net boven de hoeven bijten maar voordat hij bijt zal hij eerst het overbodige haar wegknagen en daarna via zijn tanden een klein sneetje boven de hoef maken. Het speeksel van de vampiervleermuis bevat draculine, dit is een antistollingsmiddel. Doordat het bloed niet kan stollen zal het wondje lang blijven bloeden zodat de vampiervleermuis gemakkelijk het bloed kan oplikken. Daarnaast bevat het speeksel ook de eigenschap dat het een licht verdovende werking heeft, waardoor de prooi er meestal niks van merkt.
Ziektes
Ongeveer 0,5 procent van de vampiervleermuizen draagt het rabiësvirus bij zich, ook wel het hondsdolheids- of lyssavirus genoemd. Rabiës kan worden overdragen op de prooi, waardoor deze zonder behandeling altijd zal sterven. Naar schatting sterven er alleen al 100.000 koeien per jaar.
Vaccin
In Nederland is er een vaccin tegen hondsdolheid, het is dan ook belangrijk te weten als iemand afreist naar een land waar hondsdolheid heerst zoals in Zuid-Amerika waar de vampiervleermuis leeft, de persoon zich van tevoren laat vaccineren. Dit verkleint de kans op hondsdolheid. Het vaccin wordt in drie stappen gegeven: drie weken lang wordt er elke week een injectie gegeven. Dit vaccin zorgt ervoor dat er op het moment dat de persoon rabiës oploopt, het lichaam antistoffen tegen het virus gaat aanmaken. Om deze bescherming te behouden is het nodig een jaar na de drie injecties een herhaalinjectie te halen en daarna iedere twee tot vijf jaar om beschermd te blijven. Wel is het nodig, indien vermoed wordt dat een persoon wel besmet zou kunnen zijn geraakt, direct contact op te nemen met een arts om nogmaals een injectie te krijgen met het antiserum. In Nederland wordt het vaccin ook aangeboden voor dieren; bij de dierenarts kan een huisdier worden ingeënt tegen rabiës. Dankzij deze vaccinaties in Nederland, komt rabiës in Nederland zelden voor.
Besmetting hondsdolheid
Als er toch een besmetting plaatsvindt door een vampiervleermuis met het rabiësvirus en er wordt niet meteen een behandeling gestart met een vaccin, dan zal het virus de hersenen aantasten. Het slachtoffer zal daardoor veranderen in zijn gedrag. Met hondsdolheid is er altijd een incubatietijd en dit hangt af van de plek waar is gebeten: hoe verder van de hersenen, hoe langer de incubatietijd. Daarom wordt er altijd gezegd dat de incubatietijd varieert tussen de twee weken en een paar maanden.
Symptomen hondsdolheid
Zowel bij mensen als dieren zijn de symptomen vrijwel hetzelfde, er treden namelijk gedragsveranderingen op. Mensen en dieren kunnen heel agressief of juist heel erg rustig worden, onzeker lopen of erg vermageren. In een later stadium zal een dier of persoon gaan kwijlen doordat de kaakspieren verlammen en zal daarna sterven.