Afwijkingen van het paardengebit
Afwijkingen aan het paardengebit komen relatief vaak voor maar de symptomen of problemen die het paard vertoont, verwijzen niet altijd meteen naar de oorzaak in de mond. Zo kunnen problemen tijdens het rijden na onderzoek door een dierenarts naar het gebit terug te leiden zijn. Het is daarom belangrijk om het gebit van het paard regelmatig door dierenarts of paardentandarts te laten controleren.
Afwijkingen als gevolg van het wisselen van de tanden
Soms kan het tijdens het wisselen gebeuren dat de melktanden niet uitvallen wanneer de definitieve snijtanden of kiezen doorkomen. Melktanden hebben een kleine wortel en vooral de kiezen slijten flink af zodat er slechts een dun schijfje overblijft tijdens het wisselen.
Wanneer de melksnijtand niet uitvalt wanneer de definitieve tand doorkomt, kan dit zorgen voor een afwijkende stand van de snijtanden waarbij de definitieve tand te ver naar voren of naar achteren gedwongen wordt en zo niet meer in lijn staat met de andere snijtanden. Het is aan te raden om de melktand te laten verwijderen door de dierenarts om problemen op latere leeftijd te voorkomen. De definitieve tand zal dan de normale positie weer innemen.
Wanneer de melkkies niet uitvalt, blijft deze als een dopje op de definitieve kies zitten, vandaar de benaming "doppen op de tanden". Doppen hebben vaak scherpe randjes en kunnen hiermee ontstekingen van het tandvlees veroorzaken. Daarnaast zorgt een dop ervoor dat de onder- en bovenkaak niet meer op elkaar aansluiten en het voedsel niet meer optimaal vermalen wordt. Een dop veroorzaakt dus veel problemen en soms ook pijn en het is aan te raden om de melkkies door de dierenarts of tandarts te laten verwijderen.
Soms ontstaan cystes aan de uiteinden van de kieswortels. Deze cystes veroorzaken een woekering van bot en daardoor ontstaan er benige verdikkingen aan de onderkant van de onderkaak of het voorste gedeelte van de bovenkaak. De verdikkingen zijn niet pijnlijk en verdwijnen meestal vanzelf zodra het wisselproces voorbij is. Deze cystes zijn dus onschuldig maar in een enkel geval leidt een cyste tot een kieswortelontsteking en dit is wel pijnlijk en dient behandeld te worden door een dierenarts.
De wolfskies
De wolfskies is een rudimentair kiesje met een hele kleine wortel. Het is een overblijfsel van een in de evolutie verdwenen kies maar bij sommige paarden komen er toch nog restanten van deze kies voor. Wanneer de wolfskies vlak voor de eerste kies zit, geeft dat veel klachten, vooral tijdens het rijden met een bit. Het bit komt tegen het wolfskiesje en het paard reageert hierop in een pijnreactie door het hoofd omhoog te brengen. Een wolfstand is pijnlijk voor het paard en ongewenst tijdens het rijden of mennen dus geadviseerd wordt een wolfstand te laten verwijderen.
Wanneer de wolfstand door het tandvlees gebroken is, is het verwijderen eenvoudig en verdoving is dan vaak niet nodig. De dierenarts of paardentandarts plaatst een tang op het wolfskiesje en met wat voorzichtig heen en weer bewegen laat het kiesje al snel los. Als de wolfskies nog bedekt is met tandvlees, noemen we dit een blinde wolfskies. In dit geval moet de dierenarts het paard wel plaatselijk verdoven en een snede in het tandvlees maken om zo de wolfskies vrij te leggen. Hierna is het trekken van de tand net zo eenvoudig als bij een doorgebroken wolfskies. Nabehandeling is vaak onnodig, het wortelgat is ondiep en hoeft bijna nooit gehecht te worden. Enkele dagen zonder bit werken is voldoende om het tandvlees te laten genezen en na een dag of 5 kan het paard weer volop aan het werk.
Afwijkingen van het normale aantal tanden
Heel zelden komt het voor dat een paard een snijtand of kies mist. Vaker komt het voor dat er één of meerdere tanden teveel in de mond groeien, dit noemt men polydontie. Deze extra tanden kunnen achter de tandenrij groeien maar ook in het gehemelte van de mond. Extra tanden die niet in de tandenrij staan en niet afslijten door de maalbewegingen tijdens het eten, blijven doorgroeien en dit zorgt voor problemen in de mond. Behandeling bestaat er dan uit de tand indien mogelijk te trekken of de tand regelmatig kort te vijlen.
Wanneer het paard tanden ontwikkelt buiten de mond, spreken we over heterodontie of een zwerfkies. Zwerfkiezen komen vaak voor aan de basis van het oor of in de schedel. Wanneer zwerfkiezen problemen veroorzaken, moet eerst met behulp van röntgenfoto's en eventueel een MRI-scan de precieze ligging bepaald worden en bekeken worden door gespecialiseerde artsen of verwijdering haalbaar is. Soms kan het voorkomen dat er geen behandeling mogelijk is en de zwerfkies niet verwijderd kan worden.
Afwijkingen in de stand van de tanden
Een afwijkende stand van de tanden is bijna altijd het gevolg van een ongeluk waarbij de mond en/of tanden beschadigd werden. Zo kunnen tanden scheef komen te staan wanneer deze op jonge leeftijd los komen te zitten als gevolg van een val of een klap op de mond. Aangeboren afwijkingen komen ook voor maar dan is het vaak geen scheefstand maar een gedraaide of gekantelde tand.
Behandeling voor deze problemen is relatief simpel, de tanden moeten in de juiste vorm gevijld of gefreesd worden. In het uiterste geval kan een te scheve tand die het tandvlees, wang of tong beschadigt verwijderd worden maar met een goede controle en onderhoud kunnen scheve tanden soms toch behouden blijven. Dit is ook aan te raden omdat het trekken van een snijtand of kies altijd problemen geeft met het doorgroeien van de tegenoverliggende tand.
Een weinig voorkomend probleem is het scheefgroeien van met name de kiezen in de lengterichting waardoor er holtes tussen de kiezen ontstaan. Aan het kauwoppervlak is vaak maar een kleine opening te zien terwijl de afstand aan de basis veel groter is. Tijdens het eten worden voedselresten in deze holte samengeperst tot deze zo vol is dat er druk op het tandvlees ontstaat en het paard pijn voelt. Het paard zal hierdoor eerder stoppen met eten of proberen het voedsel aan de gezonde kant te vermalen.
Behandeling van deze afwijking is relatief eenvoudig maar moet regelmatig herhaald worden. De holte tussen beide tanden wordt opengemaakt aan het kauwoppervlak waardoor het voedsel niet meer samengeperst wordt. Omdat de tanden blijven groeien en de groeirichting duidelijk scheef is, zal een dergelijke behandeling slechts kort effect hebben, na verloop van tijd groeien de tanden weer naar elkaar en ontstaat er weer een kleine holte waarin het voedsel samengeperst wordt.
Doorgroeien van de tanden
Paardentanden blijven het hele paardenleven doorgroeien om slijtage van de tanden te verminderen. Wanneer een tand ontbreekt in de tandenrij kan de tegenoverliggende tand te ver doorgroeien omdat deze niet meer afslijt. Dit geeft problemen bij het kauwen van het voedsel en ook tijdens het rijden. Tijdens het vermalen van het voedsel, horen de boven- en onderkaak in een horizontale beweging vloeiend over elkaar heen te glijden. Wanneer er een tand uit de tandenrij steekt, wordt dit mechanisme verstoord en zal het paard proppen maken en na verloop van tijd zelfs vermageren.
Zodra men het paard aan de teugel wil rijden, buigt het paard de hals en trekt het de onderkaak licht naar achteren. Wanneer de te lange tand klem komt te zitten in het tegenoverliggend gat, kan dit mechanisme niet meer plaatsvinden en kan het paard niet nageven. Dit geeft aanleuningsproblemen en soms zelfs echt verzet van het paard.
Soms vertoont het paard deze symptomen maar ontbreekt er tijdens het onderzoek door tandarts geen tand. In een dergelijke geval is er dan vaak sprake van een te zachte of een te harde tand. Een te zachte tand heeft te weinig natuurlijke aangemaakte email (glazuur) rond het tandbeen waardoor deze te weinig beschermd is tegen de slijtage van de tegenoverliggende tand. Soms is het email van een tand zo hard dat het de tegenoverliggende tand kan beschadigen en volledig afslijten ondanks de goede glazuurlaag van de getroffen tand.
De behandeling bestaat uit het regelmatig inkorten en vijlen van de te lange tand om te voorkomen dat deze klem komt te zitten in het tegenoverliggend gat.
Haken op de tanden
Het belangrijkste onderdeel van de voedselvertering is het vermalen van het voedsel door de kiezen. Om dit zo optimaal mogelijk te laten verlopen hebben boven- en onderkaak een verschillende vorm. De bovenkaak is breder dan de onderkaak en de tanden van de bovenkaak steken verder naar buiten dan de tanden van de onderkaak. De onderkaak kan onafhankelijk van de bovenkaak bewegen en tijdens het vermalen van het voedsel glijdt de onderkaak in een horizontale beweging heen en weer onder de bovenkaak. Wanneer de kiezenrij onregelmatig is, vermindert de effectiviteit van het vermalen en kunnen er afwijkingen aan de kiezen ontstaan.
Een belangrijke afwijking die ontstaat door het natuurlijk kauwmechanisme zijn haken op de tanden. In dit geval wordt niet het gehele oppervlak van de kiezen gebruikt om te kauwen en slijten de kiezen niet gelijkmatig over het hele oppervlak. Aan de zijkanten ontstaan dan scherpe punten die in de wang of tong kunnen prikken. Grote en scherpe haken kunnen problemen met kauwen en rijden geven. Behandeling hiervoor is eenvoudig, de paardentandarts of dierenarts vijlt de scherpe puntjes weg en brengt de kiezenrij weer in balans.
Afwijkingen van de rijen met kiezen
Soms heeft een paard een golvend of trapvormig gebit, hiermee wordt bedoeld dat de kiezen niet allemaal even lang zijn. De oorzaak kan liggen in het ontbreken van een tand of verschillen in hardheid van de verschillende tanden waardoor de tegenoverliggende kiezen onregelmatig afgesleten zijn. De tandarts of dierenarts kan een dergelijk gebit relatief eenvoudig weer uitbalanceren met een rasp.
Bij oudere paarden wordt nog wel eens een glad gebit gezien. Hierbij zijn de ribbels op het kauwoppervlak helemaal weggesleten en vermindert de maalfunctie van het gebit sterk. Hier is geen behandeling voor maar de eigenaar van een dergelijk paard moet de voeding aanpassen zodat het paard geen gewicht verliest als gevolg van een verminderde voedselopname.
Afwijkingen van boven- en onderkaak
De belangrijkste afwijking van de bovenkaak is de varkensmond of overbijter. Hierbij is de bovenkaak verhoudingsgewijs te lang of de onderkaak te kort. De snijvlakken van de snijtanden van de bovenkaak raken het snijvlak van de snijtanden in de onderkaak gedeeltelijk of helemaal niet meer, dit zorgt ervoor dat de snijtanden niet afslijten en blijven doorgroeien. De snijtanden van de onderkaak kunnen bij onvoldoende onderhoud van het gebit het tandvlees van de bovenkaak beschadigen. In het geval van een overbeet kan het probleem zich van de snijtanden naar de kiezen verplaatsen. Doordat de bovenkaak te ver naar voren ligt, slijten de voorste kiezen van de bovenkaak niet voldoende af want deze raken de onderkiezen niet meer. Gevolg hiervan is dat er haken op de kiezen ontstaan of dat de kiezen zo lang kunnen worden dat ze het tandvlees beschadigen en problemen geven tijdens het rijden. Ook de achterste onderkiezen slijten niet meer af omdat de bovenste kiezen te ver naar voren liggen en hier ontstaan ook haken en lange kiezen.
Behandeling van een overbeet moet heel regelmatig gebeuren om problemen te vermijden. De tandarts of dierenarts kan de overbeet niet verhelpen, de enige behandeling bestaat uit het vijlen of slijpen van de voortanden en kiezen zodat de natuurlijke kauwbeweging weer kan plaatsvinden.
Bij een onderbeet is de onderkaak verhoudingsgewijs te lang ten opzichte van de bovenkaak. Hier ontstaan dezelfde problemen als bij de overbeet maar dan op de tegenovergestelde plekken en ook de behandeling is gelijk.