Ongewervelde dieren - Ringwormen
Eén van de groepen dieren binnen de ongewervelden is de groep van de ringwormen. Regenwormen, borstelwormen en bloedzuigers behoren tot deze groep. Een belangrijk kenmerk van ringwormen is het lichaam dat uit vele ringvormige segmenten bestaat. Een deel van deze dieren leeft in de zee, andere in zoet water en weer andere op het land onder de grond. De grootte van ringwormen varieert sterk, van één millimeter tot enkele meters lang.
Ringwormen
Eén van de groepen die tot de ongewervelde dieren behoort is de groep van de ringwormen, ook wel gelede wormen genoemd. Ze worden zo genoemd omdat het lichaam van deze dieren verdeeld is in vele segmenten, een soort ringen. Over het algemeen hebben ringwormen een lang lichaam. Ze hebben geen hard skelet waardoor ze beschermd worden en moeten dus op een andere manier zien te overleven. Er zijn duizenden verschillende soorten ringwormen, die weer onder te verdelen zijn in drie groepen: regenwormen, bloedzuigers en borstelwormen.
Waar leven ringwormen?
Ondanks dat er zeer veel ringwormen zijn, zien we er over het algemeen niet zoveel. Dat komt doordat veel ringwormen onder de grond leven. Omdat ze geen hard skelet hebben dat ze tegen vijanden beschermt en ze ook niet hard weg kunnen rennen of vliegen, biedt een leven onder de grond een relatief veilige omgeving. Veel regenwormen leven bijvoorbeeld onder de grond.
Andere ringwormen leven in het water, zoals zeemuizen en slingerwormen. Zeemuizen, die tot de borstelwormen behoren, leven op de bodem van zeeën en oceanen. Zijn naam dankt hij aan zijn lichaam dat is bedekt met een soort bruine of grijze haren die op die van een muis lijken. Slingerwormen, een soort regenwormen, leven niet in de zee, maar in zoet water. Ook veel bloedzuigers zijn in zoet water te vinden, hoewel een deel op het land of in zout water voorkomt. Een andere reden dat ringwormen in het water of in de natte aarde leven, is hun huid, waardoor ze adem halen. Deze is dun en moet vochtig blijven, waardoor zeeën, rivieren en vochtige aarde een goede leefomgeving vormen.
Regenwormen
Zoals genoemd leven veel regenwormen onder de grond. Ze hebben er geen probleem mee om zich door de aarde te bewegen. Hiervoor maakt de regenworm gebruik van de segmenten waaruit zijn lichaam bestaat. Hij trekt ze samen en rekt ze vervolgens uit, waardoor hij zich voortbeweegt. Op deze manier kunnen ze zowel voor- als achteruit bewegen. Regenwormen eten voedsel dat ze tegenkomen in de grond, zoals bladeren en andere delen van planten die wegrotten in de aarde. Dit is niet alleen gezond voor de regenworm, maar ook voor de vruchtbaarheid van de bodem. De dode plantenresten worden namelijk, evenals resten van dieren, afgebroken, waardoor de aarde vruchtbaar blijft. Ook zorgen de wormen ervoor dat de aarde losgewoeld wordt. Hierdoor kan er water en lucht in de grond komen, wat een betere bodem biedt aan planten.
Ook slingerwormen behoren tot de regenwormen. Slingerwormen leven in het zoete water van bijvoorbeeld rivieren, meren en sloten waar ze vaak in de modder te vinden zijn. Deze worm haalt net als andere ringwormen adem door zijn huid. Dit doet hij door zuurstof uit het water op te nemen. Ze maken hierbij slingerende bewegingen met hun achterlijf.
Veel regenwormen zijn niet erg groot, hoewel er ook soorten zijn die wél zeer lang worden. De Gippslandregenworm, die in Australië voorkomt, wordt bijna één meter lang. In Australië en Zuid-Afrika leven zelfs soorten die een lengte van meerdere meters bereiken.
Bloedzuigers
Bloedzuigers zijn ringwormen die aan beide kanten van hun lichaam een zuignap hebben. Deze gebruiken ze bij het voortbewegen. De bloedzuiger maakt zijn gelede lichaam lang en zet de zuignap aan zijn voorkant vast. Dan laat hij de zuignap aan de achterkant van zijn lichaam los, trekt zijn lijf weer in elkaar en voegt deze zuignap bij de voorste. Dan laat hij de voorste zuignap weer los, maakt zich opnieuw lang, enzovoort. Veel bloedzuigers zijn maar een paar centimeter groot, of zelfs kleiner dan één centimeter. Er zijn echter ook soorten die wel dertig centimeter lang kunnen worden, zoals de paardenbloedzuiger.
Bloedzuigers danken hun naam aan de manier waarop een deel van hen aan voedsel komt. Ze zuigen zich namelijk vast aan een slachtoffer, dat een dier maar ook een mens kan zijn, om vervolgens bloed op te zuigen. Toch is dit niet de enige manier om voedsel te verkrijgen. Veel bloedzuigers eten kleine dieren zoals andere wormen en larven van insecten, die ze soms in één keer doorslikken.
Borstelwormen
Borstelwormen zijn ringwormen met borstelige haren langs hun lichaam. Aan elk van de lichaamssegmenten bevindt zich een paar poten. De meeste borstelwormen leven in de zee, sommige langs de kust en andere op de bodem van de zee. Zeeduizendpoten leven bijvoorbeeld langs de kust, vaak in getijdenpoelen. Wanneer het eb is, blijft een zeeduizendpoot in de gang die hij in de bodem heeft gemaakt. Als het vloed wordt, gaat hij op zoek naar voedsel. Ze eten onder meer zeewier en kleine diertjes.
Een deel van de borstelwormen leeft in een koker. Deze maken ze zelf. Dit geldt bijvoorbeeld voor waaierwormen en pauwenstaartkokerwormen. Zo’n koker biedt bescherming aan de worm die erin zit. Wanneer er geen gevaar dreigt, steekt bijvoorbeeld een pauwenstaartkokerworm de tentakels die hij heeft, buiten de koker. Zijn lichaam blijft veilig in de koker, terwijl de tentakels op en neer bewegen in het water. Voedseldeeltjes die langsdrijven blijven aan de tentakels hangen, waarmee de worm zijn maaltijd bij elkaar verzamelt. Pauwenstaartkokerwormen kunnen kokers van 25 centimeter lang hebben. Verder varieert de grote van borstelwormen sterk. Sommige soorten zijn maar één millimeter lang, terwijl andere een lengte van bijna drie meter bereiken.