Lobelia inflata, gezwollen lobelia, een oud astmamiddel
Lobelia behoort tot de klokjesachtigen (Campanulaceae) en is genoemd naar de botanicus Matthias de Lobel, de privé-arts van koning James I. De plant is afkomstig uit de Verenigde Staten en Canada en groeit daar in weilanden en op moerassige gronden. Het kan zonder problemen bij ons als vijverplant gekweekt worden .
Van de echte klokjes verschilt deze verwante familie door de tweezijdig symmetrische bloemen, die bijna altijd een tweelippige bloemkroon bezitten, het tweehokkige vruchtbeginsel en de blijvend tot een buis verenigde helmknopjes. De bovenlip is uit drie, de onderlip uit twee delen samengesteld (juist andersom dan bij de lipbloemigen), maar voor het ontluiken draait de bloemsteel zich om, evenals bij de orchideeën, zodat de bovenlip de onderlip wordt. Lobelia inflata heeft een betrekkelijk kleine wortel, waaruit zich een kruidachtige stengel ontwikkelt, die kantig is en aan de basis geelachtig behaard, hogerop onbehaard. Aan de voet is de stengel dikwijls roodachtig of paars aangelopen, terwijl de stengellijsten smalgevleugeld zijn. Bij aansnijden vloeit melksap naar buiten.
De bladeren zijn verspreid, zonder steunblaadjes. De onderste bladeren zijn gesteeld en spatelvormig, de bovenste zittend en eivormig. De onderste bladeren zijn stomp, de bovenste spits. Alle zijn ze enkelvoudig, onregelmatig gekarteld, de tandjes in een wit puntje eindigend, langs beide kort behaard. De bloem is ongeveer lcm lang, lichtpaars gekleurd met een gele vlek op de onderlip. Het is een éénjarige plant die een hoogte van 60cm kan bereiken.
Etymologie van Lobelia
Lobelia is een uitheemse plant, maar heeft wel verschillende volksnamen die verwijzen naar het gebruik in de landen van herkomst.
Zo gebruikt men de namen Indiaanse tabak en braakkruid. De Indianen hadden de overeenkomst met de echte tabak ontdekt en gebruikten het gedroogde en fijn gehakte kruid als tabak. Het zou echter nog enkele eeuwen duren alvorens de Westerse geneeskunde deze overeenkomst ook wetenschappelijk kon staven. De tweede benaming (braakkruid) is ook niet verwonderlijk vermits het kruid braken veroorzaakt wanneer er te veel van wordt ingenomen. In Indië wordt een verwante soort, Lobelia nicotianaefolia, reeds eeuwen gebruikt voor de behandeling van zowel bronchitis als astma. In Peru en Chili groeit een grotere soort, Lobelia tupa, waarvan de bladeren door de Mapuche-indianen gebruikt worden als bedwelmend middel. Niet verwonderlijk dat deze lobelia's wel eens als smartdrug aangeboden worden.
Oud syffilismiddel
Kruidengenezers kregen een nieuwe impuls bij de verovering van Amerika. Men bestudeerden de planten die in gebruik waren bij de Indianen en artsen begonnen deze te gebruiken bij hun patiënten. Met wisselend succes overigens. Zo kreeg een verwante soort de officiële benaming Lobelia siphilitica. Deze plant werd gebruikt bij de behandeling van Engelse soldaten die besmet waren met syfilis. Het resultaat moet in ieder geval gunstig geweest zijn, gezien de grote bekendheid die het kruid kreeg.
Inhoudstoffen
Van dit kruid gebruikt men de bovengrondse delen. Het kruid, evenals de zaadpeulen, worden aan het einde van de bloeiperiode, in augustus en september, verzameld . De plant bevat een aantal alkaloïden met als voornaamste het lobeline. Het totaal alkaloïdegehalte bedraagt ongeveer 0,48% . Naast lobeline komen er nog nevenalkaloïden voor, maar wel in kleinere hoeveelheden : lobelanine, lobelidine, norlobenanine, e.a. Andere inhoudsstoffen zijn de bitterstof lobelacrin, een sterk ruikende etherische olie (labelianine), hars, gom, vetten en chelidonzuur.
Farmacologische werking
Lobeliapreparaten behoren tot de analeptica. Ze hebben een stimulerend effect op het centrale zenuwstelsel en werken spasmolytisch. In tegenstelling tot de andere alkaloïdbevattende planten, wijkt de werking van lobelia af van de werking van zijn voornaamste alkaloïd, het lobeline. Lobeline verhoogt in sterke mate, doch kortstondig, de ademhalingsfrequentie en het ademvolume. Het werd subcutaan, intra-musculair, intraveneus of intracardiaal geïnjecteerd. Deze injecties worden toegepast bij ademhalingsdepressies; o.a. bij vergiftiging met alcohol, morfine, barbituraten en kool-monoxyde en bij narcosevergiftiging (chloroform), ongevallen of asfyxie van pasgeborenen. Bij te hoge doseringen kunnen bradycardie, bloeddrukverlaging en arytmie optreden. Intoxicatieverschijnselen zijn misselijkheid, braken, diarree met krampen, angst en urineerdrang.
Het lobeliakruid wordt door sommige kruidenspecialisten als een zeer algemeen bruikbaar kalmeringsmiddel beschouwd. In het algemeen heeft het een remmende werking op het centrale en autonome zenuwstelsel. Bovendien werkt het op de interactie tussen zenuwen en spieren. Van de Noord-Amerïkaanse indianen werd het door de fysiomedische school voor kruidengenezers geadopteerd als één van de beste ontspanningsmiddelen. Zij gebruikten het om pijn tengevolge van krampen te behandelen. Het werkte vooral ontspannend en niet verdovend zoals van opium. Het is zeer goed bij astma en bronchitis omdat het ook slijmoplossend is. Aan de ene kant wordt de slijmproductie en het ophoesten van slijm bevorderd, terwijl het aan de andere kant de ademhalingsspieren ontspant. Deze werkingen kan men holistisch noemen, een combinatie van stimulatie en ontspanning.
Lobelia inflata, oude kruidenglorie die niet meer in de officiële geneeskunde noch in de kruidengeneeskunde gebruikt wordt, alleen in de homeopathie is het, verdund nog een regelmatig gebruikt middel..
Namen
- Indian-tobacco ,
- lobélie enflée, tabac indien,
- indianischer Tabak, Lobelie,
- hierba del asma tabaco indio