Voortplanting van mossen in Nederland
Mos in het gras, mos op daken en boomstammen. Overal vinden we mos. Groen mos maar ook mos wat felrood tot knaloranje is. Mos op steeltjes, mos als parapluutjes. Mos als een groen tapijt maar ook tussen de kleinste spleten en in het gras. We zijn er niet altijd blij mee. Met prachtige namen zijn er in Nederland ongeveer 650 verschillende soorten mossen. Mossen kunnen zich op twee manieren voortplanten: geslachtelijk en ongeslachtelijk.
Geslachtelijke voortplanting
Een mos is een sporenplant. In een spoor zijn alle chromosomen (de dragers van de erfelijke informatie) in enkelvoud aanwezig. Bij de juiste omstandigheden zullen er zaadcellen en eicellen geproduceerd worden. Belangrijk voor de geslachtelijke voortplanting en dus de vermeerdering van mossen. De zaadcellen zitten meestal in een bolletje of zakje op een steeltje.
Sporenkapsel
Het jonge sporenkapsel is aanvankelijk niet meer dan een iel, gekleurd stengeltje met een kleine verdikking aan de top. Die verdikking groeit uit tot het sporendoosje. Een langwerpig of bolvormig doosje op een steel. In het doosje zitten de sporen. Als de sporen rijp zijn, springt het doosje open en zorgt de wind voor verdere verspreiding. Wanneer er voldoende vocht in de grond en in de lucht aanwezig is, zal het mos mannelijke en vrouwelijke geslachtsorganen creëren. Van eenhuizig mos spreken we wanneer beide geslachtsorganen op hetzelfde mos zitten. Van tweehuizig mos wanneer óf alleen de mannelijke óf alleen de vrouwelijke geslachtsorganen voorkomen op het mos. Alleen bij voldoende vocht, zal de mannelijke zaadcel zich kunnen bewegen naar de vrouwelijke eicel.
Sporen tussen de rozetten
Het lijkt zoveel op bloeiend mos maar dat is het dus niet. Een sporenplant bloeit niet. Dit zijn de mannelijke katjes van het zandhaarmos. Het lijken rozetten maar tussen de tussen de rozetten zitten de mannelijke geslachtsorganen. De zaadcellen worden verspreid als er een regendruppel op valt en uit de zaadcellen zo verspreid worden.
Na de bevruchting ontwikkelt zich een sporenkapsel. Een dun doorschijnend steeltje met bovenaan het steeltje een verdikking. De steeltjes kunnen mooi rood, oranje, groen of geel gekleurd zijn en heel bijzonder om te zien wanneer de zon erop schijnt. In de verdikking bovenaan het dunne steeltje zitten de sporen in. De verdikking groeit uit tot een sporendoosje met een dekseltje of huikje genoemd. Dit dekseltje kan gesnaveld zijn of kegelvormig.
Een dekseltje of huikje
Het gewoon haarmos heeft een dekseltje met een snaveltje. In het sporendoosje zitten tandjes die voorkomen dat de sporen te vroeg uit het sporendoosje vallen, voor het geval het dekseltje vroegtijdig opengaat. Pas wanneer de weersomstandigheden gunstig zijn, wanneer het droog is, zullen de rijpe sporen het sporendoosje verlaten. Als de sporen rijp zijn, gaat het dekseltje of huikje open en zorgt de wind voor verdere verspreiding. De sporen kunnen soms wel jaren liggen voordat ze zich ontwikkelen tot een mosje. De sporen zijn goed bestand tegen het klimaat in Nederland en zoeken zelf de meest gunstigste omstandigheid uit om te gaan groeien.
Ongeslachtelijke voortplanting of vegetatieve voortplanting
De ongeslachtelijke voortplanting bij mossen lijkt een beetje op het stekken of scheuren bij planten, bomen en struiken. Zo kunnen mossen dit ook. Door afgebroken stukjes mos die elders verder groeien en zo een nieuw mosje te maken. Ongeslachtelijke voortplanting kan op diverse manieren:
- er ontstaat een matje wanneer de spore zich hecht;
- het mosplantje breekt af en maakt zo een nieuw mosje (fragmentatie);
- via broedlichamen:
- broedtakjes (o.a. boskronkelsteeltje, gewoon kronkelsteeltje, breeksteeltje en pronkmos);
- broedkorrels (o.a. knopjesmos);
- broeddraadjes (o.a. veenknikmos);
- broedbeker (o.a. parapluutjesmos);
- broedknollen(o.a. gedraaid knikmos).
Een aantal voorbeelden van de ongeslachtelijke voortplanting
Broedkorrels
Het gewoon knopjesmos heeft als het ware knopjes op een steeltje. Knopjes zo groot als speldeknoppen. De 'speldenknoppen' zijn de broedkorrels. De broedkorrels zorgen voor een vegatieve vermeerdering van het gewoon knopjesmos.
Broedbekers
Het parapluutjesmos ziet er uit als een groen plakkaat op de vochtige grond of vochtige muren. De plant heeft geen stengels of bladeren maar lobben. Op de groene lobben komen in het midden een soort beker met een gewimperde bredere bovenrand. Dit zijn de broedbekers. In de broedbeker liggen broedschijfjes (mosweefsel), die uit elkaar spatten door o.a. regendruppels en zo zorgen voor nieuw mos. Het parapluutjesmos is een mos die zich zowel ongeslachtelijk als ook geslachtelijk kan voortplanten.
Bij de geslachtelijke voortplanting van het parapluutjesmos zijn er mannelijke en vrouwelijke mosjes. Op beide mossen groeien in het voorjaar de parapluutjes. Het vrouwelijke parapluutje heeft uitsteeksels met vrouwelijke geslachtsorganen en het mannelijke parapluutje heeft soort plat kommetje waarin de geslachtsorganen zitten. Door regendruppels spatten de mannelijke zaadcellen omhoog en komen zo bij het vrouwelijke parapluutje.
Afbreken van stengeltoppen (fragmentatie)
In het mos zit dan een zwak punt waardoor het afbreken vergemakkelijkt wordt. Het grijs kronkelsteeltje of cactusmos plant zich voort door afbreken van de stengeltoppen. Het grijs kronkelsteeltje is een exoot. In de jaren veertig is dit mosje waarschijnlijk Europa 'binnen gebracht'. Men vermoedt dat het meegevoerd is in de Tweede Wereldoorlog door de legertanks. Vandaar ook de naam tankmos. Grijskronkelsteeltje, cactusmos of tankmos zijn dus namen voor hetzelfde mos.
In Nederland het eerst waargenomen in 1961, in de duinen. Op de Waddeneilanden wordt het grijs kronkelsteeltje ook wel mospest genoemd. Dit omdat het grijs kronkelsteeltje zich uitbreidt ten koste van de oorspronkelijke mosflora. Het grijs kronkelsteeltje, met de glasharen die haaks van de bladtoppen afstaan. Erg kenmerkend en schitterend om te zien. Het grijs kronkelsteeltje laat de stengelstukken los en deze groeien uit tot een nieuwe plant. Gemakkelijk te verwarren met de broedtakken van het boskronkelsteeltje.
Zo klein en zo bijzonder is een mosje. Niet alleen in het gras of kuipplantenaarde maar overal. Het loont de moeite om af en toe door de knieën te gaan en gewoon te kijken van heel dichtbij. Om even stil te staan dat waar we overheen lopen iets heel bijzonders en ingenieus is.