Het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel is het orgaanstelsel dat het lichaam bestuurt. Er valt ontzettend veel over te leren. Hier vast de belangrijkste informatie.
Er zijn twee manieren om een bericht vanuit de hersenen (het centrale besturingsorgaan) naar de uitvoerende organen te sturen:
Hormonen
Hormonen worden gemaakt in hormoonklieren. Van de hormoonklier reizen de hormonen mee met het bloed naar de plaats van bestemming. De hypofyse is zo'n hormoonklier. We noemen de hypofyse ook wel pijnappelklier. De hypofyse maakt het schildklierstimulerend hormoon TSH. De schildklier maakt het schildklierhormoon dat de cellen aanzet tot groeien.
Er zijn veel meer hormonen die het lichaam aanmaakt. Een overzicht:
Hormoon | Functie | Hormoon | Functie |
STH | een groeihormoon voor alle cellen, gemaakt in de hypofyse | Glucocorticosteroide of Cortisol | een hormoon van de bijnierschors die de bloedsuikerspiegel van het lichaam verhoogt. |
FSH | het follikelstimulerend hormoon voor follikelgroei in de ovaria, gemaakt in de hypofyse | Geslachtshormonen | door de bijnierschors gemaakt, bedoeld voor groei en ontwikkeling van de geslachtsorganen |
LH | Luteiniserend hormoon voor de groei van het gele lichaam in de ovaria, gemaakt in de hypofyse | adrenaline | gemaakt door het bijniermerg, voor het reageren op stresssituaties, het gaat naar alle cellen van het lichaam |
TSH | schildklierstimulerend hormoon voor de productie van schildklierhormonen in de schildklier, gemaakt in de hypofyse | Glucagon | Gemaakt door de alvleesklier voor het verhogen van het bloedsuikergehalte in de lever |
ACTH | bijnierschorsstimulerend hormoon, voor de aanmaak van hormonen in de bijnierschors, gemaakt in de hypofyse | Insuline | gemaakt in de alvleesklier, verlaagt het bloedsuikergehalte in alle cellen |
Oxytocine | voor het samentrekken van dde gladde spier in de baarmoeder en de melkklieren, gemaakt in de hypofyse | Oestrogenen | gemaakt in het ovarium, is van inlvoed op de geslachtscyclus en de geslachtskenmerken |
ADH | anti-diuretisch hormoon, voor het vasthouden van vocht door de nierengemaakt in de hypofyse | progestagenen | gemaakt in het ovarium, van invloed op de geslachtscyclus en de geslachtskenmerken |
Thyroxine | een schildklierhormoon dat naar alle cellen gaat voor groei en stofwisseling | Testosteron | gemaakt in de testes voor de aanmaak van zaadcellen en van invloed op de geslachtskenmerken in de geslachtscellen |
Een kenmerk van de door hormonen gereguleerde processen in het lichaam, is dat de sturing langzamer is dan die via de zenuwcellen, maar dat de werking langer duurt.
Prikkels
De zenuwen geleiden elektrische prikkels. Dit zijn elektrische signalen die door het lichaam gaan. De hersenen communiceren met lichaam en andersom door middel van deze prikkels.
Functies van het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel heeft de volgende functies:
- waarneming: de waarnemingen door de zintuigen worden omgezet in prikkels. De verwerking van de prikkel gebeurt in de hersenen. Hier vindt ook de eventuele bewustwording van de prikkel plaats.
- coordinatie van reacties op de prikkels: dit gebeurt door het activeren of het onderdrukken van organen.
- coordinatie van onderlinge samenwerking van organen: het zenuwstelsel coordineert indirect via de hypofyse
- psychische functies: functies orndom het gedrag, de wil, het karakter en het bewustzijn.
Het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel is opgebouwd uit zenuwweefsel en steunweefsel. Het steunweefsel bestaat uit steuncellen, de gliacellen. Gliacellen geven steun en vorm aan het zenuwweefsel en zorgen voor de voeding en bescherming.
Een zenuwcel noemt men een neuron. Neuronen kunnen niet delen, een zenuwcel kan dus niet vervangen worden. Als een deel van de cel beschadigt kan deze soms wel herstellen. De meeste beschadigingen aan het zenuwstelsel zijn echter blijvend.
De zenuwcel heeft een aantal korte uitlopers, die we dendrieten noemen. De zenuwcel heeft ook een lange uitloper, deze noemen we axon of neuriet. De neurieten zijn gebundeld en in die vorm noemen we ze een zenuw of een zenuwbaan.
Een synaps is de plek waar de prikkel wordt overgedragen aan de volgende neuron. Het is een spleet tussen het einde van de neuriet van de ene zenuwcel en het begin van de dendriet van de volgende zenuwcel.
De prikkel die geleid wordt door de zenuwcellen geeft in het uiteinde van de axon een chemische stof af in de synapsspleet. Deze stof noemen we een neurotransmitter. De neurotransmitter komt in contact met de dendriet van de volgende zenuwcel. Deze dendriet heeft hiervoor speciale ontvangertjes, de receptoren. De dendriet stuurt nu een elektrisch signaal naar het cellichaam van zijn eigen cel. De transmittervloeistof wordt weer afgebroken. Bekende neurotransmitters zijn achtylcholine en noradrenaline. Als men pijnstillers slikt, blokkeren deze de neurotransmitters, zodat de pijn niet doorgegeven kan worden aan de zenuwcellen.
De neurieten of axonen worden omgeven door bindweefselcellen die steun geven. Deze cellen heten de cellen van Schwann. Om een bundel neurieten, dus om de zenuwvezel zit ook een dunlaagje bindweefselcellen. Deze noemen we de schede van Schwann. De bindweefselcellen zorgen voor voeding en bescherming.
Tussen de axon en de cellen van Schwann zit een laagje myeline, dit is een soort vet. Axonen met een myelineschede geleiden de prikkels sneller dan de axonen zonder.
De axonen met de omringende myelineschede dient voor het transport van de prikkels en noemen we de witte stof. De cellichamen die de prikkels ontvangen en verwerken noemen we de grijze stof. De hersenen zijn grijze stof.
Het zenuwstelsel bestaat uit twee delen:
- het centrale zenuwstelsel
- het perifere zenuwstelsel
Het centrale zenuwstelsel
Het centrale zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het ruggemerg. Het bevat vooral grijze stof met veel cellichamen en gliacellen.
De hersenen bestaan uit de grote hersenen (cerebrum), de tussenhersenen met de hypothalamus, de hersenstam en kleine hersenen (cerebellum). De hersenen worden beschermt door de schedel. Het ruggemerg wordt beschermd door de wervelkolom. De hypothalamus zet zenuwprikkels om in hormoonprikkels.
Het centrale zenuwstelsel, de hersenen en het ruggemerg worden omgeven door 3 vliezen of meninges, dit zijn de hersenvliezen. Ook worden ze omgeven door een vloeistof (liquor). De drie vliezen zijn eht buitenste vlies, het middelste vlies, en het binnenste vlies.
Het buitenste vlies noemen we het harde hersenvlies of dura mater. Het is een dik vlies dat verkleef is met de periost aan de binnekant van de schedel. Een periost is een bindweefselvlies aan het bot. In het wervelkanaal ligt het dura mater vrij van de wand en vormt het een zak waarin het ruggemerg ligt
Het middelste vlies noemen we spinnenwebvlies of arachnoidea. Het ligt dicht tegen de binnenkant van de dura mater. Het vormt bindweefselschotten met daarin de hersenvloeistof of liquor cereborspinalis.
Het binnenste vlies noemen we het zachte hersenvlies of piamater. Het is een dun vlies met een dicht netwerk van bloedvaten die de hersenen voorzien van bloed.
Het centrale zenuwstelsel drijft in vloeistof, de liquor. De vloeistof zit in de bindweefselschotten van het spinnenwebvlies en dient als stootkussen en warmteisolatie. De liquor wordt afgebroken en geproduceerd in de holten van de dura mater. Door liquor cerebrospinalis af te nemen kun je onderzoeken hoe gaat met de hersenen. Je kunt bijvoorbeeld zien of er sprake van meningitis (hersenvliesontsteking) is.
Het zenuwweefsel heeft een intensieve stofwisseling en daarom veel bloed nodig. Als de bloedvoorziening onderbroken wordt volgt er een flauwte. Als de hersenen enkele minuten geen zuurstof krijgen treedt er een beschadiging van de hersenen op. Het bloed komt bij de hersenen door de linker en rechter halsslagaders en door twee slagaders die langs de dwarsuitsteeksels van de halswevels lopen en via het achterhoofdsgat in de schedel komen.
Deze vier slagaders vertakken in het zachte hersenvlies in capillairen, een vaatnet aan de oppervlakte van de hersenen. De zuurstof en voedingstoffen worden op twee manieren aan de hersenen afgestaan. Dit kan rechtstreeks via de capillairwanden vanuit de pia meter. Dit vormt echter een bloed-hersenbarriere waardoor niet alle stoffen erdoor kunnen. De andere manier is via de liquor. Hier is de bloedliquor een barrier. Veel medicijnen worden door beide barrieres tegengehouden.
Het perifere zenuwstelsel
De prikkels gaan via het perifere zenuwstelsel. Dit zijn de zenuwen zelf, de witte stof met de axonen. Het is het deel van het zenuwstelsel dat buiten de hersenen en buiten het ruggemerg valt. Het zijn de verbindingen tussen het centrale zenuwstelsel en het lichaam. De draden die het centrale zenuwstelsel verbinden met het lichaam zijn zenuwvezels, deze lopen in bundels. Een bundel noemt men een zenuw.
Er zijn twee soorten zenuwsignalen
- afferente zenuwsignalen
- efferente zenuwsignalen
De afferente zenuwsignalen lopen van het lichaam naar het centrale zenuwstelsel door sensibele zenuwvezels. De efferente zenuwsignalen lopen van het centrale zenuwstelsel naar het lichaam door de motorische zenuwvezels. Zowel de sensibele als de motorische zenuwvezels lopen door dezelfde zenuw.
De kopzenuwen lopen door gaatjes in de schedel en bevatten ook sensibele en motorische vezels.
Er zijn twee zenuwprocessen
- Het willekeurige proces
- Het onwillekeurige proces
Het willekeurige zenuwstelsel noemt men het animale zenuwstelsel. Het onwillekeurige zenuwstelsel noemt men het vegetatieve stelsel. Het vegetatieve stelsel bestaat uit twee delen. Een deel is werkzaam in rust en een deel is werkzaam bij activiteit. Deze delen kunnen niet tegelijkertijd werken. Dit heet antagonistische (tegengestelde) werking. Het gedeelte dat actief is bij rust, noemt men het parasympatische gedeelte. Het gedeelte dat aktief is bij activiteit noemt met het sympatische gedeelte.
Bij sympatische activiteit is de stofwisseling hoog, de pols is hoger, de ademhaling sneller. Het bloedsuikergehalte is verhoogd evenals de afscheiding van adrenaline door het bijniermerg. De pupillen zijn verwijdt en er is bloedvatvernauwing in de huid. Het lichaam zweet en de spijsvertering wordt geremd.
Bij parasympatische aktiviteit is de stofwisseling verlaagd evenals de hartactiviteit. De pupil is vernauwd. Er is bloedvatverwijding in de huid en de darmactiviteit wordt gestimuleerd
Een belangrijk deel van het parpasympatische zenuwstelsel is de nervus vagus of zwervende zenuw. Het is een kopzenuw die de werking van de darmen stimuleert en de werking van het hart remt.
De hersenen
De grote hersenen bestaan uit schors (grijze stof) aan de oppervlakte en merg (witte stof) aan de binnenkant. Men weet nog steeds niet precies welk deel van de hersenen verantwoordelijk is voor welke lichaamsfunctie. Een aantal plekken zijn wel bekend, zo bestaat er een muzikale schors, een visuele schors en een auditieve schors. De linker en de rechterkwab van de grote hersenen worden met elkaar verbonden door een vezelbundel
De tussenhersenen zitten tusen de grote hersenen en de hersenstam. De tussenhersenen bevatten een aantal grijze stof-kernen die een aantal lichaamsprocessen regelen. Op de bodem van de tussenhersenen ligt de hypothalamus.
De hersenstam ligt als een staaf onder de grote en de kleine hersenen. Het bevat veel vezelbanen en kerngebieden. Hier ontspringen de kopzenuwen. Een belangrijke kern in de hersenstam is het waak / slaap-centrum.
De kleine hersenen of cerebellum liggen onder het achterste gedeelte van de grote hersenen. De kleine hersenen bestaan uit twee helften, links en rechts. Binnen in zit merg, buitenom zit schors. De kleine hersenen zijn verantwoordelijk voor de afstemming van bewegingen. Als het cerebellum beschadigt is zorgt dit voor ongecontroleerde bewegingen. Het drinken van alcohol verdooft het cerebellum, men noemt dit ataxie. Ook dronken mensen bewegen ongecontroleerd.
Het ruggemerg
Het ruggemerg loopt van het achterhoofdsgat, door het wervelkanaal naar de tweede lumbaalwervel. Het wordt omgeven door drie vliezen. Het ruggemerg wordt steeds dunner omdat de zenuwen aftakken. Tijdens de groei, groeit de ruggegraat meer dan het ruggemerg. In het laatste stukje van het wervelkanaal ligt daarom geen ruggemerg. Hier lopen alleen resterende zenuwen naar de staart. Dit stukje noemt men paardestaart of cauda equina.
Reflexen
Reflexen spelen overal een rol in het lichaam. Hitte wordt bijvoorbeeld geregistreerd door warmtegevoelige orgaantjes in de huid. Via de sensibele zenuw gaat dit signaal naar het ruggemerg. Via een dendriet komt de prikkel bij het zenuwlichaam. Het zenuwlichaam geeft het signaal nu aan twee kanten door. Richting de hersenen voor bewustwording en aan het de motorische zenuw die de spier activeert.
Reflexen die getest kunnen worden zijn de kniepees, de pupilrefelx, de slikreflex, de hoestreflex en de anusreflex.
Onderzoek van het zenuwstelsel
Bij het onderzoeken van het zenuwstelsel kijkt de dierenarts naar het bewustzijnsniveau. Is het dier alert of is er sprake van sopor, stupor of coma? De dierenarts controleert de lichaamshouding en de gang. Deze kan verstoort zijn door vermindere kracht door parese of paralyse. Er kan sprake zijn van verminderde coordinatie (ataxie)
De dierenarts palpeert (betast) de kop, de ruggegraat en de poten. Hij controleert of er sprake is van spieratrofie (verdunde spier) en zal de kop van het dier bewegen om te kijken of het dier pijn heeft, wat een nekhernia zou kunnen indiceren.
De arts kan de reflexen van het dier testen om te kijken of er sprake is van een stoornis in het centrale zenuwstelsel of in het perifere zenuwstelsel. Bij een stoornis in het centrale zenuwstelsel zullen de reflexen het wel doen. Bij een stoornis in het perifere zenuwstel doen de reflexen het niet.
Ingewikkelde reflexen zijn de zogenaamde houdingsreactie, waarbij verschillende reflexbogen zijn betrokken. Hiermee test je een groot deel van het lichaam. Een voorbeeld is het dubbeltreden, een houdingsreactie waarbij de tenen van de hond met de hand gebogen worden. De bedoeling is dat de tenen in de normale stand terug keren en dat het dier niet gaat staan op de gebogen tenen.
De spinale reflexen zijn de eenvoudige reflexen:
- De kniepeesreflex: met een hamertje slaat met op de kniepees, dit doet de voet naar voren schieten.
- De externsor carpi radialis reflex: Dit is een variant van de kniepeesreflex in de voorpoot van een dier. De ondervoet strekt.
- De anusreflex: Bij het aanraken van de anus, hoort deze samen te trekken
- De terugtrekreflex: Als men knijpt in de nagelbasis van het dier, hoort deze de poot terug te trekken. Het is een reflex, het dier voelt geen pijn.
De kopzenuwreflexen zijn de meer ingewikkelde reflexen:
- De pupilreflex: als er met een lamp in het oog geschenen wordt, horen de pupillen van beide ogen samen te knijpen. Dit reflex gaat door de nervus opticus (de optische zenuw) en de nervus oculomotorius (de oogbewegingszenuw).
- De ooglidreflex: als de huid bij het oog aangetikt wordt, zonder dat het dier het ziet aankomen, hoort het oog samen te knijpen. Het ooglidreflex gaat via de nervus trigeminus (de vijfde hersenzenuw) en de nervus facialis (aangezichtszenuw)
- Het dreigreflex: Het dier hoort te knipperen met de ogen als je dreigt je vinger er in te steken. Deze reflex gaat via de nervus opticus en de nervus facialis.
- De slikreflex: Bij het trekken aan de tong en het wrijven over het strottenhoofd, hoort het dier te gaan slikken. Deze reflex loopt via de nervus vagus (de zwervende zenuw) en de nervus glossopharyngeus (de tong-keelzenuw)
- De hoestreflex: bij het knijpen in de luchtpijp gaat het dier hoesten, deze reflex loopt via de nervus vagus en de nervus glossophyngeus.
De dierenarts kan verder nog de pijnperceptie onderzoeken. Dit is een reflex waarbij het dier wel pijn voelt. De dierenarts test dit door met een scherpe punt in het lijf te prikken.
De dierenarts kan ook het liquor cerebrospinalis onderzoeken op ziekteverwekkers. Dit kan door rontgen, door een ECG (elektromyogram) waarbij de elektrische spieractiviteit gemeten wordt, of een CT-scan. Een CT-scan kan alleen in Utrecht gemaakt worden.
Aantasting van het zenuwstelsel
Als het zenuwstelsel van een dier is aangetast zijn de symptomen soms moeilijk te herkennen. Er kan verandering van gedrag zijn. Een hond kan bijvoorbeeld gaan happen naar vliegen die er niet zijn, rondjes draaien en achter zijn staart aanjagen, tegen muren lopen of onverklaarbare agressie hebben.
Er kunnen veranderingen in het bewustzijnsniveau optreden. Het dier is minder alert. Een vermindert bewustzijn noemt men sopor. Het dier is sloom en depressief. Het dier is wel op te wekken met lichte prikkels. Als een dier alleen nog met sterke prikkels te wekken is en continu slaperig is, noemen we dit stupor. Als een dier niet meer te wekken is, noemen we het coma.
Als het zenuwstelsel is aangetast kan het dier ook last hebben van spierzwakte (parese), spierverlamming (paralyse) of een verstoring van de coordinatie hebben (ataxie), het dier lijkt dronken.
De dierenarts kan via het testen van de reflexen een beeld krijgen van het zenuwstelsel.