Het urinewegstelsel
Het urinewegstelsel dien voor de afvoer van afvalstoffen via de urine. Bij sommige dieren heeft het urinewegstelsel nog een rol, namelijk in de communicatie tussen soorgenoten. Door het verspreiden van urine in de omgevind, maken deze dieren elkaar dingen duidelijk.
Het urinewegstelsel
Het urinewegstelsel is een stelsel met eenrichtingsverkeer. De nieren filteren het bloed, via de nierbuizen gaat deze primaire urine naar het nierbekken. In de nierbuizen wordt er water en zout uit de primaire urine gehaald en andere stoffen toegevoegd. Eenmaal in de nierbekken is de primaire urine verandert in secundaire urine. Hier wordt het verzameld en afgevoerd via de urinebuis naar de blaas. Via de plasbuis of urethra gaat de urine van de blaas naar buiten.
De nier
Ieder dier heeft twee nieren. De nier heeft de vorm van een boon. De nieren liggen in de buikholte, tegen de rugspieren en de ruggegraat, net achter de ribben. In de deuk van de boon lopen bloedvaten, lymfevaten, zenuwen en ureteren in en uit de nier. De nier wordt voorzien van bloed door de nierslagaders die vanaf de aorta naar de nier leiden. De nierslagader heet ook wel arteria renalis.
De nier is opgebouwd uit kleine filtersysteempjes. Elk niersysteempje is een bolletje kleine bloedvaatjes die werken als een zeefje. De moeilijke naam voor zo'n zeefje is een nefron. De kleine bloedvaatjes heten glomerulus. De bloedcellen en de grote eiwitten kunnen niet door de glomerulus. Andere stoffen wel. Deze worden opgevangen in het kapsel van Bowman, dit is een soort trechter onder de zeef. Aan de tuut van het kapsel van Bowman begint het nierbuisje of tubulus. De tubuli lopen van het kapsel van Bowman naar het binnenste van de nier, hier maakt het een haarspeltbocht terug naar de glomerulus. De glomerulus gaan over in verzamelbuizen welke tezamen uitkomen in het nierbekken. De urine verlaat hie via de urether de nier richting de blaas.
Een nefron bevat glomerulus, het kapsel van bowman en een tubulus. De nier bevat duizenden nefronen. Alle glomeruli, dus de bloedvaatjes, liggen aan de buitenkant van de nier, de nierschors. Alle tubuli, dus de nierbuisjes, lopen naar binnen de nier in. Deze buisjes vormen in de nier een bepaald patroon en vormt het niermerg.
De ureteren zijn dunne buisjes die van de nieren over het dak van de buikholte naar de blaas lopen. Ze gaan door de blaaswand en lopen nog een stukje door. Op deze manier wordt de blaas afgesloten op het moment dat hij vol is en wordt terugstromen van de urine voorkomen.
Er zijn twee afvalstoffen die door de nieren uit het bloed worden gehaald. Dit zijn ureum en creatinine. Ureum ontstaat bij de afbraak van eiwitten. Creatinine ontstaat bij de afbraak van spieren. Beide stoffen zijn niet heel giftig, maar makkelijk aan te tonen in het bloed. Als de concentratie van creatinine en ureum is gestegen in het bloed dan kan men er van uit gaan dat ook de concentratie van andere giftige stoffen gestegen is en dat er iets mis is met de ontgiftingsfunctie van de nieren. Deze situatie noemt men uremie. Een uremie vindt pas plaatst als 70% van de nier niet meer functioneert.
Er kunnen drie oorzaken zijn voor een niet functionerende nier:
- Pre-renale uremie waarbij de nieren niet goed doorbloed worden. De oorzaak hiervan ligt buiten de nier, maar maakt dat de nier niet functioneert. De ureum / creatinine ratio is groter dan 150 (ureumgehalte gedeetl tot het creatinine gehalte)
- Renale uremie. De oorzaak van de niet functionerende nier ligt in de nier zelf. De ureum / creatinine ratio is hoger dan 100
- De postrenale uremie waarbij de oorzaak ligt in de afvoerende urinewegen, dus in de ureteren of de blaas. Bijvoorbeeld bij een verstopping kan de urine niet weg. Hierdoor kan er ook weinig primaire urine gemaakt worden. De ureum / creatinine ratio is hoger dan 150.
De blaas
De blaas is een hol orgaan die varieert van grootte per diersoort. De wand van de blaas is gemaakt van gladspierweefsel. De blaas ziet achterin de buikholte. Als de blaas leeg is zit hij tussen de bekkenbeenderen. Als de blaas vol is, zakt hij tot de bodem van de buikholte. Bij sommige dieren, zoals de kat, is hij dan voelbaar. Een ongeboren jong heeft een verbinding van de navel naar de blaas. Deze verbinding sluit na de geboorte. Sommige dieren houden een leknavel, dit betekent dat de buis zich niet gesloten heeft. Er komt ook urine uit de navel bij het plassen. Dit kan ontstekingen veroorzaken.
De blaas wordt afgesloten met een dubbele sluitspier. Een van de sluitspieren is van glad spierweefsel en een is van dwarsgestreept spierweefsel. Alleen de dwarsgestreepte sluitspier staat onder invloed van de wil. Door een reflex werken blaas en sluitspieren mee met plassen. De dwarsgestreepte sluitspier kan de plas ophouden.
Urethra
De urethra zijn de plasbuizen. Deze lopen van de blaas naar buiten. Vrouwtjesdieren hebben een korte urethra die uitkomt in de vagina. Doordat de buis kort is heeft het vrouwtjesdier vaker last van blaasontsteking dan het mannetjes dier. Bij het mannetjes dier is de urethra lang en komt hij uit in de penis. Vlak na de blaas loopt de urethra door de prostaat. De urethra is bij het mannetjes dier smaller, waardoor zij eerder last zullen hebben van niersteentjes. Bij katers zien we dit veel.
De prostaat is een klier die slijm produceert dat voeding geeft aan de zaadcellen.
Glomeruli
De glomeruli zijn de bloedvaatjes die de urine filteren. Het water uit de primaire urine wordt opgenomen door de glomeruli, evenals de opgeloste stoffen in het water. Deze komen terug in het bloed. Dit bloed wordt afgevoerd via de vena renalis of nierader.
De primaire urine die in het kapsel van Bowman komt kan bij een grote hond meer dan 100 liter per dag zijn. De primaire urine wordt ingedikt tot secundaire urine. De hoeveelheid secundaire urine is ongeveer 20 tot 80 ml per kg lichaamsgewicht per dag. Bij een kat geldt 10 a 15 ml urine per kg lichaamsgewicht per dag.
Tubuli
De tubuli zijn de niervaatjes die de urine opvangen die door het kapsel van bowman gaat. Opnieuw wordt hier water aan de primaire urine onttrokken. Dit wordt geregeld door een hormoon, namelijk het anti-diuretisch hormoon of ADH. Dit hormoon wordt gemaakt in de hypofyse. De tubuli nemen het water op en brengen het terug naar het bloed
De primaire urine bevat ongeveer 0.9% zout of natriumchloride (NaCl), ook bekent als keukenzout. Zout wordt door de tubuli teruggeven aan het bloed. De zoutconcentratie van bloed is ook ongeveer 0.9%.
De ph-waarde (zuurgraad) van het bloed moet constant blijven. De nieren spelen hierbij een rol met hun bloedbuffers. Dit zijn stoffen die het teveel aan zuur of het teveel aan base neutraliseren. Het zuur in het bloed is koolzuur, een opgeloste vorm van kooldioxide. Eenmaal bij de longen aangekomen verandert koolzuur weer in kooldioxide, zodat het uitgeademt kan worden. De tubuli regelen de zuurgraad door meer of minder bicarbonaat (bloedbuffer) via de urine te laten ontsnappen. De longen regelen de zuurgraad door meer of minder koolzuur uit te ademen.
Slecht functionerende nieren zijn dus van invloed op de zuurgraad van het lichaam. Bij een te hoge of te lage zuurgraad voelt men zich beroerd en functioneert het lichaam minder goed. Uiteindelijk kan multiple organ failure optreden als alle organen falen.
Onderzoek van de urinewegen
Als een dierenarts de urinewegen wil onderzoeken zal hij de opening van urethra willen bekijken. Daarnaast wil hij ook de urine controleren. Hij kijkt naar de kleur, de hoeveelheid, de helderheid en de geur van de urine. In een labaratorium kan de urine onderzocht worden op ph waarde, op soortelijk gewicht, of stoffen in de urine. Onder de microscoop kan gezocht worden naar bloed, bacterien, celle of steentjes in de urine.
De dierenarts kan de urinewegen bekijken op een rontgenfoto. Hiervoor is het nodig rontgencontrastvloeistof binnen te brengen via de urethra.
De blaaswand kan met een echo bekeken worden.
De arts kan verder een nierbiopt doen. Hiermee haalt hij met een lange naald een stukje uit de nier om deze te bekijken onder de microscoop.
Soms is het nodig een dorstproef te doen, waarbij het dier geen water te drinken krijgt. De arts kan hiermee controleren of de urine zich concentreert.
Symptomen van een niet goed functionerend urinewegstelsel
Als het urinewegstelsel niet goed functioneerd, horen daar de volgende symptomen bij:
- braken
- diarree
- vermageren
- afwijkend gedrag
- verandering in het plaspatroon
- vaker plassen (polyurie)
- veel drinken (plydipsie)
- soms ook weinig of niet plassen (anurie)
Blaasontsteking
De symptomen van een blaasontsteking zijn: veel naar het toilet moeten of de drang voelen zonder te moeten plassen. Weinig plassen, soms enkel een paar druppels. Soms kan er bloed in de urine zitten. Een ander woord voor blaasontsteking is cystitis. Een blaasontsteking is te genezen met een antibioticum.
Anurie
Een dier plast weinig of niet, dit komt door het falen van de nieren en is levensbedreigend.
Uremie
Uremie komt door nierfalen. De symptomen van uremie zijn braken, misselijkheid, stank uit de bek, afwijkend gedrag, zweren in de slijmvliezen, zich beroerd voelen. Een uremie vindt pas plaats als 70% van de nieren niet meer werkt. Voor dieren is dan vrijwel altijd te laat. Mensen kunnen nog een niertransplantatie ondergaan. Men dient de nier zo min mogelijk te belasten en het dier moet op een nierdieet gezet worden.
Bij een acuut nierfalen stopt de nier er plotseling mee en onstaat uremie. Er vindt een snelle verzuring van het bloed plaats (acidose) die levensbedreigend is. Een dier zal aan het infuus moeten om te proberen de nier te forceren weer aan het werk te gaan. Vervolgens moet de oorzaak van het acute nierfalen aangepakt worden, dit kan bijvoorbeeld een bacterie zijn.
Blaaswandscheur
De blaaswand kan scheuren door bijvoorbeeld een ongeluk. Als de blaaswand gescheurd is komt er urine in de buikholte. Soms plast het dier helemaal niet meer omdat alle urine in de buikholte loopt. Als het dier nog wel plast zit er vaak bloed in de urine. Doordat de urine in de buikholte zich verzamelt heeft het dier een dikke klotsende buik. De ureum komt via de buikholte weer in het bloed waardoor een uremie kan ontstaan. De blaaswand moet dicht gemaakt worden door middel van een operatie.
Incontinentie
Incontinentie betekent verlies van urine. Het kan ontstaan doordat er een te grote druk op de sluitspier van de blaas staat waardoor er sprake is van een overloop blaas. De blaas is groot
Incontinentie kan ook ontstaan door een verandering in het afsluitmechanisme. De blaas is klein of normaal. De sluitspier werkt niet goed, er ontstaat lekkage. Dit komt wel voor bij teven van grote hondenrassen die jong gesteriliseerd worden. Medicatie kan de spierkracht vergroten.
Incontinentie kan ook ontstaan door een afwijking of vergroeiing van de blaas, de vagina of penis. De urine kan zich gaan ophopen. De blaas is klein de afwijking of vergroeiing dient operatief verholpen te worden.
Urethra afsluiting
De urethra kan afgesloten worden door steentjes uit de blaas, blaasgruis. Hierdoor raakte de blaas steeds voller omdat het dier niet kan plassen. Vooral katers hebben hier last van. Soms zit er wat bloed in de urine. Als de blaas vol raakt kunnen de nieren niet meer wekren en ontstaat een postrenale uremie.