Nieswortel, giftig genoegen
Een opvallende plantenverschijning op mijn vele bergtochten is de Veratrum album of Nieswortel. Veratrum behoort tot de familie der Liliaceeën, zijn bladeren zijn groot tot 30 cm, breed, parallel-nervig, met een gladde gave rand, ze hebben geen bladsteel maar zijn stengelomvattend. Bovenaan de bloeistengel zijn de bladeren veel kleiner en lancet-vormig. De bloemen zitten in aarvormige trossen aan een stevige rechtopstaande bloeistengel.
Verwarring in de bergen is mogelijk met de Gele gentiaan, die van op afstand bekeken zowat hetzelfde profiel heeft, een stevige bloemstengel van 1 tot 1,5 meter hoog. Van dichtbij bekeken lijken ook de rosetten van de niet-bloeiende planten op mekaar. En zeker bij het oogsten van de door mekaar groeiende wortels is er vergissing mogelijk. Voor alle duidelijkheid: Veratrum is giftig, Gentiana niet. Veratrum album groeit graag op bergweiden, vooral bij bergbeekjes en ook in lichte bossen. Hij komt voor in bergachtige streken in Europa, bv. de Alpen en Pyreneeën, maar ook in Scandinavische landen, Rusland, Siberië en Japan.
Wortelstok van Veratrum, vroeger als medicijn en als insecticide
Het plantendeel, dat in de geneeskunde gebruikt wordt, is de wortelstok. Na de bloei ontstaat uit een okselknop van één van de grondstandige bladeren een nieuwe wortelstok, waaruit na vijf tot tien jaar een bloeistengel kan komen. Na verloop van tijd verdwijnt de verbinding tussen de twee wortelstokken en gaan de planten een eigen leven leiden. Dit is dus een tweede voortplantingswijze, een welkome aanvulling op de voortplanting via bestuiving. De wortelstok wordt in de herfst opgegraven, in de lengte doorgesneden en gedroogd. De drogerij is reukloos maar smaakt scherp en bitter, tot poeder vermalen prikkelt het de neusslijmvliezen en veroorzaakt zo niesbuien. Vandaar ook de naam Nieswortel, niet te verwarren met het Nieskruid, Helleborus.
Gebruik in de Oudheid
Reeds in de klassieke oudheid werden uitvoerige beschrijvingen gegeven van de plant en zijn werkingen en hij is zelfs op Griekse munten afgebeeld. In Griekse geschriften wordt hij "hellêboros lêukos" genoemd. Dioskurides Pedanius, die in de 1e eeuw na Christus leefde, schreef dat de plant werd gebruikt als braak- en niesmiddel en hij beschreef de toepassing als muizengif. De witte nieswortel werd ook veelvuldig toegepast bij waanzin en epilepsie. Hoe algemeen het gebruik geweest is in Griekenland, mag blijken uit het feit dat er werkwoorden en zegswijzen van het woord 'ellêboros' zijn afgeleid: helleboriao betekende gek zijn en helleboridzo, tot zijn verstand brengen.
Ook voor andere doeleinden bleek de nieswortel geschikt. Zo was rond het begin van onze jaartelling de sage bekend van Kleisthenes, tiran van Sikion (bij Korinthe), die in 600 vóór Christus als vergelding voor een aanval op Delphi de stad Kirra beroofde van zijn watervoorziening door de rivier af te dammen. Na enkele dagen werd de dam weer opengemaakt en kon de bevolking haar dorst lessen, dat leidde tot instorting van de verdediging van de stad wegens ziekte van de soldaten, omdat het water tevoren rijkelijk voorzien was van Hellêboros leucos-planten. De stad werd daarna makkelijk ingenomen.
De Romeinse senator Plinius de oudere, die in dezelfde tijd als Dioskorides leefde, en belang stelde in landen, volken en vegetaties, meldde het gebruik van helléborus bij waanzin, tegen ongedierte en dat het als pijlgif in gebruik was bij de Galliërs. Een van de passages uit zijn geschriften luidt als volgt: '
Galli sagittas in venata ellêboro tingunt circumsisoque vulnere tenerioram sentiri carnem affirmant', wat wil zeggen: de Galliërs dopen hun pijlen in het giftige sap van helleborus en ze zeggen dat het vlees tamelijk zacht is.
Ritueel oogsten van de wortelstok
Aan het uitgraven van de wortelstok werd speciale aandacht besteed. Zo schrijft Plinius dat er eerst met een zwaard een cirkel rond de wortelstok werd gesneden, dan werd de goden gesmeekt toe te stemmen in het uitgraven en vervolgens keek men naar de altijd wel voorradige adelaars. Kwam de dichtstbijzijnde toevliegen, dan moest de wortelgraver nog hetzelfde jaar sterven.
Middeleeuws en later gebruik
Ook in de Middeleeuwen werd de nieswortel gebruikt bij allerlei kwalen, van ziekten door voedselvergiftiging tot melancholie en waanzin, maar ook als insectenverdelger. In ‘dol’huizen werd hij toegepast om de hersenen van opgeslotenen te verlichten door hen voortdurend te laten niezen. Dat de geneeskundige toepassing zeker niet ongevaarlijk is en ook toendertijd bekend was, blijkt uit een rapport van een Engelse arts uit de 18e eeuw, een tijd waarin ingewandswormen als oorzaak van allerlei ziekten gezien werd. Ter verdrijving van die wormen werd nieswortel gebruikt en de arts schrijft: '
zo de patiënt niet dood gaat, gaat de worm zeker dood. Helaas gaan meestal beide dood.'
Dodoens, 16de eeuw, was een van de eersten die een duidelijke afbeelding van de plant weergaf in zijn Cruyde-Boeck.
Hij voerde weer de naam Veratrum album in als vervanging van de toen gebruikte namen "Helleborus albus" en "Helleboros leucos". Ook Linnaeus gebruikte de naam Veratrum, maar nog steeds worden in verschillende talen Veratrum en Helleborus door elkaar gebruikt, wat tot verwarring leidt omdat de naam Helleborus nu voorbehouden is aan een ander plantenfamilie, die in het Nederlands nu ook, o wat een verwarring, Nieskruid genoemd word.
Het mag duidelijk zijn dat we deze beide planten niet meer gebruiken in de klassieke fytotherapie. Zeker ook niet meer in niespoeders voor kinderen zoals vroeger het geval was, wel worden ze nog vrij veel verdund gebruikt in de homeopathie en ook het gebruik als insecticide behoort nog tot de mogelijkheden. Maar voorlopig geniet ik alleen maar van deze planten en hun verhalen, tijdens mijn wandelingen in hun en mijn geliefd hooggebergte.